HOOFDBESTUUR VERGADERDE maatschappij tot bevordering van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant land- eif tuinbouwblad VRIJDAG 10 JANUARI 1975 63e Jaargang - No. 3263 Sneeuw en ijs zijn langzamerhand zeldzame natuurverschijnselen geworden. De laatste jaren waren de winters bijzonder zacht. Vooral thans wordt door de akkerbouwer meer dan ooit om strenge vorst verlangd, om de structuur van de grond te herstel len en de nog in de grond zittende aardappelen onschadelijk te maken. „Als de dagen lengen, gaat de koude strengen", is een oud gezegde waarvan we hopen dat het bewaarheid wordt. In dit nummer o.m.: Uit de praktijk Pagina 5-6 Met welke regelingen kunnen we in 1975 te maken krijgen Pagina 7 Vragen rond de tombola van de inkomenstoeslagen Pagina 10 Ontwerp Algemene Arbeidsongeschiktheids wet Pagina II De maand januari op het Zeeuws landbouwbedrijf Pagina 12 - 13 Knolselderij - 30 of 35 ton per ha Pagina 14 Tuinbouw Pagina 15 Welzijn dieren verg! nieuw wettelijk kader Pagina 16-18 Najaarskeuring ta Goes Pagina 17 Voor de vrouw Pagina 23 OPENINGSWOORD NIEUWE VOORZITTER De vergadering van het Hoofdbestuur der ZLM stond voor de eerste maal onder leiding van de nieuwe voor? zitter, de heer Ir. D. Luteijn, die in zijn openingswoord allen de beste wensen voor gezin en bedrijf voor het nieuwe jaar deed toekomen. De voorzitter sprak een bijzonder woord van welkom tot het nieuwe hoofdbestuurslid, de heer H. C. v. d. Maas, die in ander verband, namelijk als vertegenwoordiger van de Plattelandsjongeren Organisatie ook een tiental jaren, geleden reeds deel heeft uitgemaakt van het hoofdbe stuur. Het verheugde de voorzitter, dat de kring Noord- Beveland de heer v. d. Maas tot kringvoorzitter heeft be noemd, omdat deze zich vooral het laatste jaar zeer in tensief met de landbouwpolitiek heeft beziggehouden. Het jaar 1974 is voor de land- en tuinbouw en met name in het werkgebied van de ZLM een zeer bijzonder en moeilijk jaar geweest. Na de oorlog, met uitzondering van het jaar 1953, moet 1974 tot het moeilijkste jaar wor den gerekend. Het weer heeft de boer het afgelopen jaar meer tegengewerkt dan ooit tevoren, omdat men ge confronteerd werd met zowel de droogste als de natste periode van deze eeuw. Niettegenstaande dit is zulks merkwaadrig genoeg van minder invloed geweest op de opbrengst der gewassen, die èn tot ontwikkeling kwamen èn geoogst konden worden, dan aanvankelijk werd ver wacht. Over het algemeen kan, met uitzondering van de «urkerbieten gesproken worden van redelijke tot goede opbrengsten. Wat het jaar 1974 zo bijzonder maakt is, dat een deel van de produkten niet of onvoldende tot ontwikkeling is kunnen komen, terwijl daarnaast een deel niet of slechts met grote verliezen geoogst kunnen worden. Voor het Zuid-Westelijk kleigebied kan de opbrengstderving door deze uitzonderlijke weersomstandigheden gesteld worden op ongeveer 100 miljoen gulden. Een opbrengst derving en inkomstenderving, die voor vele bedrijven extra hard aankomt, daar de positie door de forse kosten stijgingen, de onvoldoende prijsverhogingen en het wur gende fiscale stelsel toch al sterk ondermijnd was. In dit kader steekt de tegemoetkomingsregeling, zoals nu definitief is bekend gemaakt, wel erg schriel af. Dit geldt met name voor de hoogte van de ha-uitkeringen, gekoppeld aan het eigen risiko van 20 alsmede het niet onder de regeling vallen van de veehouderij en de loonwerkbedrijven. Daardoor, aldus de voorzitter, zal de vergoeding nauwelijks een kwart van de geleden schade dekken. Te betreuren is voorts, dat in tegenstelling tot het oorspronkelijke uitgangspunt de peildatum voor de registratie der ongeoogste produkten in de praktijk la ter dan op 6 januari zal komen te liggen. De registratie vangt deze dag aan en zal tot ongeveer 14 januari duren. De voorzitter zegt voorts dat ook op het landbouw politieke vlak 1974 een zeer bewogen jaar is geweest; de landbouw heeft de afgelopen zomer als het ware haar tanden laten zien en op niet mis te verstane wijze dui delijk gemaakt, dat aan het voortdurende proces van ondergraving en uitholling van haar positie in onze maat schappij een einde dient te komen. Dat zulks moest ge beuren via akties valt in onze democratische samenle ving te betreuren, doch is onvermijdelijk als de weg van redelijk overleg voor de landbouw onmogelijk wordt ge maakt. Vooral is dit het geval geweest bij het touwtrek ken rondom de revaluatiecompensatie afgelopen voor jaar. Dat de akties niet voor niets zijn gevoerd heeft de tijd daarna echter uitgewezen. Er werd weer naar de stem van de landbouw geluisterd en op een aantal gebieden werd een eerste aanzet gemaakt met een ander beleid, waar het voortbestaan van een gezonde land- en tuin bouw daadwerkelijk mee gediend is. Als belangrijkste beleidsombuigingen mogen dan ook worden aangemerkt de tussentijdse prijsverhoging voor de gegarandeerde produkten en de op de werkelijke kostenstijgingen van de laatste 2 jaar gebaseerde prijsvoorstellen voor 1975/1976 alsmede de erkenning van het principe, dat het inkomen van de loontrekkende en in de fiscale sfeer dan ook an ders behandeld dient te worden. Van groot belang voor de naaste toekomst is dan ook, dat de erkenning van het principe omgezet wordt in praktische gevolgen voor de land- en tuinbouw. Ook binnen de organisaties heeft 1974 sporen achter gelaten en er is een kritischer benadering vanuit de or ganisatie-achterban over het funktioneren van de eigen organisatie uit voortgekomen. De landbouworganisaties zullen zich in de komende tijd dan ook meer dan ooit moeten richten op hun hoofdzaak, namelijk het met alle geoorloofde middelen en methoden bevorderen, dat de boer en tuinder onder acceptabele sociale en financiële omstandigheden zijn bedrijf kan uit oefenen. De principiële besluiten op het gebide van de EG-prij- zen en de nationale belastingpolitiek zullen daadwerke lijk inhoud moeten krijgen, zodat de boer er ook direkte financiële resultaten van kan zien. Zeer kritisch dient de georganiseerde landbouw zich op te stellen tegenover allerlei aanvullende subsidie- en ondersteuningsregelingen, die naar buiten de indruk wek ken, dat de landbouw uitstekend wordt geholpen, doch die in de praktijk nauwelijks reële waarde blijken in te houden. In de komende tijd zal de landbouw ook veel aandacht moeten schenken aan enkele zaken, waar ook principieel nog nauwelijks vooruitgang is geboekt, zoals het EG- marktbeleid voor met name de granen en het vlees als mede het nationale beleid op het gebied van milieu, pla nologie en landschapsbescherming, waar de landbouw steeds meer beperkingen in de bedrijfsuitoefening krijgt te verduren. De organisatie heeft tot taak in de toekomst door het woud van de dagelijkse problemen heenziende, zoveel mogelijk het grote spoor vast te houden, dat moet leiden naar een perspektief biedende toekomst voor boeren en tuinders. AKKERBOUW De heer A. J. G. Doeleman deelde in zijn overzicht over de ontwikkelingen in de akkerbouwsektor mee, dat de algemene situatie voor het komende jaar zeer onzeker blijft. Een flinke vorstperiode zou aan de toestand veel kunnen verbeteren. De wat betere weersomstandigheden van de laatste weken hebben het nog mogelijk gemaaxt om wat wintertarwe in te zaaien, zulks echter onder on gunstige omstandigheden. Ook is daar de weersverbete- ring die bietenoogst nog grotendeels voltooid kunnen worden. Hier en daar worden ook nog wat aardappelen en uien gerooid, doch de kwaliteit vooral van het laatst genoemde produkt gaat hard achteruit, terwijl dit bij de aardappels zeer verschillend is. Ten aanzien van de prijsontwikkeling van de akker- bouwprodukten moet geconcludeerd worden, dat deze voor de belangrijkste produkten ongunstig is. Met name geldt dit voor de tarweprijs, die vorige week in Rotter- (Zie verder pag. 4)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 1