Boeke-Heesters Welzijn van dieren vergt nieuw wettelijk kader positie van het dier bedrijfsgebouwen graanbestanddeel gehalveerd veterinair aspect het mest- en stankvraagstuk 16 Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer der Sta ten Generaal van de begroting 1974 van het departement van landbouw en visserij deed minister mr. A. van der Stee de toezegging, een nota over de problematiek ron dom de intensieve veehouderij in ons land op te stellen. Deze Nota is thans aan het Parlement aangeboden. In deze Nota wordt beschreven hoe de situatie ten aan zien van de intensieve veehouderij in ons land thans is. Daarnaast wordt bezien welke toekomstige ontwikkelin gen te verwachten zijn, wat gedaan kan worden om de ontwikkelingen in de juist banen te leiden en op welke punten overheidsmaatregelen genomen moeten worden, bijvoorbeeld door uitbreiding en aanpassing van wette lijke voorzieningen. Behalve op het ontwikkelen van bruikbare zuiverings methoden blijft het streven gericht op een op landbouw kundige wijze in de kringloop brengen van mest en gier. In ons land is daartoe nog voldoende ruimte aanwezig. De bewindsman ondersteunt de ontwikkeling van provin ciale mestbaken die een verantwoorde mestverdeling na streven. Inmiddels zijn in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg mestbanken opgericht. De laatste jaren is de behoefte opgekomen de bodem tegen ongunstige invloeden van het gebruik van sommige meststoffen te beschermen, met name overdosering van bepaalde mineralen, zoals koper. Nagegaan wordt welke onderdelen van deze problema tiek kunnen worden geregeld in de in voorbereiding zijn de herziening van de Meststoffenwet respectievelijk in de Wet op de bodembescherming. Laatstgenoemde wet wordt bij het ministerie van Volksgezondheid en Milieu hygiëne voorbereid. Concentratie van intensieve veehouderij in grote be drijven in een beperkt deel van het land dient te wor den vermeden. Een dergelijke concentratie zou immers leiden tot ontkoppeling van intensieve veehouderij op 'het gemengde landbouwbedrijf. Dit zou de Nederiandse land bouwstructuur ondermijnen met alle sociale en econo mische gevolgen vandien. Bovendien ontstaan dan een potentieel extra belasting van het milieu (luchtveront reiniging, mest, gier) en een situatie die vanwege het dierziekterisico zowel veterinair als economisch onaan vaardbare consequenties heeft. De ontwikkeling van de intensieve veehouderijbedrij ven zoals die tot uiting komt in aanpassing en vernieu wing van bedrijfsgebouwen moet worden afgewogen te gen andere belangen die in de Nederlandse ruimte een rol spelen. Deze afweging kan er toe leiden dat op ge voelige plaatsen van het landelijke gebied zekere land bouwontwikkelingen niet of slechts onder bepaalde voor waarden toelaatbaar kunnen worden geacht. In het ka der van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen de nadelige ruimtelijke aspecten van de intensieve veehou derij op dezelfde voet als bij agrarische produktie en bo- demgebruik in het algemeen worden beheerst. Daarnaast kunnen, via beplanting en een passende vormgeving, be drijfsgebouwen op verantwoorde wijze in het landschap worden geplaatst. Een door het ministerie van landbouw en visserij in overleg met andere betrokken instanties ingestelde werkgroep zal vermoedelijk nog dit jaar aan bevelingen of voorstellen doen inzake de problematiek rondom de landschappelijke inpassing van gebouwen. Hieromtrent zal een voorlichtende brochure verschijnen. Voor de voeding van dieren worden in de intensieve veehouderij ook produkten gebruikt die de mens recht streeks zou kunnen consumeren. Bij het bestaande eco nomische systeem is dit onvermijdelijk. In ons land is het gebruik van granen in veevoer zo wel absoluut als relatief sterk teruggelopen. Het percen tage is gedaald van 62,3 in 1961/62 tot 30,1 in 1972/73. Vermindering van produktie van veevoer voor de in tensieve veehouderij zal nauwelijks een marginale ver betering van de voedselsituatie in de derde wereld op leveren. Een mondiale aanpak zou hierin tevens ver betering kunnen brengen. (Zie verder pag. 18) De positie van het dier in de intensieve veehouderij is de laatste tijd sterk in discus sie. Om het inzicht in deze problematiek te vergroten zal de TNO-commissie veehouderij welzijn dieren proberen nog dit jaar rapport uit te brengen. Indien op basis van wetenschappelijk be paalde, meetbare criteria normen voor het welzijn van dieren kunnen worden aange legd, zal minister Van der Stee aan het ne men van maatregelen meewerken. Onder zoek terzake, waarbij othologen (deskundi gen op het gebied van het gedrag van dieren) een belangrijke plaats innemen, stimuleert de bewindsman. Aan het uitsluitend op nationaal niveau uitvaardigen van voorschriften met sterk kostprijsverhogende effekten kleeft het be zwaar dat de concurrentiepositie van de Ne derlandse veehouderij wordt ondermijnd: te gelijkertijd bevordert minister Van der Stee naar vermogen dat in het kader van de Euro pese Gemeenschappen en de Raad van Euro pa een regeling ten aanzien van het welzijn van de dieren tot stand komt. Hij stelt zich ten doel dat nog dit zittings jaar een ontwerp tot wijziging van de Vee wet zal worden ingediend, dat enerzijds strekt tot het scheppen van een wettelijk ka der voor regelen met betrekking tot het wel zijn van de dieren op agrarische bedrijven en anderzijds ter verruiming van de bevoegd heden ter voorkoming van bestrijding van be smettelijke dierziekten. De problematiek inzake besmettelijke dier ziekten neemt namelijk toe naarmate de be drijfsvoering intensiever wordt. Het uitbre ken van dergelijke ziekten kan enorme scha de opleveren voor bedrijfsleven en overheid. Het risico wordt onaanvaardbaar groot bij sterke concentratie van intensieve veehoude rij in een beperkt gebied. De minister van landbouw en visserij moet de bevoegdheid krijgen eisen te stellen ten aanzien van inrichting, hygiëne en toezicht op bedrijven. Bovendien moet aansluiting bij een gezondheidsdienst voor dieren verplicht kunnen worden gesteld. Overheid en bedrijfsleven streven er met kracht naar de risico's voor het milieu tot een minimum te beperken. Via de Commissie Hinderpreventie Veeteeltbedrijven wordt het probleem van de stankpreventie ten princi pale aangepakt. Niet maskering van lucht verontreiniging, maar voorkóming ervan is daarbij het uitgangspunt. In de Coördinatie-commissie Megista TNO worden de activteiten van tien onderzoekin stellingen gebundeld. Projectgroepen beste den daarbij vooral aandacht aan stankpre ventie, behandeling en biologische afbraak van mest en gier en de samenstelling (mine ralen) van veevoer. In de werkgroep Hinderwet en Veehoude rij, bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Volksgezondheid en Milieu hygiëne en van Landbouw en Visserij, het Landbouwschap en de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten, bestaat volledige over eenstemming over de eisen waaraan nieuwe agrarische gebouwen in het kader van de Hinderwet moeten voldoen. Een beleidsad vies voor bestaande gebouwen is in studie. Minister Van der Stee zal samen met zijn ambtgenote van Volksgezondheid en Milieu hygiëne er naar streven dat het overleg in de werkgroep spoedig zal worden afgesloten, teneinde de problematiek van de toepassing van de Hinderwet op bestaande bedrijven op te lossen. Daarnaast zal een nieuwe uitgave van het boekje „Veehouderij en Hinderwet" verschij nen. Bij concentratie van dieren ontstaan pro blemen ten aanzien van de afzet van mest en gier. De lozing ervan in oppervlaktewater is ontoelaatbaar. Thyssen-Bornemisza Group nv Boeke-Heesters bv Industrieweg 9, Amersfoort, tel. 033 - 3 04 34 Vestigingen te: Beugen (08856 - 441), Erp (04135 - 733), Goes (01100 - 51 35), Goutum (05100-2 99 49), Haaren (04117-441), Hengelo-Gld (05753 -19 64) en Vessem (04979 - 444). Dit is het gevolg van: dubbele opvoerpootband, waardoor de band 50% langzamer draait. doelmatiger bunkervorm, die kiembeschadiging in de bunker voorkomt. grote aanaardsctyjven, die zorg dragen voor een perfecte toedekking. pootafstand, eenvoudig te verstellen vanaf 16 cm in de rij.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 16