Geen overeenstemming tussen handel en teler over knolselderijprijzen over 1975 Commentaar van de Thoolse rubriekschrijver Commentaar bestuur knolselderjjvereniging Overgangsregeling verlaging B.T.W. sierteeltprodukten 14 Gaarne willen wij nog even inhaken naar aanleiding van hetgeen naar voren is gekomen op deze vergadering en het stukje van een geachte Thoolse schrijver die blijkbaar niet op de hoogte is van wat daar precies is besproken. Op deze vergadering is namelijk (nog) geen overeenstem ming bereikt tussen handel en teler, alhoewel wij menen dat de verschillen lang niet zo groot zijn als is weergegeven. Wij zijn van mening dat het bericht wel zeer negatief is overgekomen. Op die vergadering is zeer duidelijk naar voren gekomen, dat de kostenberekening van de telers een heel ander beeld gaf, dan van een handelaar die zelf had ge teeld en ook op deze vergadering aanwezig was en wiens kosten aanmerkelijk lager waren. Deze handelaar had 20 hektare grond gehuurd voor 850,per hektare en niet voor 450,per hektare waar de telers vanuit waren gegaan. Verder heeft deze handelaar alles door een loonwerker moeten laten uitvoeren en kwam aan een prijs van tussen 5000,en 5100,per hektare vuil aan de cel geleverd. Volgens de telers is de opbrengst in 1974 zeer goed en ligt landelijk rond 35 ton per hektare. Belangrijk voor het berekenen van de kostprijs is natuurlijk van welke opbrengst men uitgaat. Wij als handel zijn er wel van overtuigd dat voor 1975 de prijzen aangepast moeten worden, omdat alles duurder is geworden en wij hebben dat dan ook op deze vergadering voorgesteld. Indien de prijs _voor 1975 vastgesteld zou worden op 18,per 100 kg exclusief B.T.W. en niet zoals voorheen 16,per 100 kg exclusief B.T.W. zou dat een verbetering zijn van 2 cent per kg voor ongeschoonde selderij, waarvoor door de telers ook 2 cent per kg is ingecalculeerd. Indien men nu de hoge onkostenberekening aanhoudt met een op brengst van 33 tot 35 ton per hektare komt men aan de prijs die de telers en ook wij hebben voorgesteld. Als in 1975 het telen van een hektare selderij 500,tot 700,meer gaat kosten als in 1974 zal met een verhoging van 2 cent per kg de teler er financieel niet minder op wor den. Verder dienen wij wel degelijk rekening te houden met faktoren als afzet enz., omdat voor selderij een bepaalde markt is die indien er een overvloedig aanbod is geheel in elkaar stort. Zoals het nu aanligt kunnen wij dit jaar wel eens voor dit debacle komen te staan. Indien het waar is wat de Thoolse inzender beweerd, dat deze teelt onderbetaald wordt hoe is het dan te verklaren dat wij dit jaar een uitbreidingsexplosie hebben tot 1600 hektare. Verder moet men niet naar de opbrengst in een be paald gebied kijken doch landelijk. Er zijn zelfs gebieden zoals (Flevo) waar men tot 50 ton per hektare is gekomen, ook in de Hoeksche Waard zijn de opbrengsten zeer goed geweest. Wat mislukkingen betreft daar is ons zeer weinig van bekend en kan men landelijk dan ook gerust verwaar lozen, op Tholen hebben wij niet één afgekeurde partij ge had. Naar onze mening moeten wij niet gaan zoeken naar tegenstellingen want en teler en handel hebben elkaar nodig en zullen door samenwerking moeten proberen beiden iets te verdienen. Alleen nog dit wat betreft het koloniale tijd perk van Thoolse schrijver dit is misschien dan wel voorbij, maar teler en handelaar zitten momenteel nog wel in het slaventijdperk om die krengen de grond uit te krijgen. Ze worden aangevoerd met 5070 procent tarra en om ze dan voor export te verladen met 5 procent is een zeer zware opgave. w.g. Hoogachtend, C. A. VAN OOSTEN en ZONEN B.V. Exporthandel Krabbendijke. Volgens het verslag in de ZLM-krant, is door de telers, né de bespreking, gevraagd of de handelaars zelf met voor stellen willen komen. Dit is evenwel niet gebeurd. Dat een handelaar, die zelf op 20 ha knolselderij had ge- teelt, er met een prijs van 5.100,per ha is uitgekomen, zegt niet direkt alles, omdat ons niet bekend is, waarvoor de loonwerker zijn werk heeft gedaan, en een overzicht van één jaar, géén gemiddelde opbrengst laat zien. Het is bij ons op het eiland Tholen bekend, dat door de handelaars gecontrakteerde knolselderij de volgende op brengsten gaf: in 1972 29100 kg per ha in 1973 24100 kg per ha in 1974 33700 kg per ha Gemiddeld is dat dus 29000 kg per ha. Hierdoor zit de gemiddelde opbrengst van de telersver eniging met 30.000 kg per ha niet aan de lage kant. De uitbreiding in 1974 kan gevonden worden in het feit dat de telers zoeken naar een vervangend gewas, omdat ook andere teelten geen gode rendement gaven, denk aan de boerenakties in 1974. Men moet echter degelijk rekening houden met mislukkin gen op landelijk gebied (zie het teeltverloop op Zuid-Beve land) terwijl op het eiland Tholen in 1974 óók weer afkeu ringen plaats hadden. Met de handel zijn wij het wel eens, dat telers én hande laars elkaar nodig hebben, om iets te verdienen. Door de telersvereniging is volgens ons eigen inzicht én ervaring, een dermate verantwoorde kostenberekening op gemaakt, dat het niet verantwoord is, voor minder dan de gevraagde prijs te contrakteren. Voor een gezonde opstelling mag niet één post verwaarloosd worden, bijv. minder spui ten om de kosten te drukken. Men is niet klaar om te zeggen, dat in de Flevopolders tot 50 ton per ha geoogst kan worden. Suikerbieten hebben óók wel eens opbrengsten gegeven van 75000 kg per ha, maar de gemiddelde jaaropbrengsten op de fabrieken laten wel eens andere cijfers zien. Met de handel zijn wij het ook eens, dat wij nog in het slaventijdperk leven, om die krengen uit de grond te krijgen, en ze zelf schoon te maken, onder dikwijls niet te fraaie weersomstandigheden. Knolselderij kan men bij een tarra- percentage van 5070 ook niet schoonmaken voor 2, per ton. Juist voor dit soort werk mag men toch wel ver wachten, dat men niet (zacht gezegd) voor een karig dag loon zit te werken. Het is te hopen dat, handelaars en telers, alsnog in 1975 op verantwoorde basis, tot een zodanig ak koord kunnen komen dat de teelt en afzet tot beider voor deel beoefend kan worden. Het bestuur van de vereniging van knolselderijtelers stelt de reactie van de heer Van Oosten bijzonder op prijs. Ook ons bestuur is van mening, dat geen tegenstellingen moeten worden gezocht of aangewakkerd tussen handel en telers. Daarvoor zijn de gemeenschappelijke belangen veel te groot. In onze publicatie in het ZLM-Land- en Tuinbouwblad van 29 november j.l. hebben wij geprobeerd een aantal stand punten weer te geven en wij menen, dat de weergave cor rect is. De kostprijs van geschoonde knollen staat vermeld en later zijn ook afgeleide prijzen genoemd bij opbrengsten van 33 en 35 ton per ha. Verder, dat voor een ongeschoond produkt 2 ct per kg mag worden afgetrokken. Ook zijn de reacties van de handelaren o.i. correct weergegeven. In grote lijnen konden de standpunten als volgt worden samen gevat: volgens de telers is de kostprijs van een ha knolsel derij bij een opbrengst van 30 ton per kg 23,65 ct. Van de kant van de handel werd gesuggereerd, dat 18 ct per kg dichter bij de werkelijkheid zou liggen. De oorzaak van de verschillen zou liggen in de opgeschroefde kosten en de te laag geschatte opbrengsten. Als de heer Van Oosten beweert, dat de verschillen min der groot zijn dan is weergegeven, dan menen wij, dat dat onjuist is. Als hij tot de conclusie komt, dat de verschillen bij een opbrengst van plm. 35 ton per ha miniem zijn, dan heeft hij gelijk. Daaruit moge blijken, dat de kostprijsbecij fering van de telers juist en dat de verschillen terug zijn te voeren tot een verschil van mening over de te verwachten kg-opbrengsten. Overigens moet hierbij "nog eens weer wor den opgemerkt, dat van de kant van de handel geen concrete voorstellen zijn gedaan. Door een handelaar werd een voor stel van 18 ct gedaan, maar dat werd door zijn collega's zeker niet overgenomen. Hoe groot de verschillen in stand punten zijn kan niet worden aangegeven, omdat een stand punt bij de handel ontbrak. Als bestuur van de telersvereniging blijven wij van me ning, dat een gemiddelde opbrengst van 30 ton per ha cor rect is. De heer Van Oosten zegt gehoord te hebben van telers, dat opbrengst voor 1974 goed is. Op het moment van de onderhandelingen was er nog praktisch geen knol ge rooid en voor 1975 kan op dit moment nog niets worden ge zegd. De opbrengsten in Z.W. Nederland lopen uiteen, maar zullen gemiddeld niet boven 30 ton per ha uit gaan. De collega-handelaar, die goedkoop knolselderij kan telen heeft geen kostenberekening overgelegd waaruit dat zou blijken. Bovendien zijn dit cijfers van oogst 1973, en waar we nu over praten is 1975. We zijn zeer benieuwd naar een der gelijke becijfering. Wie weet hoeveel de telers daarvan dan kunnen leren. Ook het argument van teeltuitbreiding bij hoge prijzen is niet overtuigend. De teeltuitbreiding is mede een gevolg van de bouwplanversmalling op de akkerbouwbedrijven. Boven dien is het vaststellen van een contractprijs beneden de kost prijs geen middel om een gezonde knolselderijteelt op te bouwen, nog afgezien van de vraag of daarmee de teeltom- vang wordt beperkt. Als het de handel ernst is met de op vatting, dat wederzijdse belangen moeten worden gediend, dan is de kostprijs een minimale vraagprijs. Dat het pad van handelaar en teler niet over rozen gaat is bekend. De risico's en moeilijkheden in het najaar van 1974 zijn daarvan een goed voorbeeld. Zo zijn er vele andere aan te halen en alle hebben een kostprijsverhogend en op- brengstdrukkend effect, ook voor de teler. Daarom kan zon der aarzeling worden gesteld, dat de uitgangspunten van de telers zeer reëel zijn als wordt uitgegaan van een gemiddelde opbrengst van 30 ton per ha. De heer Van Oosten kan gelijk hebben, als hij zegt, dat de standpunten van handel en telers niet ver uiteen liggen. Deze erkenning zou er voor pleiten om andermaal de koppen bij elkaar te steken in het belang van een gezonde knolsel derijteelt. BESTUUR VAN DE KNOLSELDERIJTELERS- VERENIGING ZUID-WEST NEDERLAND. Als sierteeltprodukten worden aangemerkt bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijprodukten. Dit brengt mede dat ook bloemzaden onder het verlaagde tarief worden gerangschikt alsmede de stekken. INGANGSDATUM De ingangsdatum van het verlaagde tarief is 1 januari 1975. Produkten, welke vóór deze datum zijn geleverd, val len dus nog onder het normale tarief van 16 ook al vindt de facturering plaats na 31 december 1974. Het moment van de feitelijke levering is dus doorslaggevend voor de vraag welk tarief toegepast dient te worden voor de sierteeltpro dukten. B.T.W.-LANDBOUWREGELING De rangschikking onder het verlaagde tarief van sierteelt produkten brengt mee dat voor telers van deze produkten mte ingang van 1 januari 1975 automatisch de in artikel 27 van de wet Omzetbelasting genoemde landbouwregeling van toepassing is. Dit houdt in dat ook de sierteeltkweker na deze datum 4,44 (in plaats van 4 aan omzetbelasting ontvangt, welk bedrag hij niet behoeft af te dragen aan de belastingdienst. Anderzijds kan de omzetbelasting, die hem in rekening wordt gebracht over zijn aankopen niet meer terug ontvangen worden. KIEZEN VOOR DE ONDERNEMERSREGELING Het staat iedere sierteeltkweker evenals de overige land- en tuinbouwers vrij om te opteren voor de normale omzetbelastingregeling. Dit is van belang, indien men ver wacht over een periode vari 5 jaar meer omzetbelasting over de aankopen te kunnen verrekenen dan dat afgedragen dient te worden over de verkopen. Men is vrij in de keuze van het moment om de normale omzetbelastingregeling te gaan toepassen met dien verstan de dat de vroegste datum, die de Inspecteur van de Omzet belasting kan goedkeuren, is het moment van indiening van het verzoek. In dit verband wordt er op gewezen dat de land- of tuinbouwer voor ten minste 5 jaar gebonden is om de ondernemersregeling toe te passen, indien hij hiervoor heeft geopteerd. Wel heeft de Staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat landbouwers, die in het verleden voor het ondernemers schap hebben geopteerd omdat zij tevens sierteeltprodukten kweekten, bij de overgang naar de landbouwregeling niet gebonden zijn aan de termijn van 5 jaar. Bij de beoordeling van de vraag of al dan niet geopteerd moet worden voor het ondernemersschap, is van groot be lang de overgangsregeling. I OVERGANGSREGELING De overgang van het ondernemersschap (normale rege ling) naar de landbouwregeling en omgekeerd brengt veelal een herziening met zich voor wat betreft de al dan niet reeds in aftrek gebrachte voorbelasting op goederen, waar op voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting wordt afgeschreven. Het betreft hier de bedrijfsmiddelen, die in de 4 voorgaande jaren zijn aangeschaft. In het normale geval, waarbij een sierteeltkweker met in gang van 1 januari 1975 automatisch onder de landbouw regeling valt, betekent dit, dat hij aan het einde van het lopende boekjaar dus bij een boekjaar van 1/1 tot 31/12 per 31 december 1975 een aangifte moet doen ter ver rekening van de te veel verrekende omzetbelasting, welke bedraagt: voor investeringen in 1974: 1/5 gedeelte van de voorbe lasting van de investeringen, aan te geven per ultimo 1975, 1976, 1977 en 1978 totaal: 80 van de omzet belasting); voor investeringen in 1973: 1/5 deel van de voorbelasting van de investeringen, aan te geven per ultimo 1975, 1976 en 1977 totaal 60 van de omzetbelasting); voor investeringen van 1972: 1/5 gedeelte van de voor belasting van de investeringen, aan te geven per ultimo 1975 en 1976 totaal 26,8 van de omzetbelasting i.v.m. de beperkte aftrek in dat jaar); voor investeringen in 1971: 1/5 gedeelte van de voor be lasting van de investeringen, aan te geven alleen per ul timo 1975 totaal 12 van de omzetbelasting over dat jaar). Dit betekent dus dat er een ruime spreiding is van de te betalen belasting. Hierbij zij voorts nog opgemerkt dat de verrekennig beperkt is tot bedrijfsmiddelen; over de voor raden, de gewassen te velde en veldinventaris vindt derhalve geen verrekening plaats. In het geval een sierteeltkweker in de loop van het jaar 1975 (of later) opteert voor het ondernemersschap, vindt wederom een afrekening (over dezelfde perioden) plaats, waarbij dan een vordering op de fiscus plaats heeft. Alleen bij een opteren per 1 januari 1975 vindt geen af rekening plaats. Hoewel dit door de korte tijd veelal niet mogelijk zal blijken te zijn, betekent dit nog niet dat hieruit veel nadeel voor de desbetreffende tuinder zal ontstaan. Dit houdt verband met de terugafrekening. Bij de keuze voor het al of niet opteren van het onder nemersschap Is voorts van belang dat bij de bepaling van het forfait jn de landbouwregeling rekening is gehouden met de investeringen. Via het forfaitaire omzetbelastingper centage van 4,44 ontvangt men dus via de verkopen terug de op de bedrijfsmiddelen betaalde omzetbelasting. KLEINE ONDERNEMERSREGELING Deze regeling geldt vanaf 1 januari 1975 niet meer voor de siertelers, onverschillig of zij al dan niet voor het onder nemersschap opteren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 14