VEEHOUDERIJ Nieuws van de Stichting Rundvee verbetering in Zeeland Grondonderzoek op stikstof in het voorjaar 1975 13 Een groot deel van de beschikbare tijd in deze maand is op het veehouderijbedrijf nodig voor de verzorging van het vee. Door de overvloedige regenval in de afge lopen herfst is de ruwvoederpositie niet ruim. Als aan vulling op de ruwvoedervoorraad zal men nog wat pro- dukten dienen aan te kopen. We denken hierbij aan droge pulp en mogelijk aardappelen. Aardappelen vragen meer werk bij het voeren. Rotte aardappelen en grond zijn schadelijk voor het vee. Voeraardapelen mogen niet meer kosten dan van gedroogde pulp. Het voeren van diverse voedermiddelen vraagt deze winter extra aandacht. Vooral verontreinigd en schimme lig voer moet worden vermeden. Het voederrantsoen dient berekend te worden. Men gaat teveel af op schat tingen, waardoor een goede eiwit/zetmeel verhouding niet wordt gerealiseerd. Vooral als het rantsoen uit hoofd zakelijk zetmeelrijke produkten als pulp, snijmais, voer- aardappelen e.d. bestaat. Voor melkkoeien geldt een eiwit/zetmeel verhouding van 1 5 a 6. Worden er in het rantsoen veel zetmeelrijke produkten verstrekt dan dient men met eiwitrijk krachtvoer een goede verhou ding aan te brengen. Daarna kan men met A-brok ver der doorgaan al naar de melkproduktie is. De koeien die te weinig produceren dienen vervangen te worden door betere. Van de beste koeien kunt u door een juiste stierenkeuze verder fokken. Bedenk dat alleen met hoog produktieve koeien een goede winst te beha len is. i VOORKOM BEWAARVERL1EZEN Verliezen bij het bewaren van kuilvoer zijn meestal toe te schrijven aan een onzorgvuldige afdekking van de kuilhopen. Kuilvoer is alleen houdbaar wanneer het voer volledig van water en lucht is afgesloten. Controleer re gelmatig of het plastic van de kuilen niet stuk is. Er mag beslist geen water en lucht in het produkt komen. Nat voer wordt minder graag door het vee opgenomen. In droge produkten als voordroogkuil en snijmaiskuil kan gemakkelijk broei en schimmel optreden. Na het uitha len van het voer dient men het plastic goed terug vast te leggen. VEEVERZORGING Door een slechte klauwverzorging kunnen beengebre ken optreden wat extra slijtage en produktieverminde- ring tengevolge kan hebben. Door een combinatie van regelmatig bekappen en gebruik van een formalinebad kan kreupelheid worden voorkomen. Op enkele plaatsen worden bijeenkomsten gehouden waar klauwverzorging wordt gedemonstreerd. Verzuim niet u op de hoogte te stellen en neem zonodig contact op met uw bedryfsvoor- lichter. Pasgeboren kalveren moeten goed worden verzorgd. Vang ze hygiënisch op, wrijf ze droog en plaats ze op een goed strobed in een eenlingbox. Geef ze verder direct wat biest om de overgang naar een zelfstandig leven zo goed mogelijk te doen verlopen. Laat de dieren 2 we ken in de eenlingbox verblijven. Hierna goed ontsmet ten, waarna de box door een ander kalf kan worden ge bruikt. Een goede regeling van aan- en afvoer van lucht in de stal is noodzakelijk. In de ligboxenstal moeten daarom de luchtaanvoerkleppen goed werken. In vele stallen is er voldoende aanvoer van lucht, maar de afvoer laat dik- wyls nog te wensen over. Probeer beide zo te regelen dat een goed stalklimaat gewaarborgd is. Voor het verwerken van de aardappelendient de temperatuur minstens 12° C. te zijn. C.A.R. - Goes Ir. L. Th. J. M. DE WIT j£Q tegen het eind van het jaar is het goed toch enkele activiteiten van de Stichting voor de Rundveeverbe tering in Zeeland te memoreren in het jaar 1974. Zoals be kend bepalen de activiteiten zich op diverse terreinen van de veeverbetering. De grootste taak van de Stichting in Zeeland is het toezicht op de uitvoering van de melkproduk- tiecontrole bij het rundvee en de bevorderng van de uitbrei ding van deze controle. Per 1 juli van het betrokken jaar worden de dieren die onder controle staan op de aantallen bedrijven in de statis tiek verwerkt. Per 1 juli j.l. waren er in Zeeland 10.108 koeien in de drie. weekse controle, hetgeen 47,7 van het aantal melk- en kalfkoeien per 1-5-1974 vertegenwoordigt. Het aantal bedrij ven waarvan de koeien op produktie gecontroleerd worden bedroeg per genoemde datum 453. Dat wil zeggen dat er ge middeld op die bedrijven 2i2,31 melkkoeien gecontroleerd werden. Tabel I geeft een overzicht van het verloop van de laatste jaren. Omschrijving 1971 1972 1973 1974 Anatal deelnemers 574 513 488 453 Aantal gecontroleerde koeien 8319 8359 9426 10108 Aantal gecontr. koeien per bedrijf 14,5 16,3 19,3 22,3 Door de omschakeling op een andere computer zijn de veehouders dit jaar regelmatig geconfronteerd met een ach terstand in de toezending van proefmelkformulieren. Door dat het aantal gecontroleerde dieren per hoofdcontroleur laag is in Zeeland, is deze achterstand tot een minimum be perkt gebleven. £EN tweede taak van de Stichting is gelegen in het af- stammelingenonderzoek. Dit onderzoek naar de ex- terieurvererving van stieren geschiedt voor alle stieren waarvan voldoende nakomelingen aanwezig zijn. Werden voorheen alle dieren centraal bijeengebracht op één bedrijf, in 1974 is door de Stichting in Zeeland in nauw overleg en samenspel met de Stichting voor de Rundveever betering in Zuid-Holland gekozen voor het systeem van het keuren der afstammelingen op de bedrijven. De stieren, die in Zeeland werden ingezet en waarvan de fokwaarde werd onderzocht volgens deze methode., zijn eigendom van de K.I.-Vereniging „Zuid-West Nederland". In 1974 werden door de gezamenlijke Zeeuws- Zuid-Hol landse jury de afstammelingen van Keimpe 18 van de Sonja- hoeve, Zwartjes Frans en String Piet Adema gekeurd en de rapporten ter beschikking gesteld aan voornoemde K.I.-Ver eniging. Als derde taak van de Zeeuwse Stichting moet vermeld worden het melkbaarheidsonderzoek. Voor de selectie op melkbaarheid is het onderzoek van stiermoeders van groot belang. Voor dit doel worden deze (toekomstige) stiermoe ders een keer 's avonds en een keer 's morgens gemolken. In 1974 werden door de proefmelker 14 dieren individueel onderzocht en kon het melkbaarheidsrapport van Keimpe 18 van de Sonjahoeve worden opgemaakt. Van deze stier wer den 29 le kalfsdochters onderzocht. ^TEN aanzien van de fokkerijtaak van de Stichting kan opgemerkt worden dat door de Stichting de premie keuringen te Heille, Eede en Kloosterzande werden georga niseerd nadat de Plaatselijke Commissies daartoe voorberei dingen getroffen hadden. Voor de regionale fokveedagen werden voor deze keuringen de vele produktiegegevens ver strekt die in de catalogi werden vermeld. Gezamenlijk met de Stichtingen voor de Rundveeverbete ring in de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Noord-Bra bant werd dit jaar ook weer de HoZUBra-stierenkeuring in Utrecht georganiseerd. Al met al een aantal activiteiten die waarlijk wel eens onder de aandacht mogen komen van de Zeeuwse melkvee houder, daar hij daarvoor beter weet wat die Stichting voor de Rundveeverbetering nu zoal doet Het Bedrijfslaboratorium voor Grond, en Gewasonderzoek te Oosterbeek zal in het voorjaar van 1975 starten met het grondonderzoek op stikstofgehalte. Dit grondonderzoek is voorlopig nog beperkt tot de zeekleigebieden en het gewas tarwe. Voor de andere voedingsstoffen zoals fosfaat, kali en diverse sporenelementen wordt grondonderzoek reeds jaren toegepast. Over de Irelatie van de gevonden gehaltes en de te geven bemesting zijn vrij veel gegevens bekend. Voor het element stikstof is dat in veel mindere mate het geval. Bovendien geven bemonstering en advisering bij stik stof meer problemen. De monsters moeten genomen worden tot bewortelingsdiepte. Meestal is dit ongeveer 1 meter. In verband met de kans op omzettingen in het monster moet dit dezelfde dag worden verzonden of gekoeld bewaard. Het gehalte aan opneembare stikstof in de grond wisselt boven dien onder invloed van o.a. neerslag en temperatuur. Om deze reden moet de bemonstering kort vóór het bemestings seizoen, voornamelijk in de maand februari, plaatsvinden. Verder zijn ook de groeiomstandigheden gedurende het sei zoen van invloed op de stikstofbehoefte van het gewas. De resultaten zullen dan ook altijd met een zekere marge moe ten worden geïnterpreteerd. Op proefvelden is reeds een aantal jaren onderzoek ver richt naar de relatie tussen het N-gehalte van de grond en de te geven bemesting. Daarnaast zijn er de laatste twee jaar op een beperkt aantal praktijkpercelen grondmonsters voor N-onderzoek genomen door de medewerkers van de '.andbouwconsulentschappen. Aansluitend op dit onderzoek werden stikstofbemestingsadviezen verstrekt. Het geheel is zeker nog niet foutloos, maar de ervaringen zijn toch zoda nig dat het Bedrijfslaboratorium te Oosterbeek nu met dit onderzoek gaat starten. De schriftelijke bemestingsadviezen zullen nog gegeven worden door de specialisten voor Bodem en Bemesting van de Consulentschappen voor de Akkerbouw en de Rundveehouderij. Voorlopig blijft de advisering beperkt tot de gewassen winter- en zomertarwe. Ieder die één of meer N-grondmon- sters wil laten nemen kan zich vóór 1 februari a.s. opgeven bij de monsternemers van het Bedrijfslaboratorium voor Grcnd. en Gewasonderzoek te Oosterbeek. De kosten be dragen per monster ƒ43,50 excl. B.T.W. (ƒ45,24 incL). De maximum perceelsgrootte per monster is 2 ha. Bij bemon stering van een representatief perceelsgedeelte is men uiter aard vrij dit tevens als richtlijn te nemen voor de rest van het perceel. C.A.R. Barendrecht J. ALBLAS. C.A.R. Goes J. KODDE. C.A.R. Zevenbergen Ing. A. M. VAN DER VEEKEN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 13