s i JM JAAR 1910 1921 1930 1933 1935 119000 115000 140000 160000 163000 1156 1309 1387 2167 2471 03 De voornaamste bepalingen van bet Limfourgtche reglement zijn de volgende: Art. 2. Alleen de overeenkomstig de voorschriften van dit reglement goedgekeurde en van rechtswege toegelaten stieren mogen in de provincie Limburg tot dekking tvan koeien en vaarzen gebezigd worden. Art. 3. Onder dekking wordt in dit reglement be grepen het brengen van den stier bg de koe of vaars, of van de koe of vaars bij den stier. Bij overtreding van deze bepaling, alsmede van die onder art. 2, worden zoowel den houder van den stier als die van de koe of vaars gestraft met een geld boete van ten hoogste vijf en zeventig gulden. Deze strafbepaling is niet toepasselijk, wanneer de houder van den stier tevens is eigenaar van de koe of vaars. Tweemaal per jaar is men verplicht aan den Burge meester aangifte te doen van alle stieren boven de 6 maanden die men houdt. In het voor- en najaar worden op een groot aantal plaatsen keuringen gehouden. De goedgekeurde stie ren krijgen een merk op een hoorn. De voorjaarskeuringen worden met de premiekeu ringen der Prov. Verbeterings-Oommissie gecombi neerd. Stieren uit de volgende rubrieken zijn van rechts wege toegelaten. a. stieren aangewezen door de Commissie van stie- renfok- en controlevereenigingen; b. stieren aangekocht door Fokkersbelang; c. stieren voorloopig of definitief in het N. R S. ingeschreven. Overigens worden goedgekeurd: a. stieren met officieele afstamming, redelijk ex terieur en productie; b. stieren zonder 'afstamming, diie voor exterieur 75 punten halen; c. stieren met matig exterieur, maar volbloed N. R. S. en met voldoende productie. In Limburg moeten dus stieren die uitsluitend ge bruikt worden voor het eigen vee niet ter keuring worden aangeboden; het gebruik van ongekeurde of afgekeurde stieren voor eigen vee is niet verboden. In Limburg werden geteld: JAAR Melk- en Stieren kalfkoeien boven 1 jaar 1910 58000 932 1921 55000 901 1930 64000 1060 1933 72000 1583 1935 68000 1943 Stieren beneden 1 jaar 2488 2320 De deelneming aan de keuring en het resultaat was in 1935 als volgt: Onder de voorgebrachte stieren zijn veel jonge stie ren, waarover men het oordeel der commissie wenscht. Van de stieren met afstamming wordt 45 van die zonder afstamming 65 afgewezen. In Gelderland zijn thans 213 fok- en controlever eenigingen. Naar ik nxeen zijn de verplichte keuringen in Noord- Brabant in 1917 ingevoerd. Ook hier is aangifte van het houden van spring- stieren verplicht. Tweemaal per jaar wordt in elke 4 gemeenten ge keurd. De goedgekeurde stieren krijgen een hoorn- merk. De goedkeuring geldt voor 1 jaar. Men is van plan de schets als herkenningsmiddel in te voeren Art. 9 van het reglement bepaalt dat verboden is: a. een stier te laten weiden op een niet behoorlijk afgesloten perceel; to. een niet goedgekeurde stier een vrouwelijk rund te laten bespringen of te laten weiden met vrouwelijk runidivee. Op overtreding is van beide partijen een boete van 25 gesteld. Tn Noord-Brabant moeten dus alle stieren ter keu ring worden voorgebracht, ook die welke alleen voor het dekken der eigen koeien bestemd zijn. Het is hier verboden afgekeurde stieren voor het dekken der eigen koeien te gebruiken. In Brabant werden geteld: Melk- en kalf koeien Stieren boven 1 jaar Stieren beneden 1 jaar 7221 4593 voorjaar najaar Totaal Dus 'keurd 03 S 923 98 1021 v a 05 w a "3 M o 822 78 900 o O 242 24 266 o O 90 14 104 239 29 268 XI 11 11 C J4 2 o 108 108 voorgebracht 46 van alle stieren en afge- 27 van de voorgebrachte. Van de stieren voor publiek gébruik bestemd wordt dus 1/3 uitge schakeld. Voor zoover ik kan nagaan dateeren de verplichte keuringen in Gelderland vanaf 1918. Houders van stieren boven 8 maanden zijn hier ver plicht deze bij den Burgemeester aan te geven. In voor- en najaar worden op een groot aantal plaatsen keuringen gehouden. In het voorjaar worden premie- keuringen en verplichte keuring gecombineerd. De goedgekeurde stieren krijgen een brandmerk op een hoorn. De goedkeuring geldt voor 1 jaar. De kosten der verplichte keuringen bedragen ongeveer 1350 per jaar. 'Herkeuring is mogelijk, maar kost 15. Art. 1 van het reglement bepaalt, dat slechts goed gekeurde stieren tot dekking worden toegelaten. Over treding wordt gestraft met 25 aan stier- en koeien- houder beide. Het verbod geldt echter niet: a. voor het geval stier en rund van denzelfden eigenaar zijn; fo. als de stier in het N. R. S. staat of van een er kende fotkvereeniging is; c. wanneer er binnen 5 km geen goedgekeurde stier beschikbaar is. Er blijkt dus dat ook in Gelderland stieren die uit sluitend eigen koeien dekken niet ter keuring behoe ven te komen en buiten de bepalingen vallen. In Gelderland werden geteld: Het aantal gekeurde stieren op de verplichte keu ringen bedroeg: In 1917 1379, in 1922 1513, in 1927 1663, in 1932 1856 en in 1934 1629. Hiervan goedgekeurd 1069 of 60 Aan de gewone premiekeuringen namen nog 265 stieren deel, diie dus nog bij de 1629 moeten worden opgeteld. Opmerkelijk is, dat in Brabant, ondanks het verbod niet gekeurde of afgekeurde stieren voor het eigen vee te gebruiken, een nog kleiner percentage van de ge telde stieren wordt voorgebracht dan in Gelderland. In Noord-Brabant zijn thans 210 stierenvereenigin- gen en 118 fok- en controlevereenigingen. In Limburg en Gelderland Wenscht men niet in het beschikkingsrecht van de veehouders ten opzichte van het eigen vee in te grijpen. Stieren uitsluitend ten ge- brulke van het eigen vee laat men ongemoeid. Men voorkomt daardoor ook de moeilijke controle op het laten dekken der koeien in het eigen bedrijf. Als voordeelen der verplichte keuringen neemt men overal 1. de houders van goede stieren worden er door gesteund; 2. de fokvereenigingen en stamiboekleden zetten hun stieren-materiaal gemakkelijker af. Als gevolg daarvan neemt de registratie, vooral in de fokvereeni gingen, toe; 3. de stierhouders brengen hun stieren in veel grooter getal onder de oogen va;.* deskundige keur meesters; 4. een zeker getal minderwas 4ige stieren wordt uitgesloten. De verbeterende invloed op den veestapel van de uitschifting van zeg 30 a 50 minder goede stieren moet men niet te hoog aanslaan. Prikkeling van het vereenigingsleven en toeneming van het aantal goede en beste stieren beschouwt men als het hoofd-resul- taat. Tot sllot nog een beschouwing over de Zeeuwsche toestanden. Volgens de veetefllingen waren er in Zeeland: a. 5000 dienen om de eigen meikveestapel te verjongen. Het is van de grootste waarde dat dit pro ductieve dieren zjjn, die later bjj aftzet als gemeste, afgemolken koeien ook een flinke handelswaarde ver tegenwoordigen b. 4000 worden als bekalfde vaarzen naar Bel gië en Holland verkocht. Ook hier is productiviteit, goede ontwikkeling en bouw en het bevrucht zijn door goede vaderdieren van grooten invloed op afname en prij/s c. 13.000 worden als vaarzen, ossen of stieren in de wei of op stal gemest en vet verkocht, nadat ze 2x/2 jaar op de bedrijven gehouden zijn. Goede bouw en vlotte, Voordeelige groei zijn van groote waarde. Het groote nut van het gebruik van een beperkt aantal goede stieren staat voor Zeeland, waar 80 van het jongvee aangehouden wordt, als een paal boven water. De groote vraag is: zou het mogelijk zijn door ver plichte keuringen, naar het voorbeeld van Brabant of Limburg en Gelderland, in Zeeland te komen tot een aanmerkelijk kleiner getal dekstieren van veel beter kwaliteit Deze vraag zal Vrijdag 8 Mei op de vergadering te Goes ernstig onder het oog moeten worden gezien. We vragen allen die zich hiervoor interesseeren het voor en tegen ernstig te overwegen en vooral de vergade ring te bezoeken. Van belang zijn de volgende vragen: 1. Wat zal de verplichte keuring kosten. Moeten de hiervoor noodige middelen af van het tegenwoordig voor rundveeverbetering beschikbare bedrag? 2. Kan men zoover gaan als in Brabant, waar ook het eigen vee alleen door goedgekeurde stieren mag worden gedekt? Is dit redelijk controleerbaar in eer. provincie, waar veel stieren worden gemest? 3. Zal als men Gelderland en Limburg volgt, het aantal personen dat zelf een stier gaat houden om de eigen koeien te laten dekken niet nog meer toenemen? 4. iZal de invoering der verplichte keuringen het fokvereenigingswezen in Zeeland een zoodanige uit breiding geven dat de groote massa bekend stieren- materiaal uit de eigen omgeving kan betrekken? ZWAGERMAN. BETER HARD GEBLAZEN, DAN DEN MOND GEBRAND. JAAR Melk- en kalfkoeien Stieren boven 1 jaar Stieren beneden 1 jaar 1910 1921 1930 1933 1935 118000 129000 162000 186000 170000 2062 1927 2293 4113 3813 15254 10534 Verplichte keuringen 1934 Goedgekeurd Voorgebracht T otaal O/o van alle 0/0van de rubriek Totaal met afstamming .onder 3638 2204 1434 100,0 60,4 39,6 1723 1216 307 47,4 33,4 14,0 55,2 35,4 JAAR Melk- en kalfkoeien Stieren boven 1 jaar Stieren beneden 1 jaar Jongvee boven 1 jaar Jongvee beneden 1 jaar 1910 26000 1248 29000 23000 1921 22000 1112 22000 22000 1930 25000 1102 26000 22000 1933 27000 1834 7815 29000 25000 1935 27000 2189 6022 17600 26000 Voor de Zeeuwsche Veehouderij is karakteristiek: a. dat per jaar van de eigen melkkoeien normaal 20.000 tot 22.000 kalveren worden aangehouden, dat is 80 van het aantal melkkoeien; b. dat het aantal boeren dat 1 of meer stieren aan houdt, zeer groot is. De aangehouden stieren dekken meerendeels een beperkt aantal koeien en worden daarna gemest. Normaal zijn er in Zeeland in Juni zeker 3500 4000 stieren die geslachtsrijp zijn. In Zeeland moeten per jaar ongeveer 27.000 koeien worden gedekt plus nog ongeveer 4000 kalfvaarzen voor den handel. Dat is dus 31.000 dekkingen. Een aantal van 300 k 500 dekstieren ware hiervoor voldoende. Zou het mogelijk zijn de 31.000 dekkin gen uitsluitend te laten verrichten door 300 stieren van puik exterieur en type, van beste afstamming en met prima productiegegevens, zoo zou dit ongetwijfeld voor de Zeeuwsche veehouderij een zeer belangrijk voordeel bet eek enen. De bestemming toch van de normaal in Zeeland op té fokken 22.000 kalveren is als volgt: Hoe langer U voortgaat met Uw aan gifte zelf in gereedheid te brengen, des te nader wordt het vuur U aan de schenen (gelegd, totdat ge Uzelven brandt Wacht U hiervoor. BOEKHOUDBUREAU Z. L. M. EEN BESMETTELIJKE LONGAANDOENING BIJ KALVEREN. Op verschillende boerderijen in ons land komt vaak een besmettelijke longontsteking bij de jonge kalveren voor, welke door het hooge sterftecijfer groote schade teweeg brengt. De veroorzakers hiervan zijn kleine bacteriën, welke op de besmette bedrijven overal in de stallen en hok ken aanwezig zijn. De kalveren nemen ze dan op tege lijk met het drinken of door te likken aan, met smet stof bezoedelde, voorwerpen, zooals schotten, bakken enz. In het lichaam gekomen verspreiden de ziektekie men zich vrij spoedig via de darmwand verder en wor den door de bloedstroom mede genomen. Het zijn vooral de longen en het borstvlies, welke voor hen een uitnemende plaats vormen om zich verder te ontwikke len en te vermeerderen. Het gevolg hiervan is dan ook, dat zich na verloop van eenige dagen een ontsteking van deze organen begint te ontwikkelen. Natuurlijk zal het binnen drin gen in het lichaam voor het betrokken dier niet zonder nadeelige gevolgen zijn, daar de bacteriën stoffen af scheiden welke een vergiftige werking uitoefenen. De kalveren krijgen dan ook koorts, zijn suf en lusteloos en willen niet zoo goed meer drinken. Spoedig daarna, wanneer de ontsteking van het longweefsel en van het borstvlies zich begint te ont wikkelen, worden de ziekteverschijnselen duidelijker en bemerkt men aan de versnelde ademhaling en het veel vuldige hoesten, dat de longen niet in orde zijn. Hoe meer de longontsteking zich nu uitbreidt en hoe meer longweefsel dus beschadigd en buiten werking gestelid wordt, hoe benauwder de dieren het krijgen. Ze staan met open bek en hebben een steunende, duidelijk hoorbare ademhaling. fHet laat zich gemakkelijk begrijpen, dat de nog jonge dieren welke uit den aard der zaak maar over heel weinig weerstandsvermogen .beschikken, eon heel harde dobber zullen hebben om aan de long- en borst vliesontsteking en de daarbij gevormde vergiften het hoofd te kunnen bieden. De meesten gaan dan ook dood en diegenen welke er door komen en dat zijn dan meestal wat oudere kalveren die al wat meer weer standsvermogen hebben, lijden er toch zoo van, dat het hen een heel eind in de groei achteruit zet en ze het later meestal slecht doen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1975 | | pagina 10