Grote natrium-tekorten op lichte gronden Onzindelijke onzinnigheden over kunstmest 23 Uit recente overzichten van resultaten van grondonder zoek bij het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewas- onderzoek blijkt dat er met name op de graslanden op lichtere gronden belangrijke tekorten aan natrium worden gevonden. Na onderzoek van ruim 16.000 gras- landpercelen van zandgrond in het oosten en zuiden van het land werd in 97 van de gevallen geadviseerd een natriumbevattende meststof te strooien. Natriumtekorten in de grond kunnen aanleiding vormen tot een tekort aan natrium in gras, hooi en kuil en daar door kan de melkproduktie in negatieve zin worden be- invloed. Daarom is het voor de veehouder van groot be lang aandacht aan dit facet van de bemesting en de vee voeding te schenken. Onderzoekresultaten. Lichte gronden gevonden nalrcngehalten in p. centen laag vrij goed vri] Ui N laag hoog en hoog tal op N lerz. mor ■s c. gras- dmonster Na-onder 2 2/4 b/9 10 (J O i/l <3 5 cx S..2 o IJsselmeerpolders 40 56 4 67 60 Lössgronden 2 37 bi 10 93 19 Veenkoloniale gronden 32 54 14 116 33 Divuliale 54 zandgronden 63 27 3 16541 Gemiddeld 7 62 28 3 16817 54 Van de lichte gronden werd dus ongeveer 54 van de grondmonsters op natrium onderzocht. Gemiddeld zal bij minstens 97 van de onderzochte monsters een natrium- gift moeten worden verstrekt. Bij een lage toestand 2) is dit jaarlijks 60 (80) kg Na20/ha; bij vrij lage toestand jaarlijks 45 (65) en bij goede toestand jaarlijks 20 (40) kg Na20/ha. Tussen haakjes zijn de giften vermeld voor de gevallen dat het kaligetal hoger ligt dan 30; in deze gevallen wordt bij een vrij hoge natriumtoestand van de grond (10/13 ook nog 20 kg Na20/ha geadviseerd. Met nadruk zij er op gewe zen d'at deze gift elk jaar in het voorjaar in de vorm van landbouwzout of een andere natriumbevattende meststof moet worden gestrooid. IfUNSTMEST wordt sinds enkele jaren door velen aangezien voor een van de grootste milieuvervui lers. Toch levert bij oordeelkundig gebruik kunstmest in feite veel minder milieuverontreiniging op dan stalmest en andere organische meststoffen, tenminste wanneer men dezelfde hoge opbrengst wil verkrijgen. Dat was de centrale stelling van prof. dr. A. C. Schuf- felen vrijdag in zijn afscheidscollege over ,,oude en nieuwe bemestingsproblemen" aan de Landbouwhoge school te Wageningen. Prof. Schuffelen heeft sinds 1949 aan de L.H. de landbouwscheikunde gedoceerd als hoog leraar; daarvóór was hij reeds vanaf 1930 aan de afde ling landbouwscheikunde verbonden, eerst als assistent, later als lector. ,,Als laatste professionele daad", aldus prof. Schuffe len, „meende ik te moeten waarschuwen tegen de al lang achterhaalde onzindelijke onzinnigheden, die nog steeds over de bemesting worden verteld en geschreven". Volgens prof. Schuffelen kan met een kunstmestloze landbouw in ons land een opbrengst worden bereikt ge lijkwaardig aan rond 2 miljard kg graan per jaar. Dat is voedsel voor 6 a 7 miljoen mensen. Het is dan ook dui delijk dat de hoge opbrengsten die voor de voeding van de bevolking nodig zijn, alleen gehaald kunnen worden als naast stalmest ook kunstmest wordt gebruikt! bezwaren die in het begin van deze eeuw aan het gebruik van kunstmest kleefden zijn door onderzoek en voorlichting al lang overwonnen. Van elke soort kunst mest is tegenwoordig bekend welke positieve en negatieve Zwaardere gronden gevonden natrongehalten in procenten vrij goed vrij hoog aantal op perc. gras laag en hoog Na-onderz. landmon monsters sters op 5 5/7 8 Na-onderz. rivierklei 21 28 51 1206 26 jonge zeeklei 10 28 61 559 10 Gemiddeld 18 28 54 1765 17 Uit deze resultaten volgt dat op de zwaardere gronden bij ruim een derde tot bijna de helft van de op natrium onderzochte monsters een natriumgift moet worden ver strekt. Dit percentage rechtvaardigt een grotere belang stelling voor onderzoek dan thans nog het geval is (17 procent). Bij vrij lage toestand wordt 215 kg Na20/ha' ge adviseerd en goede toestand 10 kg Na20/ha. Ligt het kali getal 'boven de 25, dan wordt 15 kg Na20/ha extra gead viseerd. Bij natrongehalten van 8 tot 10 (dus vrij hoge toestand) wordt 10 kg Na20 geadviseerd als het kalige halte boven de 25 ligt, waarbij bedacht moet worden dat 25 van de op natrium onderzochte monsters van zwaar dere gronden in de categorie van 8 tot 10 valt. Ook op zwaardere gronden is aandacht voor natrium dus zeker op zijn plaats, waarbij we de nadruk willen leggen op rivierkleigronden. Voor veengronden (meer dan 25 organische stof) be staat geen adviesbasis voor natriumonderzoek en heeft onderzoek op natrium dus normaliter geen zin. Natrium spoelt evenals kalium gemakkelijk uit hetgeen betekent dat elk jaar een onder- houdsbemesting moet worden gegeven. WAAROM DEZE KRAPPE NATRIUMTOESTAND? Grondonderzoek op natrium is het „jongste" onderzoek bij het Bedrijf slaboratorium en de laatste jaren pas goed op gang gekomen. Er is dus onvoldoende vergelijkings materiaal voorhanden om aan te tonen of de algemene toestand in de afgelopen 10 jaar verbeterd is of verslech terd. Natrium is evenals kalium een element dat gemakke lijk uitspoelt en dit betekent dat elk jaar een onderhouds- bemesting moet worden, gegeven. In vroeger jaren ging dit automatisch omdat de laag- procentige kali-zouten (kali 20, kainiet) e'en flinke hoe veelheid natrium als ballastzout bevatten. Op veel bedrijven is de laatste jaren verandering in deze situatie gekomen door de zwaardere rundveebezetting met daarnaast nog vaak de mest die beschikbaar komt gevolgen deze heeft. Daarom: het oordeelkundige gebruik van kunstmest mag dan veel moeilijker zijn dan het gebruik van stalmest, het biedt wél veel meer mogelijkheden. Principieel gesproken kan men zowel stalmest als kunst mest milieuvervuilend noemen, aldus prof. Schuffelen, omdat elke toevoeging aan de grond deze verontreinigt. Om echter f v Amateurs die de bekwaamheid missen om de kunstmestzak oordeelkundig te gebruiken en alléén organische mest toe passen zijn in feite milieu-vriendelijke milieuvervuilers! de juiste waarde van zo'n verontreiniging te beoordelen moet men het nut, de schade en het aandeel in de totale ver ontreiniging tegen elkaar afwegen. Omdat voor het behoud van voldoende opbrengsten bemesting niet achterwege kan blijven, zal men vooral het aandeel in de totale verontreini ging van enerzijds stalmest en anderzijds kunstmest moeten bekijken. van de veredelingsindustrie. Kalibemesting is dan vaak niet nodig en dat betekent dat de ballaststof natrium ook niet op het landkomt. Weliswaar bevatten stalmest, dunne mest en gie,r ongeveer één kg Na20 per ton organische mest, nfhar dat is op de lichtere gronden in het algemeen onvoldoende om de natriumtoestand op peil te houden. Op zwaardere gronden zal dit beter gelukken, doch in de ze gebieden is in het algemeen minder veredelingsindus trie en gemiddeld dus minder mest beschikbaar. N ATRIUMTEKORT FRODUKTIEDALING Het natriumgehalte van het ruwvoer (gras, hooi en kuil) dient minstens 0,15 procent Na in droge stof te be dragen. Bij een goede opvolging van de bemestingsadvie zen en een goed grasbestand (een hoog percentage Engels raaigras kan dit gemakkelijk worden bereikt. In dit ge val kunnen ook dieren met een hoge melkproduktie vol doende natrium opnemen, want met de melk wordt rela tief veel natrium afgescheiden. Laat de aanvoer van na trium te wensen over, dan zal het dier eerst de vrij grote buffervoorraad natrium in de lichaamsvochten aanspre ken en afscheiden met de melk. Raakt deze voorraad ge leidelijk (dit kan maanden duren) uitgeput, dan zal de melkproduktie dalen, de eetlust verminderen, likzucht optreden en ook vermagering. Deze symptomen zijn niet altijd even duidelijk herkenbaar, temeer omdat met de krachtvoermineralen, likstenen, pekelbakken en zouttoe- voegimg natriumtekorten gedeeltelijk of zelfs geheel kun nen worden opgeheven. Voert men relatief veel snijmais, dan dient extra te worden opgelet. Naast de zeer veel goede kwaliteiten heeft snijmais één nadeel, namelijk dat het arm is aan mineralen, waaronder natrium. Speciaal wanneer snijmais wordt gevoerd naasl weidegang, zoals op steeds meer bedrijven in het ooster en zuiden plaatsvindt, moet extra op natriumtekort wor den gelet, temeer omdat de krachtvoergiften dan relatief klein zijn. Natriumtekorten bij het melkvee geven in het algemeen geen spectaculaire ziekteverschijnselen te zien, maar zijn meer te 'beschouwen als een sluipend kwaad, waardoor de melkproduktie speciaal bij de hoogproduktieve dieren te rugloopt. Dit feit is ernstig genoeg om alle aandacht aan natrium te schenken. GRONDONDERZOEK EN BEMESTING Teneinde de natriumgehalten van weid'egras en winter voorraad kuil en hooi zo goed mogelijk veilig te stellen, is het van belang de natriumtoestand van de grond op .peil te brengen en te houden. De resultaten van grondonderzoek geven aan hoeveel zuivere natron daartoe jaarlijks moet worden gestrooid. De extra kosten voor aanvullend natriumonderzoek, naast het normale grondonderzoek, zijn relatief laag, na melijk 2,29 per monster (bij abonnement 1,95). Bij de bemesting moet rekening worden gehouden met giften stalmest, dunne mest of gier. Indien daarnaast ook kali moet worden gegeven, kan men het 'beste laagprocentige kalizouten kiezen, omdat hiermee tevens een flinke hoeveelheid natrium wordt ge geven. Wordt onvoldoende natrium gegeven met organi sche mest of laagprocentige kalizouten, dan is een jaar lijkse aanvulling met landbouwzout (alles volgens advies) noodzakelijk. Het op peil brengen en houden van een goede natrium toestand. is geen moeilijke en zeker ook geen dure aange legenheid. Daarom heeft het alle zin ruime aandacht aan deze aangelegenheid te schenken om op deze wijze pro- duktieverlaging door tekorten aan natrium te voorkomen! Uit gegevens, die proefondervindelijk zijn verkregen, blijkt dan dat 300 kilo stikstof in de vorm van organische mest nodig is om dezelfde opbrengst te krijgen die met 100 kilo stikstof in de vorm van kunstmest wordt gehaald. Van 100 kilo kunstmeststikstof komt 20 kilo in opgevangen grond water terecht; van 300 kilo organische stikstof echter wel 60 kilo. Bij een gelijke bemestingswaarde is organische stik stof dus een drie maal grotere milieuvervuiler dan kunst meststikstof. Een soortgelijke conclusie kan getrokken wor den bij een vergelijking van kunstmest-fosfaten en organi sche fosfaten. yOLGENS prof. Schuffelen zijn de „amateurs" die de bekwaamheid missen om de kunstmestzak oordeel kundig te gebruiken en die alleen organische mest toepas sen dan ook „milieu-vriendelijke milieu-vervuilers". Het eten van hun produkten noemde Schuffelen overigens vrijwel zonder risico. Zij zouden in theorie kwaad kunnen doen wanneer zij een rem vormen op een voldoende voedselpro- duktie. Zolang het door hen gebruikte areaal echter onder de 5 procent blijft van het totaal (in ons land nu 0,02 pro cent) „behoeven we ons geen zorgen te maken en kunnen we de enthousiaste producenten en consumenten hun plezier gunnen", aldus prpf. Schuffelen. Het jongste probleem dat in de kunstmesthistorie is opge worpen betreft het verbruik van fossiele energie voor de kunstmestproduktie. Dit zou onverantwoord hoog zijn. Vol gens prof. Schuffelen is het moeilijk betrouwbare cijfers te vinden om te bepalen hoeveel energie voor de kunstmest produktie wordt gebruikt. Na discussies met deskundigen uit de kunstmest-industrie zei hij echter tot de slotsom te zijn gekomen dat op wereldniveau ongeveer 1,5 procent van het totale energieverbruik in de kunstmestproduktie wordt gestoken. Deze hoeveelheid is relatief klein, aldus prof. Schuffelen, en wordt voor een buitengewoon goed doel ge bruikt, namelijk direct of indirect voor de voeding van ons zelf. pROF. SCHUFFELEN besloot zijn afscheidscollege met te wijzen op de noodzaak van meer onderzoek naar de vergroting van het rendement van kunstmest. Gemiddeld komt maar de helft ervan in het gewas terecht. Belangrijke oorzaken daarvan zijn de neiging van de toegediende mest stof om zich te hechten 'aan bodemdeeltjes en het feit dat de wortels van het gewas bij het zoeken naar voedsel moe ten concurreren tegen de microorganismen in de bodem. Volgens prof. Schuffelen is een van de mogelijkheden om het rendement te verhogen: het kweken van gewassen die zeer snel een groot wortelstelsel ontwikkelen. In die rich ting zal het onderzoek dan ook moeten worden gericht!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 23