VERZEKERINGSINSTELLINGEN
VAN DE ZLM
Aanpassing premies
Vrijwillige Arbeids
ongeschiktheidsverzekering
voor 1975 noodzakelijk
Terugkomen
>A<1
op
„onze zwakke
A©A
plek"
4
?l
DE MEDISCHE VARIA
TN het land- en tuinbouwblad van 22 februari 1974
deelden wij u mede, dat de vrijwillige Arbeidson
geschiktheidsverzekering (A.O.V.)-tarieven met ingang
van 15 februari 1974 vrij drastisch waren verhoogd en
dan met name 9oor de ouderen.
Het percentage tijdelijk arbeidsongeschikten en vooral
de blijvende ongeschikten neemt zienderoge toe. Met
name ook de Wettelijke Arbeidsongeschiktheidsverzeke
ring (W.A.O.) voor loontrekkenden heeft met dit probleem
ernstig te kampen.
Behalve dat de wettelijke premie zal worden opgetrok
ken heeft de regering het voornemen met haar pakket
noodmaatregelen ook een dotatie van rond 500 miljoen
in de W.A.O. pot te doen. Dit om te voorkomen, dat de
premie helemaal de pan uitrijst.
Wij schreven op 22 februari 1974 voor het boekjaar
1974 niet aan bedoelde verhoging mee te doen. Als mo
tieven gaven wij op, dat de bij ons lopende vrijwillige
arbeidsongeschiktheids- (A.O.), ongevallen- en zieken
geldverzekeringen per 1 januari prolongeren en wij bo
vendien door een drastische verlaging van de onkosten
er in dachten te slagen voorlopig in 1974 vooruit te kun
nen.
BIJSTUREN GEWENST
70WEL op het terrein van de gezondheidszorg als
de medische varia zijn er landelijke kommissies
werkzaam, die voortdurend de ontwikkelingen bijhouden.
Op het terrein van de medische varia is dat de Kontakt-
commissie arbeidsongeschiktheid-, ziekengeld- en onge
vallenverzekering; afgekort K.A.Z.O. genoemd.
De K.A.Z.O. nu heeft begin dit jaar de vrij drastische
verhogingen voorgesteld; variërend naar leeftijd. Het is
ook de K.A.Z.O. die overleg pleegt met het Ministerie
van Economische Zaken. In de loop van dit jaar hebben
wij de gelegenheid gehad de nieuwe K.A.Z.O.-tarieven
te vergelijken met onze tariefsstelling. Daarbij bleek o.m.
dat onze tariefsstelling voor het 1e jaarsrisico niet in
overeenstemming was met de realiteit.
Zo bleek ons tarief veel aantrekkelijker voor oudere
kandidaten (boven de 40 jaar) dan voor jongere kandidaten
terwijl het risico precies tegengesteld is. Vandaar, dat
wij per 1 januari a.s. de tarieven zodanig gaan bijsturen
dat het voor de jongeren aantrekkelijker wordt en voor
de ouderen wat minder.
Dit betekent, dat er per prolongatiedatum 1 januari
1975 in zijn algemeenheid voor de jongeren tot 40 jaar
praktisch geen verhoging in de lucht zit maar voor de
41-jarigen of ouder wel. Laatstgenoemde groep krijgt
overigens wel een korting op de nieuwe premie.
Al met al komt het er wel op neer, dat onze nieuwe
tarieven minstens 15% onder die van de commerciële
maatschappijen komen te liggen.
AFSCHAFFING 3 WACHTDAGEN
FEN ander belangrijk punt is de keuze van het aan-
tal wachtdagen. Al vanaf de oprichting bieden wij
voor de ziekengeld en arbeidsongeschiktheid de moge
lijkheid van 3 dagen, 1 week, 2 weken, 1 maand, 3 maan
den en 1 jaar wachttijd. Hoe geringer de wachttijd, hoe
hoger de premie is.
Andere maatschappijen hebben al lang de keuzemoge
lijkheid van minder dan 2 weken wachttijd geschrapt
In het verleden hebben wij vrij veel ziekengeldverzeke
ringen met 3 wachtdagen gesloten. Bij de A.O.V. welke
op een later tijdstip is gekomen, hebben wij in onze ad
viezen altijd de keuze van 3 en 6 wachtdagen ontraden,
omdat de premie naar verhouding veel te hoog werd.
Met de nieuwe premiestelling per 1 januari 1975 moest
het tarief met 3 wachtdagen zodanig worden opgetrok
ken, dat het voor de verzekerden zelfs zeer nadelig is
geworden.
Reden waarom wij voor nieuwe kandidaten de keuze
mogelijkheid van 3 wachtdagen eenvoudig hebben ge
schrapt. Het minimum aantal wachtdagen wordt nu 6.
Omdat wij voor alle lopende verzekeringen toch van plan
waren nieuwe polissen op naam van de O.V.M. af te
geven, (stond nog op naam van Landbouw Risico) heb
ben wij de minimum wachttijd meteen ook gebracht op 6.
Dit betekent voor de verzekerde een belangrijk gerin
ger premieverzwaring en wij menen, dat zulks hun goed
uit zou komen. Uiteraard zou 'n verzekerde tegen wijziging
van deze wachttijd bezwaar kunnen maken. Wij moeten
hem dit ernstig ontraden omdat het financieel dan on
gunstiger voor hem wordt.
5 KLIMMENDE A.O.V.
TA/IJ hebben al eerder aangekondigd, dat wij met in
gang van 1 januari 1975, naast onze gelijkblijven
de en 3 enkelvoudig klimmende A.O.V., met een 5
samengestelde klimmende A.O.V. op de markt komen.
Dit is nieuw in die zin, dat andere maatschappijen deze
mogelijkheid nog niet bieden.
Met deze 5 samengestelde klimmende A.O.V. kan
de inflatie, dachten wij, grotendeels worden opgevan
gen. Hoewel de tarieven al klaarliggen moet t.a.v. de
maximaal te verzekeren bedragen en de uitloop nog spel
regels worden opgesteld. Het is n.l. niet ondenkbaar, dat
op een gegeven moment de 5 klimming veel hoger is
dan de inflatie.
Op dit moment lijkt dit een utopische gedachte maar
de wal zal het schip toch ooit wel eens kerenl Op de
nieuwe tarieven en de spelregels komen wij nog nader
terug.
DE L.
Drs. DIJKGRAAF.
L.C.C. - Goes.
(~)NDER het hoofd „onze zwakke plek" kwam de
hoofdredakteur van het blad „Rabobank", de heer
mr. J. R. Haverkamp op bladzijde 7 van nummer 11 terug
op onze bijdrage in het ZLM-blad van 11 oktober met
als opschrift: „sociale bewogenheid doet 't". Het is een
hele mond vol, maar het lijkt ons wel recht toe recht aan,
om even aan te geven waar we over praten.
SPANNINGSVELD
TN onze bewuste bijdrage voerden we in het bijzon
der onze Rabobanken ten tonele en hielden we op
onze eigen wijze (U kunt natuurlijk ook lezen eigenwijze,
maar dat bedoelen wij niet) een pleidooi voor het behoud
van de sociale inslag bij het coöperatieve bankwezen.
Dit tegen de achtergrond van de sociale taakstelling van
alle coöperaties en daarmee ook van de Rabobanken.
Daarbij heel goed beseffend, dat door de noodzake
lijke verzakelijking ter wille van de continuïteit een groter
spanningsveld met de sociale inslag ontstaan is dan
voorheen het geval was.
Wordt zo'n spanningsveld te groot dan zijn er altijd
die uit de boot vallen. Ze willen dan het sociale maar
aan de kant zetten en je bent overal van af. Inderdaad
ben je dan overal van af, dat wil zeggen van de coöpe
ratie en dat is nu net wat wij niet willen. Anderen willen
niet uit de boot vallen en zitten er gewoon mee. Ze we
ten er niet goed raad mee maar blijven zoeken om die
sociale taakstelling nieuwe U kunt ook zeggen aange
paste inhoud te geven. Welnu tot die groep behoren
wij en ook de heer Haverkamp, hoofdredakteur van „Ra
bobank". Ook hij wil het sociale element niet missen.
GEVAREN
TAFEL zult U denken wat is er dan eigenlijk tussen
jullie aan de hand. Jullie zijn het eens, wat wil je
nog meer. Ja maar nu komt het. Wij schreven aan het
eind van onze bijdrage „Laat dan de Rabocentrale maar
verder verzakelijken maar laten de plaatselijke Rabo
banken besturen en leden van de raden van toezicht
met een groot stuk sociale bewogenheid hun belangrijke
werk blijven doen". Einde citaat. Kijk geachte lezeressen
en lezers daar komt de heer Haverkamp nu tegen in het
geweer. Hij schrijft letterlijk: „Wij moeten er voor oppas
sen onze organisatie niet in tweeën te willen knippen.
Een harde zakelijke centrale bank met daarnaast de loka
le banken, die het gemeenschapsbesef nog zouden heb
ben".
NIEUWE INHOUD
TATE zijn bijzonder blij met deze reaktie. Er blijkt uit,
dat velen, zowel binnen plaatselijke, regionale als
centrale coöperaties worstelen met het spanningsveld
tussen commercie en de sociale inslag. Dat leidt tot be
zinning op vragen zoals „wie zijn wij", „waar staan we"
en „waar willen we met elkaar naar toe". Ook de heer
Haverkamp stelt, zij het in andere bewoordingen, in feite
.deze vragen aan de orde. Laten we over deze vragen
nadenken en blijven nadenken en daarmee een open
discussie op gang brengen en houden. De hoofdredak
teur van „Rabobank" vindt het falikant verkeerd van ons,
dat we een scheiding willen aanbrengen tussen een har
de zakelijke centrale en een plaatselijke sociale Rabo
bank. Dat willen we ook niet, maar we krijgen wel eens
het gevoel (maar gevoelens worden doorgaans niet hoog
gewaardeerd) dat het sociale naar de achtergrond ver
schuift. Mede omdat we het commercieel zo druk heb
ben. De heer Haverkamp zegt dit trouwens zelf ook met
zoveel woorden. Welnu wij willen het sociale element
weer meer voor het voetlicht halen om daarmee te be
reiken, dat onze coöperatieve struktuur een eigen zij
het nogmaals een aangepast gezicht blijft houden.
Onze basis zijn en blijven onze leden en primair staat
hun belangenbehartiging. We moeten daarom blijven zoe
ken om in een verzakelijkte wereld echt coöperatie te blij
ven. We vinden het fijn, dat we vele medestanders
waaronder de heer Haverkamp hebben. De grondsla
gen van ons handelen moeten duidelijk uit de verf blij
ven komen. Ook centrales kunnen aan die duidelijkheid
bijdragen. Aan de heer Haverkamp zal het niet liegen!
~ïP het moment dat wij dit schrijven houdt de Tweede
Kamer zich nog bezig met de belastingplannen van
de regering voor het jaar 1975. We weten dus niet wat
het overleg tussen regering en parlement over deze zaken
voor de belastingplichtigen zal opleveren. Het staat vast
dat er voor de zelfstandige ondernemer wel enige, maar
geen grote fiscale tegemoetkomingen zullen komen, als
het blijft bij de voorstellen die nu in behandeling zijn. Of
hier nog iets aan gedaan gaat worden is op dit moment
nog niet bekend.
In de schriftelijke stukken, zoals het voorlopige verslag
van de Tweede Kamer en de Memorie van Antwoord van
de Minister is wel het een en ander gezegd dat de aan
dacht verdient. In het bijzonder geldt dit de opmerkingen
die gemaakt zijn over het gebruik maken van de moge
lijkheid om een fiscale oudendagsreserve te vormen. Of
beter gezegd, over het niet-gebruik maken rmn die mo
gelijkheid door een aantal zelfstandigen,
In het voorlopig verslag is aan de regering gevraagd om
cijfers te geven waaruit blijkt hoe groot de animo is om
van de regeling gebruik te maken. De regering heeft in
antwoord daarop gezegd dat een onderzoek bij een aan
tal belastinginspecties heeft geleerd, dat ongeveer 50
van de zelfstandigen voor het jaar 1973 te kennen gege
ven hebben geen toevoeging aan de fiscale oudendags
reserve te willen doen. De toevoeging bedroeg over 1973
5 van de winst met een maximum van 3.750.Dat
maximum wordt dus bereikt bij een inkomen van
75.000,Ook in een goed jaar zijn er veel mensen die
daaronder blijven.
A LS wij eens een voorbeeld geven en dan uitgaan van
een bedrag aan winst van f 40.000,betekent het
dat in 1973 gereserveerd mocht worden 5 daarvan, dus
2.000,—.
Zetten wij nu een kleine berekening op:
WINST 40.000,—
af: toevoeging aan oudendagsreserve 2.000
Overige aftrekposten (premieheffing,
etc.) 5.000
7.000-
Belastbaar inkomen
Stel dat YCet een gehuwde met aftrek voor
2 kinderen betreft dan is de belastingvrije
som
33.000,
7.704,
BELASTBARE SOM 25.296,—
Als geen oudendagsreserve gevormd wordt is de be
lastbare som 2.000,hoger, dus f 27.296,
Wat is nu het verschil in belasting?
Bij een belastbare som van 27.296,tnoet betaald
worden f 8.832,
Bij 25J296,is dit 7.852,
VERSCHIL f 2.000,— d 49 f 980,—
In procenten uitgedrukt betekent het dat de belasting
plichtige die in een geval als dit de oudendagsreserve
vormt 88.9 betaalt van de belasting die betaald wordt
door zijn collega die de toevoeging achterwege laat. Wij
merken hierbij op dat als wij met lagere inkomens reke
nen dit percentage wel lager komt te liggen, maar dat de
toevoeging daarentegen ook weer van invloed is op het
bedrag van de premieheffing voor ieder die niet aan het
maximum premie-inkomen komt en daarop blijft.
TJT AAROM laat men nu die toevoeging achterwege?
Vermoedelijk zijn de motieven van psychologische
aard. De vorming van de fiscale Oudendagsreserve bete
kent in principe uitstel van belastingheffing In de meeste
gevallen zal dit zijn tot het moment waarop de onderne
mer 65 jaar wordt of bij eerdere overdracht van het be
drijf of bij overlijden „in het harnas' Op die momenten
moet afgerekend worden tegen een tarief dat tussen 25
en 50 procent ligt.
Daar schijnt men zo zwaar tegen aan te kijken dat
men daarom de toevoeging achterwege laat. Naar onze
mening laat men zich, als dit juist zou zijn, teveel door
angst leiden. De keuze, al of niet reserveren, moet tel
kens maar voor één jaar worden gemaakt. De reserve en
daarmee de toekomstige belastingschuld is nu nog maar
klein. Men hieeft dus zakelijk gezien, zeker' geien reden
nu al af te zien van reservering en dus van direct belas
tingvoordeel. De landbouwboekhoudbureaux hebben dit
dan in het algemeen ook niet gedaan. Zij hebben de re
servering toegepast en dus het voordeel binnengehaald.
Dat is ook de bedoeling!
PA AU WE