Van het
zuid-westelijk oogstfront
Wetsontwerp tijdstip
invoering
onroerendgoed-belasting
ingediend
Mechanische koeling
van akkerbouw produkten
16
Het verhaal, we weten het allemaal, wordt eentonig.
Ook de afgelopen week maakte de voortdurend neer
stromende regen het praktisch onmogelijk op de akkers
te komen. Dank zij de hulp van militairen, scholieren,
groepen en vele andere vrijwilligers, kon nog iets van
het te oogsten areaal afgeknabbeld worden. Het over
zicht van de stand van zaken wat er in het Zuid-Westen
nog allemaal gedaan zou moeten worden, geeft ook een
beeld van hetgeen aan het slik met veel moeite en
zorg ontworsteld kon worden. Het zijn jammer genoeg
geen cijfers om over te juichen! Integendeel, in verhou
ding met hetgeen aan inzet van boer en hulpkrachten
gevraagd wordt, om toclh door te blijven ploeteren, zijn
de resultaten maar schamel!
Het totaal aantal aanvragen om voor oogsthulp in
Zeeland
Zuid-Holland
Noord-Brabant
Totaal
stand per
stand per
stand per
stand per
25 2
25 2
25 2
25 2
nov. dec.
nov. dec.
nov. dec.
nov. dec.
aardappelen
uien
7.775
7.500
5.050
4.900
3.340
3.200
16.165
15.600
1.645
1.350
540
500
165
170
2.370
2.020
bruine bonen
725
435
25
725
460
suikerbieten
6.630
5.240
3.400
2.000
•1.000
950
11.030
8.190
gladiolen
165
130
175
100
120
110
460
340
knolselderij
110
60
120
200
225
200
455
460
witlof
65
55
200
75
65
195
330
195
korrelmais
325
270
25
10
10
10
360
290
snijmais
350
265
75
25
425
290
winterwortelen
30
20
180
160
210
180
kroten
20
15
25
25
45
40
aanmerking te komen is dan ook weer gestegen en
heeft het record van 2630 aanvragen bereikt. Het gaat
hierbij om hulp bij de oogst van zo'n ongeveer 13.000
ha aardappelen, 2900 ha uien, 663 ha gladiolen. 780 ha
bruine bonen, 480 ha knolselderij. 600 ha mais en 180
ha witlof. Met daarnaast nog bijna 8700 ha te rooien
bieten, waaruit nog eens overduidelijk blijkt dat er nog
een enorme hoeveelheid produkten in de grond zitten.
ONDERPLOEGEN VAN NIET MEER
OOGSTBARE GEWASSEN
Daar steeds meer vragen binnenkomen hoe de rege
ling zal worden betreffende het onderploegen van niet
meer oogstbare gewassen, maakt het Coördinatie Cen
trum Oogsthulp W.-Nederland in overleg met de HJ.D.
Bedrijfsontwikkeling dienaangaande het volgende be
kend: i
Landbouwers die produkten onderploegen moeten
zulks vooraf melden bij één van de plaatselijke con
tactpersonen die in het kader van de hulpverlening
werkzaam zijn. Aan de plaatselijke contactpersonen
wordt verzocht per bedrijf een formulier in tweevoud
in te vullen, nadat is vastgesteld dat het betreffende
gewas inderdaad is ondergeploegd.
Daar nog niet bekend is of en op welke wijze de
Overheid een financiële regeling zal treffen voor niet
geoogste produkten, mogen aan deze opgave geen con
sequenties worden verbonden.
Het is echter noodzakelijk dat het Coördinatie Cen
trum op de hoogte is van de gewassen die eventueel
worden ondergeploegd, teneinde deze bij een schade
regeling te kunnen betrekken. Vandaar deze voorlopige
regeling en vastlegging van hetgeen gebeurd is!
De Staatssecretarissen Polak (Binnenlandse Zaken) en
Van Rooijen (Financiën) hebben bij de Tweede Kamer
een wetsontwerp ingediend tot wijziging van de wet van
24 december 1970 (Stb. 608), waarin onder meer de door
de gemeenten te heffen onroerend-goedbelastingen zijn
geregeld.
Uit artikel IX, derde lid, van de huidige wet volgt, dat
een gemeentelijke verordening tot heffing van de onroe-
rendgoedbelasting pas kan ingaan als deze vóór 1 januari
van 't jaar, dat voorafgaat aan het eerste belastingjaar,
in afschrift ter kennis is gebracht van de Minister van Fi
nanciën. Deze termijn is gesteld omdat de rijksbelasting
dienst is belast met de heffing en invordering van deze
gemeentelijke belastingen en aeze dienst enige tiici
hébben om de nodige voorbereidingen ter zake te tref
fen.
Van de gemeenten die per 1 jan. 1975 willen overgaan
tot invoering van de onroerend-goedbelasting, zijn er
veertien die wel vóór 1 januari 1974 de belastingverorde
ning hebben vastgesteld, doch niet vóór deze datum af
schrift van de verordening hebben gezonden aan de Mi
nister van Financiën. Tot deze 14 gemeenten behoren o.a.
Huijbergen, Made en Drimmelen. Bij stringente handha
ving van de in de wet opgenomen termijn zouden deze
gemeenten niet tot heffing per 1 januari 1975 kunnen
overgaan, hetgeen voor deze gemeenten een verlies van
ongeveer ƒ6,5 miljoen zou betekenen.
In het thans ingediende wetsontwerp wordt het prin
cipe van een tijdige inzending van het afschrift van de be-
lastingverordening aan de Minister van Financiën ge
handhaafd. Er is echter een 'bepaling opgenomen om te
voorkomen, dat gemeenten, die hun verordening te laat
aan de Minister van Financiën hebben verzonden, daar
door pas een vol jaar later de onroerend-goedbelasting
zouden kunnen heffen, zelfs als deze gemeenten de ter
mijn slechts in geringe mate hebben overschreden.
De Staatssecretarissen stellen voor de verplichting te
handhaven om de verordening tot het invoeren van de on
roerend-goedbelasting één jaar vóór de aanvang van het
eerste belastingjaar te n'emen (dit mede om te bewerk
stelligen dat de belastingplichtigen tijdig van de belas
ting kennis kunnen nemen, maar willen de inzending
aan de Minister van Financiën anders regelen. In een
nieuw 4e rid van artikel IX wordt nu bepaald, dat de
belastingverordening 8 dagen na de vaststelling door de
gemeenteraad in afschrift ter kennis van de Minister van
Financiën moet worden gebracht. In bijzondere gevallen
zijn de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Finan
ciën bevoegd onder bepaalde voorwaarden deze termijn
te verlengen.
i
Tenslotte wordt een bepaling voorgesteld, waardoor de
gemeenteraadsbesluiten tot invoering van de onroerend-
goedbelasting, die vóór 1 januari 1974 zijn genomen, maar
die niet tijdig bij de Minister van Financiën waren ge
meld, alsnog geacht worden te zijn goedgekeurd vóór 1
december 1974.
(Vervolg van pag. 13)
De constructie moet zo zijn, dat geen condensatie van
waterdamp of ijsvorming kan optreden. Bij koelruimten moet
de wand zo min mogelijk waterdamp doorlaten. Anders ont
staat condensatie in het inwendige van de constructie.
Dit betekent dat de isolerende werking van de wand en
het plafond sterk achteruit gaat. Ook wordt het isolatiemate
riaal door het vocht aangetast. Aan beide zijden van de con.
structie dient een isolerende dampdoorgangremmende laag
aangebracht te worden. Bij een luchtgekoelde 'bewaarplaats
ontbreekt veelal deze laag.
De vloeren worden in het algemeen niet geïsoleerd. Bij de
capaciteitsberekening van de koelinstallatie wordt er wel
rekening mee gehouden (1,5 kcal per uur per m2 vloeropper
vlak per graad C).
DE WANDDRUK
DE wanden zijn als regel wel zo geconstrueerd dat deze
de zijwaartse druk van de produkten op kunnen van
gen.
DE VENTILATOREN
DEZE moeten voor aardappelen oen capaciteit hebben
van 100 im3 luaht/uur/m3 bij een tegendruk van 15
mm W.K. Deze capaciteit is nodig om vochtige partijen snel
te kunnen droogblazen. Voor uien is de capaciteit van de
ventilatoren 150 m3 lucht/uur/m3 bij een tegendruk van 30
mm W.K.
De luchtverdeelsysteem kan zijn:
a. een hoofdkanaal met zij kanalen;
b. een hoofdkanaal met bovengelegen roostervloer.
Vele varianten zijn mogelijk. Aanpassingen zullen soms
nodig zijn.
DE KOELINSTALLATIE
QE eenvoudigste uitvoering van zo'n installatie bestaat
uit een compressor, een condensor, een regelorgaan
en een verdamper. iDe koelinstallatie bestaat dus uit ver
schillende apparaten. Aan de ene zijde wordt koude opge
wekt en aan de andere zijde wordt warmte geproduceerd.
Nu is de verdamper de koude-opwekker en de condensor de
warmteproducent. De compressor onderhoudt het drukver
schil tussen de in het systeem aanwezige damp en het regel
orgaan en het drukverschil tussen het vloeibare koelmedium
in de condensor en het verdampende koelmedium in de ver
damper.
Als koudemiddel voor de installatie wordt veelal freon
toegepast.
De apparaten van de koelinstallatie worden in de machine
kamer ondergebracht. Vanuit deze ruimte kunnen we ook
de ventilatoren en de koelinstallatie bedienen.
Een belangrijke keus is de plaats van de verdamper in de
bewaarplaats.
a. in de interne ventilatiekoker,
b. aan de wand tegenover de ventilator.
a. Indien de verdamper in de interne ventilatiekoker onder
de ventilator wordt geplaatst dient de luchtsnelhedd 3
m per seconde te zijn. Dit betekent een vrij grote lucht-
doorsnede en derhalve een dure verdamper. Het afvoeren
van het oondenswater van de koeler vereist in de vloer
een wateropvangbak en waterafvoer met waterslot.
b. De verdampers worden nu veelal aan de wand tegenover
de ventilatoren geplaatst. Deze zijn voorzien van kleine
ventilatoren welke aangepast zijn aan de koelcapaciteit
en blazen de gekoelde lucht boven het produkt. De ven
tilatoren zuigen deze gekoelde lucht aan en persen het
in het luchtverdeelsysteem. De verdamper kan dan veel
kleiner zijn. Onder de verdamper is de lekbak gemon
teerd, zodat het water normaal afgevoerd kan worden.
Ook is er door dit systeem een constante luchtbeweging
langs het plafond, waardoor eventuele condens wordt
afgevoerd.
DE MOBIELE KOELMACHINE
I
yOOR kleine bewaarruimten is het mogelijk een mobiele
koeleenheid aan te schaffen Deze eenhad is opge
bouwd uit een stalen frame op zwenk wielen met daarop de
complete koelinstallatie en insteekkoeler (verdamper). De
verdamper wordt voor of onder de ventilator geplaatst.
De ventilator perst de afgekoelde lucht in het luchtver
deelsysteem. Deze installaties 'kunnen in stekkerklare uitvoe.
ring worden geleverd. In verband met de verplaatsbaarheid
(gewicht en afmetingen) worden deze toegepast voor cellen
van 100150 ton.
DE CAPACITEIT VAN DE KOELMACHINE
D^ capaciteit van de installatie is moeilijk te geven daar
we met veel factoren rekening moeten houden.
de afmetingen van de bewaarplaats;
de isolatie van de bewaarplaats;
de gemiddelde buitentemperatuur,
de inbrengtemperatuur van het produkt;
de opslagtemperatuur;
de inbrengtijd in dagen;
de afkoeltijd in dagen.
Voor elk geval kan de koeltechnicus een berekening op
zetten.
Toch kunnen we wel een norm hanteren.
Inkoeltijd in dagen koelcapaciteit
20 60 kcal/uur/ton
10 70 kcal/uur/ton
De verandering van de koelcapaciteit is afhankelijk van
bet tempo van inkoeling. Een korte inkoeltijd vraagt relatief
grote capaciteit.
Na het inkoelen behoeft geen veldwarmte meer te worden
afg'evoerd. Dan kan de capaciteit zijn (globaal) 30 kcal/uur/
on produkt.
In de winter zal bij lagere buitentemperaturen de instra
ling van warmte minder worden of geheel wegvallen.
BENODIGD ELECTRISCH VERMOGEN
yfOOR 100 ton aardappelen en een inkoeltijd van 10 da
gen is een koelaggregaat nodig van 7.000 kcal/uur.
Aan electrisch vermogen is dit ongeveer 5 6 pk.
Niet gerekend is het kortstondig hogere stroomverbruik
•bij het aanlopen.
DE KOSTEN
|^|U komt tenslotte de vraag naar voren of het econo
misch verantwoord is om landbouiwprodukten mecha
nisch te koelen. Een voorbeeld-berekening voor 100 ton
aardappelen ziet er als volgt uit: Aanschafkosten koelinstal
latie 10.000,—.
Kosten per jaar:
afschrijving 10
rente 10 van 60 x 10.000,
onderhoud en verzekering
stroomkosten
1.000,
600,—
30,—
600,
2.700,—
Opslagruimte voor 100 ton aardappelen is gelijk aan:
70 ton knolselderij of
85 ton kroten of
85 ton uien of
77 ton wortelen
Uitgaande van de jaarlijkse kosten van f 2.700,zullen
de koelkosten per kg produkt zijn voor:
aardappelen
knolselderij
uien en kroten
wortelen
rt 2,7 ct
3,9 ct
3,2 ct
3,5 ct
De uien vragen iets meer koelcapaciteit dan de andere
bovengenoemde produkten. De koelkosten per kg uien zal
daarom in de regel wat hoger uitkomen dan 3,2 ct.
Nu we deze cijfers weten kunnen we voor ons bedrijf uit
maken of mechanische koeling verantwoord is. De meer
opbrengst van de produkten door deze koeling is van te
voren nooit exact te geven. Wel weten we dat het produkt
langer bewaard kan blijven. Aan het eind van het bewaar-
seizoen weten we of de investering verantwoord is geweest.