lum
Oplossingen voor
mestproblemen
in de Verenigde Staten
en Canada
Brij- en droogvoedering
aan mestvarkens
op twee voerniveaus
8
VERSLAG VAN EEN STUDIEREIS
/^VOK in de Verenigde Staten van Amerika en Canada wordt veel onderzoek ver-
richt dat ten doel heeft verantwoorde oplossingen te vinden voor de ook daar
aanwezige mestverwerkingsvraagstukken en de daarmee in nauw verband staande mi
lieuproblemen en stankbestrijding. Naast duidelijke verschillen in de omstandigheden
zijn er ook punten van overeenkomst. Onlangs verscheen een verslag „Megista-
onderzoek in de V.S. en Canada" waarin Ir. A. A. Jongebreur van het Instituut voor
Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen (I.M.A.G.) te Wageningen en ir. J. H. Voorburg van
de Rijks Agrarische Afvalwater Dienst (R.A.A.D.) hun ervaringen bespreken opgedaan
tijdens een bezoek aan V.S. en Canada.
OE tweede soort afspoeling betreft mest
die op het land is uitgereden. Ook
dit probleem wordt in ons land van ge
ringe omvang geacht. Óm dit verschil met
ons land te begrijpen moet men zich re
aliseren dat in de V.S. weinig vlak terrein
voorkomt. Bovendien kunnen er tijdens
buien veel grotere Hoeveelheden regen
vallen. Tenslotte hebben de Amerikaanse
boeren in veel gebieden de gewoonte om
de mest over bevroren land uit te rijden.
Dit hangt samen met het dikwijls zeer nat
te voorjaar. De voorjaarswerkzaamheden
leveren daardoor al genoeg problemen op
zonder dat mest moet worden uitgereden.
MAAST deze duidelijke verschillen met
ons land zijn er ook belangrijke pun
ten van overeenkomst. Als zodanig zijn
onder meer belangrijk de stankbestrijding
en het hergebruik van mest.
Voor de stankbestrijding wordt op een
groot aantal bedrijven gebruik gemaakt
van een pasveersloot onder de stal. Hoe
wel de belangstelling van de praktijk hier
voor wat op zijn retour lijkt te zijn, vin
den in het onderzoek hieromtrent belang
rijke ontwikkelingen plaats.
Deze hebben gedeeltelijk te maken met
de ontwikkeling van de wettelijke maat
regelen omtrent het gebruik van mest. Er
wordt namelijk verwacht dat er voor
schriften zullen komen ten aanzien van
de hoeveelheid stikstof die per ha mag
worden uitgereden. Zulks ter beperking
van de uitspoeling van stikstof. Nu wordt
geprobeerd de beluchting in de pasveer-
sloot zodanig te regelen dat zoveel moge
lijk stikstof verdwijnt.
DEN ander aspect van de beluchting
van mest is de groei van bacteriën
Door deze varkensstal loopt een goot
waarin belutihite mest van onder de roos
ters wordt gepompt, zodat de varkens het
als drinkwater kunnen opnemen. Proef
opstelling in Urbana Champaign, Univer
siteit van Illinois.
op dezelfde plaats geproduceerd. Op en
bij deze feedlots liggen grote hoeveelhe
den mest. De problemen ontstaan doordat
de feedlots gewoonlijk op een helling lig
gen. Het vrij droge weer in deze gebieden
wordt af en toe onderbroken door zeer
zware buien. JJet gevolg hiervan is dat
tijdens zo'n bui grote hoeveelheden mest
naar de rivier spoelen en deze in ernstige
mate verontreinigen. Door een wettelijke
regeling word hieraan een einde gemaakt.
Sinds kort is het namelijk verplicht het af
gespoelde mestwater op te vangen in een
vijver. Uit deze vijver moet het dan bij
voorbeeld door verregenen op het land ge
bracht worden.
DIJ het bestuderen van mest-problemen
in de Verenigde Staten valt regel
matig het woord runoff of afspoeling. Al
dus de samenvatting van het verslag.
Om dit voor de V.S. zo belangrijke pro
bleem te begrijpen moeten twee soorten
afspoeling onderscheiden worden.
De eerste soort afspoeling heeft te ma
ken met het verdwijnen van de cowboys.
Het mest vee graast namelijk niet meer op
de prairies of hoe de weidegronden mo
gen heten. Het wordt gehouden op zoge
naamde feedlots, dat zijn afgeheinde
ruimtes waarop tienduizenden dieren bij
elkaar lopen. Het voer wordt ter plaatse
verstrekt en bijgevolg wordt de mest ook
Beluchtingssilo a/gedekt met plastickap om bevriezing in de winterperiode te voor
komen. Universiteit van Guelph, Canada.
PROEFVERSLAG NO. 4
VARKENSPROEFBEDRIJF ZUID- EN WEST-NEDERLAND
Ir. H. J. J. OUDENAMPSEN
C.V.P. - Gouda
pEN lang bestaand discussiepunt in de varkensmesterij: brij- of droogvoe
dering wordt in dit verslag nog weer eens uitvoerig aan de orde gesteld.
Een kwestie overigens die nog niets vanzijn actualiteit heeft verloren. Integendeel
Juist in onze tijd van schaalvergroting en arbeidsrationalisatie is het nodig meer
inzicht te hebben in de consequenties van een arbeidsbesparende methode die
de droogvoedering toch is.
Bij deze proef blijkt dat nogal mee te vallen. Hoewel het saldo per afgeleverd
varken bij de droogvoer-groepen wat lager uitviel, was de beloning per uur ho
ger dan bij de brijvoedering. Toch moeten we voorzichtig zijn met deze conclu
sie. Bij voeren op hoog niveau kwam brijvoedering per afgeleverd varken min
der ongunstig voor de dag en wie zegt ons dat het nieuwe nippelsysteem bij
brijvoedering de benodigde arbeid niet zodanig verkleint, dat het verschil per
uur weer veel kleiner wordt?
In onze tijd van méér aandacht voor de kwaliteit zou dit toch weer ten gunste
van de brijmethode uit kunnen vallen.
Geen wonder dat op het proefbedrijf in een volgende proef aan dit aspect de
nodige aandacht wordt besteed.
Intussen heeft de hier beschreven proef ons inzicht in deze kwestie weer ver
groot, vooral dank zij de uitstekende weergave van de resultaten door de samen
steller.- Ir. H. J. J. Oudenampsen van C.V.P. Gouda. Aldus Ir. E. H. Ketelaars in
zijn voorwoord bij dit verslag.
|N bepaalde delen van ons land wordt het voer hoofdzakelijk in de vorm van brij
aan de varkens verstrekt. In andere delen daarentegen geeft men de voorkeur
aan droogvoedering in de trog met daarnaast drinkwatervoorziening middels auto
matische drinkbak of drinknippel. Deze laatste methode is bij een niet ver doorge
voerde mechanisatie arbeidstechnisch aantrekkelijker dan eerstgenoemde.
Om een inzicht te krijgen in mogelijk optredende verschillen in mesterijresultaten
tussen deze twee voederverstrckkingssystemen is op het varkensproefbedrijf „Zuid
en West-Nederland" te Sterksel een proef opgezet.
De droog- en brijvoedering zijn hierbij vergeleken op 2 voerniveaus (n.l. volgens
het gebruikelijke C.VJB.-schema ep vrijwel onbeperkt) om mogelijke interacties tussen
wijze van voer verstrekken en voerniveau te achterhalen. Daar men in de praktijk
er reeds toe was overgegaan om de drinkwatervoorziening aan droog gevoerde var
kens te beperken door de watertoevoer gedurende bepaalde delen van de dag af te
sluiten, is in deze proef ook voor dat systeem gekozen. De varkens werden gevoerd
volgens twee schema's met voor hoog en laag resp. een gemiddelde gift van 2.45 en
2.15 kg per dier per dag. Aan de brijgroepen werd gemiddeld 2.5 ltr water per kg voer
verstrekt. De drooggroepen hadden rond de twee voertijden per dag gedurende 2.5
uur per keer de beschikking over water in automatische drinkbakjes aangesloten op
de waterleiding. Aldus werd 3.25 ltr water per kg voer verbruikt.
technische resultaten van de vier proefgroepen zien er als volgt uit:
Brij Droog
Hoog Laag Hoog Laag
Aantal varkens 206 206 206 206
Uitval (aantal) 5 3 3
Begingewicht (kg) 23 23 23 23
Eindgewicht (koud geslacht - kg) 84 82 82 80
Groei per dier per dag in grammen 747 684 705 669
Gecorrigeerde voederconversie (kg voer p. kg groei) 3.16 3.11 3.18 3.15
Voeropname per dier per dag (kg - gecorr.) 2.36 2.13 2.24 2.11
De gezondheidstoestand is steeds goed geweest, de technische resultaten lagen ge
middeld op een zeer goed niveau. Gebleken is, dat de brijgroepen het rantsoen regel
matiger opnamen dan de drooggroepen. Met name in de warmere maanden hadden
de drooggroepen meer moeite met de voeropname. Tevens is gebleken, dat de invloed
vain brij t.o.v. droog op hoog niveau groter was dan op laag niveau. Dus naarmate het
voerschema hoger is, wordt brijvoedering uit het oogpunt van voeropname en dage
lijkse groei aantrekkelijker. Hierdoor is de groei in de drooggroepen lager dan in de
brijgroepen. De op verschillen in eindgewicht gecorrigeerde voederconversies blijken
slechts weinig te verschillen tussen de proefgroepen. De op hoog niveau gevoerde
groepen hadden een enigszins hogere voederconversie dan de laaggroepen. Verschil
len in slachtkwaliteit tussen hoog- en laaggroepen waren gering en werden berekend
op 1,per varken ten gunste van de laaggroepen.
CEN uitgevoerde kosten opbrengstvergelijking toont, dat op jaarbasis de brij
groepen hogere saldi per gemiddeld aanwezig mestvarken opleveren dan de
drooggroepen. Bij redelijke opbrengstprijzen komt voeren op hoog niveau voordeliger