Verzekering tegen arbeidsongeschiktheid r\E grootste groep onverzekerden moeten wij even- wel zoeken in groep 1. In deze groep treffen we ook een groot aantal ondernemers aan, waarvan hun inkomen juist toereikend is om van te leven. Een premie opbrengen voor een redelijke A.O.-dekking kan er een voudigweg niet af! Voor hen zal een verplichte W.A.O. ook een oplossing kunnen zijn. HULP BIJ DE OOGST NOODZAKELIJK VERZEKERINGSINSTELLINGEN VAN DE ZLM T 3 PI OOR de zelfstandige ondernemer is deze verzeke- ring, kortweg A.O.V. genoemd, nog steeds van uitermate groot belang. Zelfs zo belangrijk, dat het voort bestaan van zijn bedrijf, daarvan afhankelijk kan zijn. He laas wordt dit niet door alle ondernemers onderkend. N Slechts een gering aantal ondernemers heeft een A.O.V. lopende van behoorlijke omvang. Daarvoor zijn een aantal redenen aan te geven. 1. De belangrijkste reden is ,,te duur" onbetaalbaar). 2. Medisch niet acceptabel. 3. Medisch wel acceptabel maar met één of andere uit sluiting. De moeilijkheid bij vrijwillig te sluiten verzekeringen is" nog altijd geweest dat niet iedereen mee doet: in het onderhavige geval dus gezonden en zwakken. Vandaar, dat een medische keuring aan de acceptatie vooraf moet gaan. Wij komen dan metéén bij de groep onder punt 2 genoemd. Men wil wel verzekeren maar wordt medisch niet acceptabel geacht. Dit is geen grote groep maar voor de betrokkenen des te vervelender. De groep onder punt 3 is veel groter. Zij kunnen zich wel tegen A.O. verzekeren maar moe ten dan een uitsluiting aanvaarden, waarvan de medisch adviseur het risico te groot acht. Eén van de veel voor komende uitsluitingen is b>v. ruglasten waaronder te ver staan lumbago, ischias, hernia etc. Er valt uiteraard een enorme theorie op te zetten of de eigen O.V.M. dergelijke uitsluitingen tegenover haar leden wel mag bezigen. Wij zeggen daarop, dat ook wij niet aan een medische selectie kunnen ontkomen om de doodeenvoudige reden, dat wij binnen minimum van tijd uitverkocht zouden zijn wegens onze premiehoogte. Wij realiseren ons dagelijks, dat de liefde van de le den en begunstigers tot de eigen O.V.M. gaat via hun portemonnaie. Dat betekent, dat zodra wij met een premie zouden ko men ,die belangrijk boven de particuliere verzekerings maatschappijen uitging, de liefde snel over zou zijn. Niettemin is het voor groep 3 ook een handicap zich niet volledig te kunnen verzekeren. Van deze beide groe pen kunnen wij ons voorstellen, dat zij pleiten voor een verplichte W.A.O. Daarover straks meer. ONBETAALBAAR Immers een procentuele premieheffing met eventueel een vrijstelling van premiebetaling tot een bepaald mini mum inkomen moet voor deze groep aantrekkelijk zijn. Een ander deel uit groep 1 heeft wel een redelijk in- Voor de Arbeidsongeschiktheidsverzekering moe ten velen er nog in eigen belang „met de haren bij gesleept" worden! komen en gebruikt het motief onbetaalbaar alleen maar om verder te gokken op hun „onverwoestbare" gezond heid. Bovendien gebruiken ze de smoes, dat er tóch een wettelijke regeling komt. Met name deze groep, en die is niet zo klein, menen wij nog eens nadrukkelijk op hun verantwoordelijkheid te moeten wijzen. Zij hadden al lang een A.O.-verzekering moeten hebben, waarin keu ze genoeg is voor vrijwel iedere beurs. WETTELIJKE REGELING OP KOMST TEN W.A.O. voor de zelfstandigen is al in het ge- ding sinds 1 januari 1967. In dat jaar is wel de W.A.O. voor loontrekkenden ingevoerd en het was de toenmalige Minister van Sociale Zaken, dr. Veldkamp, die al een wetsontwerp voor de zelfstandigen had klaar liggen. De indiening van het wetsontwerp en derhalve de invoering van de W.A.O. voor zelfstandigen werd even wel uitgesteld en is tot op heden nog een koud of lauw hangijzer. In de ministeriële ladekasten ligt nog steeds het wetsontwerp; van tijd tot tijd wordt het wat bijge werkt en aangepast aan de huidige omstandigheden. Zo was in het wetsontwerp 1967 de opzet een bodem voorziening voor iedere zelfstandige te waarborgen van maximaal 4.000,per jaar. In de troonrede is aange kondigd, dat in het komende zittingsjaar nu.echt een wetsontwerp W.A.O. voor zelfstandigen zal worden in gediend. Te verwachten valt, dat de wetsvoorstellen ongeveer parallel zullen lopen met de Algemene Ouderdomswet (A.O.W.) en Weduwen en Wezenwet (W.W.) d.w.z. een bodemvoorziening gelijk aan de A.O.W. ƒ10.000, en een premieheffing gelijk van de A.O.W./W.W., dus over een inkomen tot maximaal ƒ31.500, WE ZIJN ER NOG NIET T ET wel in de bedoeling ligt het wetsontwerp dit zittingsjaar in te dienen. Dat betekent, dat zulks aan het einde van het zittingsjaar kan plaatsvinden. Alles wijst er op, dat men niet zo'n haast maakt met de indie ning. In het volgende zittingsjaar zal de kamer dan over het ontwerp gaan discussiëren. Als dan niet alles tegen zit of getraineerd wordt zal de W.A.O. voor zelfstandigen o.i. hooguit 1 januari 1977 in werking kunnen treden. De bedoeling is dan het na eerste jaarsrisico te dek ken. Voor het eerste jaarsrisico zal men dan op vrijwil lige basis dekking moeten zoeken. Wat de premiehoogte betreft durven wij nauwelijks een voorspelling te wagen. De premie voor de W.A.O. voor loontrekkenden bedraagt momenteel 8,4 (ook een jaar wachttijd). Laten wij het op deze premie maar eens houden. Bij een inkomen van 25.000,-vloeit daar dan een premie uit voort van 2.100,Daartegenover staat dan een dek king van ƒ10.000,per jaar (welvaartsvast). Op vrijwillige basis is geen welvaartsvaste Arbeidson geschiktheidsverzekering te sluiten. Wel gaan wij per 1 januari a.s. werken met een 5 samengesteld klimmen de A.O.V. De premie daarvoor bedraagt voor de leeftijdsgroep 2530 jaar met een looptijd tot 65 jaar ƒ1.140, Wat wij hiermede maar willen betogen is dit, dat de door ons genoemde belangrijke groep, die wel een A.O.V. moest hebben en ook kan betalen, maar het nu te duur vinde.i, binnen afzienbare tijd als de W.A.O. er doorkomt het qua premie wel in Keulen zullen horen donderen. Ons advies aan die groep is niet te wachten tot ooit de W.A.O. eens komt, maar nu die maatregelen te tref fen, die noodzakelijk zijn d.w.z. een A.O.V. op vrijwillige basis te sluiten! DE L. Het lijkt echter de enige mogelijkheid om deze proble men op te lossen. Via het Landbouwschap zijn dan ook intussen de nodige kontakten gelegd om te trachten deze hulpverlening te mobiliseren. Wij hopen dat de akker bouwers hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte zul len kunnen worden gesteld. De noodsituatie geldt uiter aard niet alleen voor het gewas aardappelen ook voor de uientelers valt mogelijk op bovengenoemde wijze hulp te organiseren. Ook het gewas gladiolen omvat een belang rijke oppervlakte in ons gebied, waarvan vrijwel alles nog gerooid moet worden. Het gaat hier over een kapitaalsintensieve teelt met een waarde van plm. 15.000 per ha. Ook voor deze teelt is hulp vereist! Het is wrang te moeten constateren, dat in het Neder land van 1974 met zijn 125.000 werklozen geen man kracht beschikbaar is om in een noodsituatie de oogst mee te helpen redden. Als mogelijkheid blijft dan nog over het beroep doen op de hulp van militairen. Deze mogelijkheid wordt momenteel nader onderzocht, al zijn de verwachtingen in deze niet hoog gespannen. LANDBOUW EN RISICO jNTUSSEN bewijst dit jaar op klemmende wijze, dat de risicofactor en met name ook het weerrisico voor de ondernemer in de landbouw bijzonder groot is. Met de constatering dat dit nu eenmaal tot de bedrijfs risico's van de boer behoort zijn we er niet, zolang we daarnaast moeten constateren, dat deze risico's niet op gevangen kunnen worden uit het huidige markt- en prijs beleid. Het nationale beleid laat bovendien geen moge lijkheid toe van reservering voor slechte jaren en voor noodzakelijke investeringen. Het standpunt van deze re gering inzake verbetering van de positie van de zelf standige ondernemers duidt niet op een wezenlijke ver betering van het beleid. Het kabinet stelt zich kennelijk andere idealen, getuige o.a. de aangekondigde wettelijke regeling voor winst- en vermogensaanwasdeling. Een be leid echter, dat wel de winsten wil delen, maar de risico's aan de zelfstandigen wil overlaten, zal op den duur fnuikend blijken te zijn voor het onder nemerschap en voor de gehele Nederlandse eco nomie! KORTEWEG. TT/IJ hebben de vorige week geschreven over de voor- genomen wijzigingen van het erfrecht. In dat arti keltje wezen wij erop dat het ontwerp ervan uitgaat dat op een echtgenoot de morele verplichting rust zo nodig en zo mogelijk maatregelen te treffen die er toe leiden dat de langstlevende als gevolg van het overlijden niet al te veel in inkomen achteruitgaat. De voorgestelde wet kent dus een verzorgingsplicht van de ene echtgenoott tegenover de andere. De vraag wordt nu gesteld of die plicht onder het hui dige recht geheel onbekend is. Is het nu niet mogelijk dat b.v. de man bij testament maatregelen treft ter ver zorging van zijn vrouw, als hij voor haar komt te over lijden Het antwoord is dat ook nu de mogelijkheid bestaat op dit punt testamentaire beschikkingen te makendie niet door kinderen met een beroep op hun legitieme portie aangevochten kunnen worden. Alleen dat staat niet met zoveel woorden in de wet. Wij hebben hier te maken met recht dat door de rech ter, in casu de Hoge Raad is gevormd. Het bekende ar rest op dit punt is het de VisserHarms arrest van 30 november 1945. i /N dit arrest ging het over de nalatenschap van A. Harmsdie op 24 mei 1937 was overleden en die in derde echt was gehuwd met A. J. de Visser. Aan zijn weduwe had Harms een bedrag van 15.000,gelega teerd en enkele uitkeringen uit levensverzekering. De kinderen uit het eerste en tweede huwelijk van Harms kwamen tegen dit testament op met de stelling dat door dit testament hun legitieme portie was geschon den. Bovendien kreeg de weduwe teveel omdat destijds de wet het erfdeel van een tweede of verdere echtgenote nog beperkte. De procedures die over genoemd bedrag werden gevoerd door de Rechtbank en het Gerechtshof werden door de weduwe Harmsde Visser verloren. De Hoge Raad stelde haar in het gelijk wat de levensverze keringsuitkeringen betrof. Als U op de datums let die hierboven zijn genoemd, ziet U dat het arrest van de Hoge Raad ruim acht jaar na het overlijden van de heer Harms werd gewezen Toen was de zaak echter nog niet geheel rond, want over de genoemde f 15.000,moest nog een beslissing volgen. De zaak werd daarvoor nog naar een Gerechts'- hof verwezen. U ziet hoe dat gaat met procedures. Ze kosten veel tijd en ook veel geld. 1 jN dat arrest van 30 november 1945 had de Hoge Raad wel een principiële beslissing gegeven over de vraag of een verzorgingsplicht van de man tegenover zijn weduwe bestaat. Deze beslissing hield in dat, als er geen bijzondere om standigheden zijn, voor een man, die geen vooruitzicht heeft op een voldoende verzorging van zijn weduwe, het als een onafwijsbare plicht wordt beschouwd, naar de mate van het mogelijke te zorgen voor het levensonder houd van de weduwe. De plicht rust niet op een uitdrukkelijke wetsbepaling, maar op algemeen gangbare opvattingen van moraal en fatsoen. In een dergelijk geval spreekt men van een na tuurlijke verbintenis. Dat is een verbintenis waarvan de nakoming niet afgedwongen kan worden, maar als ze wordt nagekomen is dat het voldoen aan een verplichting en geen schenking. Dit arrest heeft er toegeleid dat men in testamenten, waarbij aan de langstlevende bepaalde uitkeringen of het vruchtgebruik van de nalatenschap wordt vermaakt, dik wijls de formule tegenkomt dat dit gebeurt ter voldoening aan de verzorgingsplicht van de ene echtgenoot tegen over de andere. Dat de Hoge Raad dit bijna 20 jaar ge leden mogelijk heeft gemaakt is toe te juichen. In deze 20 jaar is er wel veel veranderd, ook wat be treft de uitkeringen krachtens de volksverzekeringen aan weduwen. Niettemin verdient het nog altijd aanbeveling zonodig bij testament maatregelen ter verzorging te tref fen. Natuurlijk moet men dan zoveel mogelijk alle om standigheden in aanmerking nemen. Het is> zeer goed mo gelijk dat de vrouw bij testament bepalingen dient te ma ken om het inkomen van de man, voor het geval hij de langstlevende is, niet teveel te laten teruglopen. Men moet dit van geval tot geval bekijken. jPAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 3