De toename van gestandariseerde bouw
VaRuVa, Internationaal congres
dierlijke veredeling, voeding en
veredelingslandbouw,
milieu
KORTE WENKEN CA.R. - Zevenbergen
9
DE OPDRACHT
UET voorbereidende werk vindt sijn afsluiting in een
opdracht van de bouwheer aan de bouwonderneming
een bepaaldi bouwwerk tot stand te brengen. Het is van het
grootste belang deze opdracht schriftelijk vast te leggen of
te gieten in een aannemdngskontrakt. In dat kontrakt wordt
omschreven wat wordt overeengekomen, er wordt verwezen
naar het bestek en de tekeningen en eventueel naar de alge
mene voorwaarden, die het bouwbedrijf heeft vastgesteld.
In het kontrakt zelf worden de bijizondere voorwaarden
opgenomen. Deze kunnen op een of meer punten van de
algemene voorwaarden afwijken of deze geheel buiten wer
king stellen.
Bijl de algemene voorwaarden kan zijn bepaaldi dat de op
drachtgever zorgdraagt dat het te bebouiwen terrein vrij is
van opstallen, beplanting enz., het nodige graafwerk wordt
verricht, het zand wordt aan- of afgevoerd, de sleuven, put
ten en dergelijke worden drooggemaakt en gehouden, het
bouwterrein bereikbaar en berijdbaar is, water en electrici-
tedt kosteloos beschikbaar wordt gesteld, een brand- en
stormschadeverzekering is afgesloten, het bouwterrein en
het bouwwerk tegen diefstal en beschadiging wordt bewaakt.
De algemene voorwaarden kunnen ook bepalen, dat de
kosten voor kadastrale opmetingen, sonderingen, grond
boringen, legesgelden, eventuele alternatieve funderingscon-
struoties, besprekingen ter verkrijging van bouwvergunning
gen e.di voor rekening van de opdrachtgever zijn.
Evenzeer kan bij de algemene voorwaarden zijn overeen-
De laatste jaren is men steeds meer overgegaan
tot gestandaardiseerde bouw. Na een aarzelend be
gin in 1963 heeft de ligboxenstal bijvoorbeeld het
pleit gewonnen. Er zijn thans meer dan 6.500 vee
houders, die een dergelijke stal in gebruik hebben.
Afgaande op de prognoses die^.pmtrent de te ver
wachten bedrijfsgrootte in detoekomst zijn ge
maakt, kan worden aangenomen, dat Nederland in
1980 20.000 ligboxenstallen zal hebben.
De bouwkosten van landbouwbedrijfsgebouwen
stijgen snel. Deze trend zal zich in de komende jaren
wel voortzetten.
Ter verzekering van een redelijk inkomen zal ook
de bedrijfsgrootte gaan toenemen.
Toename van de bedrijfsgrootte leidt tot uitbrei
ding van bedrijfsgebouwen.
Stijging van de bouwkosten, vergroting van be
drijven en uitbreiding van bedrijfsgebouwen bren
gen mee dat er steeds hogere investeringen moeten
worden gedaan.
Deze factoren pleiten ervoor, dat de veehouder,
die nog niet de beschikking heeft over een lig
boxenstal, zich ernstig bezint op zijn toekomstmo
gelijkheden. Wanneer hij tot de conclusie komt, dat
bedrijfsaanpassing gewenst is, verdient het aanbe
veling de beslissing tot de bouw van een ligboxen
stal niet te lang uit te stellen.
Rekening zal ook gehouden moeten worden met
toekomstige aanpassingsmogelijkheden. Het be
drijfsgebouw zal zodanig gesitueerd moeten wor
den, dat andere uitbreidingen mogelijk blijven.
Ook zal gelet moeten worden op de verscheiden
heid in de uitbreiding van bedrijfsgebouwen. Een
melklokaal zal men daarom misschien niet in maar
naast het hoofdgebouw plaatsen en zal dan bij toe
komstige bedrijfsuitbreiding geen hinderpaal behoe
ven te zijn. Bij een bedrijfsomvang van 100 melk
koeien blijkt het trouwens ook financieel voordelig
te zijn het melklokaal uit te bouwen.
De grootte van de melkstal zal worden bepaald
door de grootte van de veestapel. Dit vestigt weer
de aandacht op de ontwikkeling van de automatise
ring. Zo zal automatische afname-apparatuur tot
de normale inventaris van de melkstallen gaan be
horen. De installatie vergt minder inspanning en
maakt dat er per man en per uur meer dieren ge
molken kunnen worden.
Houders van ligboxenstallen blijken grote belang
stelling te tonen voor de winning en de opslag van
voeder en de wijze van voederen, in het bijzonder
voor de voederopslag in toren- en sleufsilo's.
De ontwikkeling op dit gebied is nog lang niet
afgesloten. Men kan niet voorspellen in welke rich
ting zich deze zal gaan bewegen. Zal de torensilo,
die kostbaar is maar weinig ruimte vergt, en een
bijna geheel automatische verwerking van het voer
biedt, het winnen van de veel toegepaste rijkuilen?
Of zal de voorkeur uitgaan naar de sleuf silo's, die
een middenpositie innemen, desnoods onder dwang
van de gemeentelijke instanties, die de torensilo's
ontsierend voor het landschap achten?
gekomen dat tussentijdse prijsverhogingen voor materialen
en lonen zullen worden doorberekend.
De aanvang en de oplevering wordt in het eigenlijke kon
trakt geregeld. De algemene voorwaarden kunnen daaren
tegen bepalen, dat onwerkbaar weer, vertraging van leve
ring door derden of andere oorzaken, als overmacht kunnen
worden beschouwd, met het gevolg dat de daaruit ontstane
vertraging in de bouw geen recht op schadevergoeding op
levert.
De bouwonderneming kan bij algemene voorwaarden
voorts de 'aansprakelijkheid voor beschadigingen aan opstal
len, beplantingen, wegen, riolering en dergelijke uitsluiten.
v
ONDERHOUDSTERMIJN ENZ.
|N het aannemingskontrakt 'wordt bepaald op welke wijze
en in welke termijnen de betaling zal geschieden,
voorzover de algemene voorwaarden hierin al niet voorzien.
Bepaald kan worden dat voor te late betaling van termijnen
rente kan worden berekend.
Bij algemene of bijzondere voorwaarden kan tenslotte
overeengekomen) worden dat er geen onderhoudstermijn van
toepassing is. Uiteraard zal een behoorlijke bouwonderne
ming zich gebonden achten de gebreken, ontstaan dbor een
onjuiste uitvoering van de werkzaamheden of door aanwen
ding van ondeugdelijk materiaal, gedurende een bepaalde
periode na de oplevering weg te nemen, als die tenminste
niet zijn ontstaan door slecht onderhoud, verkeerd gebruik
of overbelasting.
In het algemeen geldien de gewone bepalingen en voor
waarden welke bij andere overeenkomsten van aanneming
van werk en bij verlening van opdrachten aan de architect
van toepassing zijn.
Gewezen kan worden op het auteursrecht van de ontwer
per der tekeningen. De opdrachtgever kan met instemming
van de bouwonderneming tussentijds wijzigingen aanbren
gen; meer- en minderwerk wordt verrekend. De onderneming
is niet gebonden aan afspraken, die de opdrachtgever met
haar ondergeschikten maakt. Zij kan zich de eigendom van
de geleverde goederen voorbehouden totdat deze betaald
zijn, zodat zij door de opdrachtgever voordien niet in eigen
dom tot zekerheid aan de geldgever kunnen worden over
gedragen.
Overeengekomen kan worden dat geschillen aan de Raad
van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland worden
voorgelegd.
|R. CORNEL IS SEN meendie echter ernstig te moeten be
twijfelen (op gezag van anderen, het is mijn vak
niet!) of de fosfor en het koper van onze veredelingsbedrijf
ven wel zo'n grote rol spelen, of hoeven te spelen, als milieu-
bedervende factoren.
Wat betreft de fosforveronitre i nig i ng van 'het oppervlakte
water zag hij vooral als boosdoeners de grote rivieren, die
vooral uit het buitenland veel fosfaat in ons land binnen
brengen, en de huishoudens met hun afval en fosfaathou-
dende zepen.
Een mestfbsfaat op het land, wordt in de bodem goed
vastgehouden. Op de intensieve rundveebedrijven en zelfs
op de grasland'bedrijven met een meer gangbare rundveebe
zetting kan, volgens Henkens, de Rijksconsulent voor Bo
dem- en Bemestingsvraagstukken, de stalmest die kunstmest-
fosfaat geheel vervangen. In plaats van een milieubelasting
kan hier worden gesproken van een kostenbesparing die
zelfs in de miljoenen loopt
De niet de varkensmest op het land gebrachte koper
spoelt vrijwel niet uit. Als de varkensmest wordt gespreid
over een daarbij passende hoeveelheid land, is het hoge
kopergehalte voor vele percelen een weldaad, aangezien
volgens Henkens een groot deel van onze zandgronden
nog een kapertekort heeft.
Door jaren achtereen grote hoeveelheden varkensdrijf-
mest, bijvoorbeeld 40 ton of meer per ha, op eenzelfde per
ceel te brengen stijgt natuurlijk het kopergehale van de
grond. Het kopergehalte van de gewassen stijgt slechts in
zeer beperkte mate. Varkensmest op grasland kan een ver
hoging van het kopergehalte van het grasbestand geven
door aanklevende grond of miestdeeltjes. Voor schapen kan
dit gauw gevaarlijk zijn. Mest van slachtvarkens moet dus
niet worden gegeven op grasland! dat door schapen -wordt
beweid. Het is gemakkelijk te berekenen in welke mate het
kopergehalte van de grond stijgt door jaren achtereen slacht-
varkensmest op dezelfde percelen te brengen. Na 25 a 40
jaren zou men dan een ontoelaatbaar koperniveau hebben
bereikt, waarbij sommige gewassen in hun groei worden ge
schaad. Dit veronderstelt men tenminste. De proeven hier
over zijn echter, voorzover hem bekend, niet uitgevoerd met
het zeer moeilijk oplosbare kopersulfide, de vorm waarin
koper in! de varkensmest voorkomt. Ook hierover mag nader
onderzoek worden verwacht.
AARNAAST zijn er echter wel problemen in bepaalde
gebieden, waar vele varkens-, kalveren- en pluimvee-
bedrijven met weinig of geen grond zijn gevestigd, die bin
nenkort het bordje „vol" te moeten plaatsen, omdat er on
voldoende bestemming is voor de overtollige mest. Dit mest
overschot-vraagstuk is echter niet op te lossen door wat
van de fosfor af te peuteren of het kopergehalte te verlagen
(gesteld tenminste dat nader onderzoek zou leren dat dit
gewenst is). Het dumpen van de mest op bepaalde percelen
grond zal toch niet meer dan een tijdelijke oplossing kunnen
zijh. Deze weg, die men op diverse plaatsen -met zo'n zelf
verzekerde vaart is opgegaan, loopt mijns inziens dood
Zouden wij met de fosfor en het koper al geen problemen
meer hebben ,dan krijgen wij die ongetwijfeld met de stik
stof, zo wij die al niet hebben. Een belangrijk deel van de
stalmest-stikstof die met genoemde mestgiften in overmaat
op het land; wordt gebracht en die in de grond wordt omge
zet tot nitraat, spoelt volgens Henkens uit. En nitraat is in
het grond- en oppervlaktewater een ongewenst element!
Wij moeten geen discussie gaan krijgen over een verlaging
v?n het stikstofgehalte, d.i. het eiwitgehalte, van onze var
kens- en pluimveevoeders. Dit zou gelijk staan met een regel
rechte discussie over een algemene groeivertraging of pro-
duktieverlaging van onze diieren. Het zou dan eerlijker zijn
te zeggen dat wij bezig zijn te praten over opheffing van de
veredelingsbedrijven.
Alles overziende drong zich bij ir. Cornelissen maar één
oplossing op nl. dat het grote veredelingsbedrijf met te
weinig grond een waterdichte afzet moet hebben voor de
afzet van zijn mest. Evenals ir. Geessink bepleitte hij een
verdere ontwikkeling van de mestbanken.. Alhoewel de stal
mest het veredelingsbedrijf voorlopig nog wel geen gouden
eieren zal opleveren achtte hij dit toch een zaak, die alle
belanghebbenden tijdig moeten inzien.
AKKERBOUW
IN BELGIË GEVEN PROF. LALOUX en medewerkers
van de Landbouw Hogeschool te Gembloux de voorkeur
aan 200 tarweplanten per m2. Bij goede omstandigheden
adviseren ze 225 tarwekorrels (kiemkracht van het zaai
zaad speelt hierbij ook een rol) per m2 uit te zaaien. Bij
minder gunstige omstandigheden (late zaaidatum e.d.)
adviseren ze nooit meer te zaaien dan 300 tarwekorrels
per m2. Bij wintertarwe met een duizendkorrelgewicht
van 40 gram korresponderen deze aantallen tarwekorrel4
met respektievelijk 90 en 120 kg zaaizaad per ha. Het
spreekt voor zich dat alleen het beste zaaizaad goed ge
noeg is voor een optimale opbrengst. Gebruik daarom
NAK gekeurd zaaizaad. De uitkomsten van het onderzoek
naar de standdichtheid in Nederland zijn hiermee in over
eenstemming.
OM BIJ UIEN de bewaarverliezen en kwaliteitsvermin
dering zoveel mogelijk te beperken, dient de bewaartem-
peratuur tussen 0 en 2° C te zijn. Met mechanische koe
ling is dit goed mogelijk. Met buitenluchtkoeling moet elk
uur, dat de buitenluchttemperatuur lager is dan de tem
peratuur in de bewaarplaats worden benut. Dit zal in het
najaar vooral 's nachts en in de vroege morgenuren zijn.
Niet ventileren beneden 4* C.
IN KOOLZAAD KUNNEN DUIST, graanops'lag en
muur na half oktober worden bestreden met 3 kg Legura-
me spuitpoeder per ha. Voor een goede werking moet de
maximumtemperatuur enkele dagen beneden 12° C zijn
geweest. Bij eventueel uitwinteren van het koolzaad kan
hierna geen graan, graszaad of vlas worden geteeld, wel
aardappelen, bieten of erwten.
WINTERTARWE BRENGT GEMIDDELD ruim 15
meer aan zaad op dan zomertarwe. Wintertarwe is eerder
rijp dan zomertarwe wat gunstig is voor de arbeidsver
deling en de groei van het nagewas. Daarom komt zomer
tarwe alleen in aanmerking als vervanger voor winter
tarwe, waar wintertarwe slecht wil groeien bijv. op hu-
musarme, lichte zavelgrond, die zeer gemakkelijk dicht-
slempt en op percelen die in de winter veel wateroverlast
hebben.
WILT U OP WAT SLEMPGEVOELIGE LICHTE
ZAVEL wintertarwe verbouwen, begin dan met de ont
watering in orde te brengen. Ga de grond niet cultivate-
ren, maar ploeg hem zo grof mogelijk. Voorkom te diep
zaaien door de grond tijd te geven wat te bezakken en
stel de zaaikouters af op ondiep zaaien. Wanneer het zaad
voldoende ondergedekt is', mag niet worden nageëgd. Ko
men er laagten in het perceel voor ploeg dan direkt na
het zaaien greppels voor de afvoer van water om piasvor
ming te voorkomen.
WANNEER U SUIKERBIETEN 1 cm te diep kopt, oogst
U per ha 7 ton minder. Voor goed kopwerk is een juiste
afstand van taster tot kopmes van groot belang. Het kop-
mes moet goed scherp zijn om afbreken van de bieten
koppen te voorkomen. Wanneer de tasterschijf te lang
zaam draait, worden de bieten gemakkelijk naar voren
gedrukt, wat ook slecht kopwerk geeft.
t
VEEHOUDERIJ
ALS U SNIJMAIS INKUILT, zorg dan dat de kuil goed
wordt vastgereden. Wees echter voorzichtig met dit imst-
rijden, zodat de trekker niet omslaat. Gebruik daarom
voor het aandrukken een trekker met een veiligheids
beugel of -kabine.
ALS U EEN NIEUWE RUNDVEESTAL BOUWT, zorg
dan dat de melkkamer en de melkstal goed worden ge
ïsoleerd. In deze ruimten staat dure apparatuur en U
brengt er veel tyd door. Zorg daarom dat de werkomstan
digheden zo gunstig mogelijk zijn.
STOPPELKNOLLEN DIE ZWAAR BEMEST zijn met
organische mest en anorganische stikstof kunnen nitraat
vergiftiging veroorzaken. Als dit gewas wat vlot en geil
gegroeid is, is het aan te bevelen een monster in te
zenden aan het Bedrijf slaboratorium voor gewasonder zoek
voor bepaling van het nitraatgehalte.