VaRuVa Internationaal congres veredelingslandbouw, dierlijke veredeling, voeding en milieu WAT het koperprobleem betreft merkte ir. Cornelissen ot> dat het extra eebruik van koper als groeistimulans in de mestvai kenshouderij de varkenshouder grote voordelen oplevert. Gemiddeld genomen gaf een dosering van 200 mg Cu per kg voeder in een viertal proeven die de laatste jaren op De Schothorst zijn genomen, een groeiverbetering van 3 en een voederbesparing van 2,5 Dit betekent voor de varkenshouder een voordeel van 4,per varken; waar achtig wel een bedrag de moeite waard om voor te vechten. Er zullen dus zwaarwegende argumenten moeten zijn om de toelating van extra koper in het varkensvoeder te schrap pen. 7 GROTE belangstelling was er voor de verleden week gehouden vakbeurs voor veredelingslandbouw „VaRuVa" in de hallen van het jaarbeurscomplex te Utrecht. Alhoewel de pluimvee- en varkenshouderij een periode van een zekere stabilisatie lijkt te zijn ingegaan, willen vele bedrijfsgenoten zich toch op de hoogte hou den van de ontwikkelingen op dit gebied. Op de beurs waren het overwegend Nederlandse standhouders die de 11.000 m- standruimte in beslag namen. Van de 170 di- rekte deelnemers waren er 150 uit Nederland, 10 uit Bel gië, 1 uit West-Duitsland en 5 uit Frankrijk. Indirekt wa ren het er van de deelnemers 37 uit Nederland en 88 uit een groot aantal landen met West-Duitsland aan de kop met 29 deelnemers. TEGELIJK met de vakbeurs werd in het Jaarbeurs Con grescentrum een internationaal congres gehouden over de veredelingslandbouw waarbij het thema van het congres gericht was op de verhoudingen in de wereld op het gebied van de voedselvoorziening. Die zijn aan ingrijpende veranderingen onderhevig waarbij de toenemende vraag naar eiwitten en energie voor de menselijke consumptie in steeds grotere delen van de wereld problemen naar voren komen. Daarbij is de intensieve veehouderij in sterke mate betrok ken. In zijn openingswoord van de conferentie bracht E.G. landbouwcommissaris Lardinois de positieve aspekten van het landbouwbeleid naar voren, met name de stabiliserende invloed die dat beleid heeft op de voedselvoorziening en daardoor op de Europese economie in zijn geheel. Hij kondigde voor de maand november een pakket aan voorstellen aan waarin niet alleen de landbouwprijzen voor 1975/1976 zullen worden opgenomen, maar eveneens een aantal maatregelen die aansluiten op het Memorandum van oktober 1973, waarin de Commissie voorstellen ter verbetier ring van het Europese Landbouwbeleid aan de Raad had voorgelegd. Van de aangekondigde maatregelen zal een deel betrekking hebben op de monetaire problemen waarmee het landbouwbeleid af te rekenen heeft terwijl een aantal ver lichting zal moeten brengen in enkele specifieke sektoren. Daarnaast zullen voorstellen opgenomen worden gericht op het verdiepen en uitwerken van het sociaal-structurele be leid. Ir. Lardinois (beoordeelde de recente (beslissingen van de Ministerraad op monetair gebied een stap vooruit, maar was toch van mening dat ze nog onvoldoende en te eenzijdig waren. Het exportbeleid ten aanzien van pluimvee, eieren en var kensvlees te beschouwen als export van veredeld graan moet, aldus ir. Lardinois in het licht van de huidige graan- sdtuatie opnieuw worden 'bezien. De exportrestitutie voor braadkuikens zal per 1 november ophouden, terwijl voor eieren en varkensvlees (vers vlees en hammen in blik) een meer geleidelijke vermindering van de exportrestituties in de bedoeling ligt. AFSTEMMEN OP VRAAG Tenslotte riep ir. Lardinois de veredelingslandbouw op om de produktie beter af te stemmen op de koopkrachtige vraag. De maatregelen met betrekking tot de produktiebeperking van braadkuikens en het afslachten van varkens op lichter gewicht noemde hij voorbeelden van een dergelijke aanpas sing. Er zijn evenwel verdere inspanningen nodig, met name ten aanzien van een zo efficiënt en zuinig mogelijk gebruik van voedergranen en andere veevoedergrondstoffen in de veredelingslandbouw. Op dit gebied zijn overigens de laat ste 10 jaar aanzienlijke vorderingen gemaakt, aldus ir. Lar dinois. De huidige moeilijkheden op de rundvleesmarkt zijin slechts ten dele te wijten aan de gemeenschappelijke markt ordening, aldus ir. Lardinois. De z.g. Permanente Interventie heeft de producenten een garantie in het vooruitzicht ge steld, die achteraf niet waar gemaakt kon worden! Om te voorkomen dat de rundveehouders door deze toestand te veel vertrouwen verliezen, wat het risico van een ernstige vleessohaarste over enkele jaren in zich bergt, zal de Ge meenschap naaf andere oplossingen moeten zoeken. Met een nieuwe verordening is de markt niet zonder meer te her stellen, aldus ir. Lardinois. BEZINNING PLUIMVEESEKTOR NOODZAKELIJK TR. E. F. GEESSINK, direkteur Agrarische Produktie, Verwerking en Afzet van het Ministerie van Land bouw wees er in zijn openingswoord van de VaRuVa" op dat het hem verstandig leek dat in de sector pluimvee er eens dieper nagedacht wordt over de voortdurende stagnatie van de pluimveeconsumptie. Hij vroeg zich af of in dit geval alleen de prijs van het produkt het con sumentengedrag bepaald; immers pluimveevlees is de laatste jaren spotgoedkoop geweest. De stagnatie zou te maken kunnen hebben met een toenemende vraag naar vers produkt en misschien wil de consument een rijper" produkt hebben dan op het ogenblik geleverd wordt". ^E heer Geessink betoogde dat het zaak is bij de ver dere ontwikkeling van de intensieve veehouderij, meer dan bij de expansieve groei in de jaren 1960/'70 ge beurd is, rekening te houden met milieu en landschap. Zor lang de intensieve veehouderij een onderdeel blijft van het gemengde landbouwbedrijf met verspreide vestiging in het agrarische gebied is het zeker mogelijk verantwoorde op lossingen te vinden, zowel in landlsohappelijk als in milieu hygiënisch opzicht. Via een verantwoorde gebouwenkeuze en een goede beplanting is landschappelijk veel te bereiken. Door de stijgende kunstmestprijzen gaat de organische mest een steeds belangrijker rol spelea Het mestprobleem is een kwestie van een goede verdeling en niet van reële overschot ten en is zeker oplosbaar. De reeds in de provincies Gelder land, Noord-Brabant en Limburg opgerichte hiestbanken kunnen 'hierbij een wezenlijke taak vervullen. Ingespeeld zal moeten worden op de ontwikkelingen rundveehouderij inschakeling bouwland voor voedergewassen gebruik organische mest. Deze horizontale ontwikkeling tussen be drijven is dn vele zandgebieden reeds op gang gekomen. Zou de groei van het aantal grootvee-eenheden per ha doorgaan in het tempo uit de periode 19601970 (soms 15 per jaar) dan zouden in 1980/'90 andere methoden voor mestverwerking ter beschikking moeten staan. QVER het welzijn van het dier merkte die heer Geessink op dat sommigen daarbij zover gaan dat ze de pro ductiemethoden uit grootmoeders tijd idealiseren. Ze reali seren zich niet dat bij toepassing van die methoden de ar beidskosten per eenheid produkt 5 a 10 maal zo hoog wor den als ze nu zijn. Bovendien is het de vraag of de dieren zich toen zo happy voelden in de donkere, vaak tochtige en zeker onhygiënische, primitieve stallen. Er zullen bij de ont wikkeling van nieuwe bedrijfssystemen niet alleen technici aan het woord gelaten moeten worden, maar ook gedrags onderzoekers, die opjectieve normen dienen in te brengen. Internationale afspraken z^n daarbij' nodig om te voorkomen dat de meer ethisch denkende landen weggeconcurreerd worden door landen waar men minder waarde hecht aan een redelijk welzijn van de dieren. De Europese marktregelingen blijken voor de intensieve veehouderij nog onvoldoende te werken. De interventierege- ling functioneert niet naar behoren, omdat er niet genoeg koelruimte voor opslag beschikbaar is. Een bijkomende fac tor is dat bij opslag de waardevermindering voor vlees veel groter is dan voor granen. Hoe de regelingen ook gecreëerd worden, deze fundamentele achtergrond zal door de aard van het produkt blijven bestaan. Het dieptepunt in de prijs daling voor varkensvlees is nu wel gepasseerd, aldus de heer Geessink. Het zal echter zeker een half jaar duren voordat de prijs op een aanvaardbaar niveau is gekomen. Over de veevoederpositie toonde Ir. Geessink zich bezorgd. Het weer in de produktiegebieden van de grondstoffen bepaalt de smalle marge tussen voldoende of een licht tekort. 1 INTENSIEVE VEEHOUDERIJ ■J" IJ DE NS de Veredelingsvakbeu rsdag en organiseerde Cebeco-Handelsraad-groep en Coveco een voorlich tingsbijeenkomst over de intensieve veehouderij. Dr. ir. P. M. Vos, direkteur Veeteelt en Zuivel, gaf zijn visie over de toekomst van de intensieve veehouderij, een bepaald niet optimistisch (betoog. Betreffende de toekomstverwachtingen, Het veredelingsbedrijf met te weinig grond zal een waterdichte afzet moeten hebben van zijn mest. zag hij geen vergroting meer van de prodiuktiemogelijkheden in de veredelingssekor. Hij voorzag toenemende bezwaren uit milieu- en veterinaire overwegingen. Dr. ir. Vos wees in dit verband op de toenemende claims voor de ruimtelijke ordening en de noodzaak van niet te grote concentraties van dierlijke produktieveredeling. ASPEKTEN VAN DE VOEDING BIJ INTENSIEVE VEEHOUDERIJ Ir. J. P. Cornelissen, direkeur van het C.L.O. Instituut voor de veevoeding „De Schothorst", merkte op deze Cebe- oo-Handielsraad voorliohtingsmiddag in zijn inleiding over de aspekten van de voeding bij intensieve veehouderij op dat de tijden wel veranderd zijn! In, het jaar 1974 krijgt onze dierlijke veredeling naast anderen geplaast in de beklaag denbank van de milieuvervuilers het verwijt te horen er een knoeiboel van te maken- Men aarzelt niet deze zaak op een radicale manier aan de orde te stellen en gaat vaak voorbij aan de tegenargumenten die van landbouwkundige zijde worden aangevoerd. Wij zouden ongetwijfeld veel snel ler uit het probleem komen als alle deelnemers aan het debat op dezelfde golflengte zouden zitten. Dikwijls speelt hier echter een 'botsing van twee maaschappijvisies door heen, waarbij aan de ene kant de techniek staat, waarmee met rationele precisie de juistheid van een zaak wordt aan gegeven. En aan de andere kan de man van de alternatieve maatschappij, die stelt dat er nog andere waarden zijn dan efficiency, rentabiliteit, technische vooruitgang e.d. Deze twee benaderingen zijn zo verschillend van aard, dat men ziich wel eens afvraagt: „wie is er nu gek, hij of ik?" Het milieuprobleem is echter niet altijd een zaak met argumenten vóór en tegen. De logica lijkt wel eens zoek, aldus ir. Cornelissen. Wat hier ook van zij, de gezamenlijke landbouw moet op zijn minst een visie over deze materie hebben, zodat men ons niet kan betichten van oppervlakkig denken en handelen in deze. Overzicht van de Varuva. |JE samenstelling van de mest, die de milieubezwaren oproept, is voor een deel te 'beïnvloeden met de voe ding van het dier. Het varkens- en het pluimveevoeder be staan geheel, dat van rundvee voor een groot gedeelte uit mengvoeder dat industrieel wordt bereid. Enkele hinderlijke eigenschappen van de mest zouden kleiner zijn als in het voeder bepaalde elementen zouden worden verlaagd of ge heel weggelaten. Langs deze weg wordt dan de mengvoeder industrie, die beslist over de samenstelling van de mengvoe ders, door de milieubeschermers ter verantwoording geroe pen. De laatste jaren heeft het landbouwkundig onderzoek zich met grote voortvarendheid op het milieu-vraagstuk ge worpen. Als wij de eerste gegevens van dit onderzoek door nemen, komen wij tot de conclusie dat afgezien van het stankprobleem, waaraan met de voeding vrijwel niets is te doen vooral het hoge fosforgehalte van de diverse mest- soorten en het hoge kopergehalte van de slachtvarkensmest een steen des aanstoots zijn. In niet mindere mate waar schijnlijk ook 'het stikstnfgebalte, waaraan tot nu toe in ons land minder aandacht is besteed. INGAANDE op de vraag of er in de toekomst nog een wezenlijke verlaging van het fosforgehalte van meng voeders kan worden verwacht wees ir. Cornelissen er op dat de mengvoederindustrie (beslist niet in de geest van „baat het niet, het schaadt ook niet" een losse hand van fosfor- doseren zou hebben. De huidige hoge fosfbrprijs waarbij 0,1 extra fosfor in het voor de 100-kg-prijs met bijna 40 50 cent verhoogt maak zoiets ook weinig aantrekkelijk. Voor het rundveevoeder stellen wij een norm van 0,5 P. Bij een behoefte van het melkvee van ca. 0,4 en in een situatie waar diverse partijen hooi en graskuil slechts 0,3 P in' die ds bevatten (maissilage 'bevat met 0,25 nog minder) is een gehalte van 0,5 P in het krachtvoeder wel gewenst. Aan slachtvarkens zou wat minder fosfor kunnen worden gegeven als wij het vroegere voedersysteem weer zouden hebben, te weten twee voeders, één voor de jonge dieren en één voor het eind'e van de mestperiode. Het fosforgehalte van het huidige slachtvarkensvoeder, dat van het begin tot het einde van de mestperiode wordt gegeven, is afgestemd op de behoefte van de jonge dieren, die hoger ligt dan die voor de oudere. Bij de huidige prijsverhoudingen heeft het gebruik van één voeder voor de mester echter onmisken bare voordelen. De huidige C.L.O.-norm voor het legvoeder is 0,4 be schikbaar fosfor. Een verlaging van deze norm achten wij voor onze huidige, zeer produktieve lichte kippen, die een laag voederverbruik hebben en veelal op de batterij zijn ge huisvest, niet verantwoord. Wij volgen hierin dan ook zeer beslist niet het advies van Simons in Beekbergen. Aldus ir. ColneMssen die er cp wees dat de discussies over de juiste fosfornormen nog extra ingewikkeld worden gemaakt door het verschijnsel van beengebreken, dat zowel bij varkens en slachtkuikens, als zo nu en dan bij kippen op de batterij voor komt. Een fpsfomiveau, voldoende voor een normale groei en produktie is nog niet toereikend voor een optimale beenvorming. Bij het fosforonderzoek het meten van de bot- saimenstelling en de botsterke een onmisbaar onderdeel is geworden, hegeen een nogal zware belasting voor het onder, zoek betekent. Voorlopig is over deze zaak het laatste woord nog niet gezegd. Hierbij moet mij nog wel van het hart, aldus ir. Cornelia sen, dat wij wel eens de kriebels krijgen als wij zien met welk een gemak sommige onderzoekers, weliswaar met de beste bedoelingen, adviezen voor de praktijk rondstrooien, terwijl zij zelf hiervoor geen verantwoording hoeven te dra gen! In het onderzoek op De Schothorst is ook de vraag aan de orde geweest, of een lagere kopergift niet even werk zaam is als de genoemde 200 mg. Dit zou te bereiken zijn door het introduceren van een afmestvoeder zonder extra koper dian wel door in het huidige slachtvarkensvoeder de dosering te halveren. Terwijl het onderzoek hierover nog gaande is kan op grond van de thans beschikbare gegevens voorlopig geconcludeerd worden, dat beide methodes de groeistimulerende werking waarschijnlijk ook tot de helft terugbrengen en daarmee ook het voordeel voor de mester! (Zie venter pagina

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 7