Hoofdbestuur K N.L.C. vergaderde DE Consumptiemelkprijs- verhoging onvoldoende 3 NATIONALE MAATREGELEN VOLKOMEN ONVOLDOENDE FISCALE EISEN OP TAFEL )E vergadering van het hoofdbestuur van het K.N. L.C. van 1 oktober j.l. gehouden aan de voor avond van het hernieuwde Brusselse overleg over de internationaal te treffen maatregelen ten behoeve van de Europese landbouw was in hoofdzaak gewijd aan de nationaal- en internationaal-economische landbouwpro- blemen. Ook al moest worden afgewacht wat in Brussel hier over zou worden beslist na de Duitse weigering om 'de Brusselse besluiten van 20 september j.l. goed te keuren, ten aanzien van de nationaal te nemen maatregelen kon wel een standpunt worden ingenomen. ONTEVREDEN LJET hoofdbestuur onderstreepte nog eens de onte- vredenheid die op 26 september j.l. werd uitge sproken in het overleg tussen de Minister van Landbouw en het Landbouwschap over de nationaal te nemen maat regelen op fiscaal en sociaal gebied. Met nadruk werd herhaald, dat zolang de Brusselse besluiten niet worden doorgevoerd aanvullende maat regelen op nationaal niveau noodzakelijk zijn. Een aan tal voorstellen, dat nu in het aangekondigde Regerings beleid is opgenomen is nauwelijks een specifieke bij drage gebleken tot de oplossing van de agrarische pro blemen: de aangenomen maatregelen waren reeds voor een groot deel in bestaande regelingen verdisconteerd. Van een extra tegemoetkoming aan het agrarisch be drijfsleven is dan ook nog maar zeer ten dele sprake. Ook ten aanzien van de E.E.G.-maatregelen is men kennelijk te optimistisch geweest. Het hoofdbestuur onderstreepte nog, dat er tal van za ken zijn in het fiscale en sociale vlak waarvoor speciale maatregelen nodig zijn voor landbouw en middenstand. Daarbij zal niet alleen overleg met de Minister van Land bouw en Visserij nodig zijn, doch ook met andere be windslieden van dit Kabinet. BELASTINGMAATREGELEN \700R wat betreft de nationaal te nemen maatrege- len stelde het hoofdbestuur zich achter de volgen de eisen ten aanzien van de belastingheffing van zelf standigen: een aanzienlijk verder optrekken van de vrijstelling van Vermogensbelasting over bedrijfsvermogen; de erkenning van het bedrijfsvermogen als een specifiek vermogensbestanddeel wordt van betekenis geacht; een verder optrekken van de belastingvrije reserve t.b.v. de oudedagsvoorziening van 10% naar 15% en afschaffing van de fiscale claim bij bedrijfsbeëin diging; verdubbeling van de .mogelijkheid van investeringsaf trek, die in gelijke mate mogelijk moet zijn ten aanzien van roerend en onroerend goed; de mogelijkheid van vervroegde afschrijving dient te worden verruimd; 100% toepassing van de inflatie-correctie; de 4 B.T.W.-regeling dient ook op de sierteelten te worden toegepast. AKTIEGROEPEN LJET hoofdbestuur nam kennis van het voornemen van de ZLM om tot harde akties over te gaan in dien niet spoedig verbetering intreedt in de economische positie van de agrarische bedrijfstak. Het hoofdbestuur is van mening dat de 3 C.L.O.-werk- groep Bijzondere aktiviteiten" paraat dient te blijven en zich dient te bezinnen op mogelijke aktiviteiten als de nood aan de man komt: De werkgroep zou nog uitge breid dienen te worden met enkele bedrijfsgenoten. Verschillende keren is getracht om met de leiders van bepaalde aktie-comité's om te tafel te komen. Dit is tot nu toe niet gelukt, omdat deze leiders door hun achter ban net waren gemachtigd voor het maken van afspra ken met de Centrale Landbouw Organisaties. Ook ten aanzien van het voeren van acties dient te worden nagegaan op welke punten men gemeenschap pelijk met de middenstand zou kunnen optrekken. ARBEIDSVOORWAARDENBELEID r\E fiscale en sociale verlangens van de Landbouw zijn in de jongste vergadering van de Stichting van de Arbeid aan de orde gesteld. De kans op een cen traal akkoord wordt gering geacht omdat de standpunten van werkgevers en werknemers nogal uiteen lopen. De werknemers wensen o.a. medezeggenschap over de investeringen in het bedrijfsleven. Te hoog bevonden winsten zouden moeten worden afgeroomd ten gunste van zwakkere sektoren van het bedrijfsleven. De werk gevers wijzen deze gedachtengang volledig af. Zij me nen dat de regering maatregelen moet treffen om het on dernemersklimaat te verbeteren d.m.v. lastenvêrlaging en de mogelijkheid van verruiming van de particuliere bestedingen, wat tot beperking van de loonontwikkeling en indamming van de inflatie zou moeten leiden. Het over leg in de Stichting van de Arbeid wordt binnenkort voort gezet. HUISHOUDELIJKE VOORLICHTING TEN PLATTELANDE LJET hoofdbestuur nam met verontwaardiging kennis van het plotseling en onverwacht intrekken van het rijkssubsidie voor de Stichting Huishoudelijke Voorlich ting ten Plattelande. He blijft gewenst dat goede voor lichting wordt gegeven inzake de besteding van het voor het huishouden ten plattelande beschikbare inkomen. Het bestuur van de Stichting overweegt nadere stappen. KJAAR aanleiding van de recente ontwikkelingen op de consumptiemelkmarkt heeft op 2 oktober op verzoek van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ en de Vereniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiëne een gesprek plaatsgevonden met de minister van land bouw. Van de zijde van het bedrijfsleven werd uitdruk kelijk vastgesteld dat het besluit van de regering om de minimumprijs met 5 cent en de maximumprijs met 3 cent te verhogen, ontoereikend is en volledig voor rekening van de overheid is. Vervolgens werd van de suggestie om af te stappen van de huidige consumptiemelkpolitiek kennisgenomen. De gedachten van de ministers om over te gaan tot een systeem van individuele prijsvaststelling werd in begin sel positief benaderd. Besloten werd deze opzet in een gemeenschappelijke werkgroep uit te werken. Deze werk groep zal op zeer korte termijn haar bevindingen neer leggen, waarna een definitief standpunt zal worden in genomen. Aldus de F.N.Z. (~)OK het Produktschap voor Zuivel wijst met nadruk de verantwoordelijkheid van de hand voor de ver warde en zijns inziens onaanvaardbare situatie die in de consumptiemelksector dreigt te ontstaan. De schuld voor het feit dat op de dag waarop de fabrieken de prijs waar tegen zij de melk afleveren mogen verhogen met 3 cent per liter, niet gelijktijdig een verhoging van de minimum prijs voor verpakte volle melk van kracht wordt, ligt naar de opvatting van het produktschap geheel bij de minis ters van Landbouw en Visserij en van Economische Za ken. In de veronderstelling dat de fabrieken begin oktober hun prijs met 4 cent per liter zouden mogen verhogen, besloot het bestuur van het Produktschap voor Zuivel eind september de minimumprijs met 7 cent per liter om hoog te brengen. Hieraan werd de vereiste ministeriële goedkeuring onthouden. Vervolgens besloot het bestuur woensdag j.l. de minimumprijs dan maar te verhogen met slechts 6 cent per liter, van welk bedrag de helft bestemd was om de afstand te verkleinen tussen de minimumprijs en de prijs die de melk'detailhandel door gaans moet bedingen. Ook deze verhoging heeft echter niet de goedkeuring verkregen van de ministers van Landbouw en Visserij en van Economische Zaken. Hierdoor is thans de situatie ontstaan, dat per 7 okto ber 1974 de prijs waartegen de fabrieken de melk afleve ren is gestegen, doch dat niet zoals in de brief van de ministers was toegezegd op dezelfde datum de minimumprijs is verhoogd. Dit is, zoals bekend, oorzaak van onrust bij de melkdetailhandel. Het bestuur van het Produktschap voor Zuivel zal woensdagochtend 9 oktober a.s. om 10.45 uur in open bare vergadering bijeenkomen om zich te beraden op de nu ontstane situatie. Deze vergadering zal worden gehou den in een der zalen van het Nederlands Congresgebouw. Churchillplein 10 te 's-Gravenhage. ttET is al weer een tijd geleden dat één van de minis- -*1 ters uit 't huidige kabinet in 'n rede de gedachte naar voren bracht dat de aftrek van rente van schulden bij de berekening van het inkomen eens nader bekeken moest worden. Hier en daar heeft die uitspraak toen wat onrust veroorzaakt. Vooral bezitters van eigen woningen, die deze met geleend geld financierden, voelden zich niet ge lukkig bij de gedachte dat de rente, die zij moesten beta len, fiscaal niet meer als aftrekpost zou gelden. Van de zijde van de regering is enkele malen gezegd dat dit punt in studie was genomen. In een aantal artike len in verschillende bladen werd de kwestie besproken. In een urgentie-programma van de vakbeweging werd de stelling geponeerd dat nagegaan diende te worden of het mogelijk is te komen tot de invoering van een maxi mum in de aftrekbaarheid van rentelasten als persoon lijke verplichtingen. Hier en daar was de discussie over dit punt niet geheel vrij van emoties. Nu heeft de regering in de Memorie van Toelichting bij de begroting van het departement van Financiën voor 1975 het resultaat van de gemaakte studie wereldkundig gemaakt. „De regering, zo lezen wij in de genoemde memorie, is tot de slotsom gekomen dat zij zich althans\ voor wat het huidige belastingstelsel betreft kan verenigen met het bestaande belastingregime met betrekking tot rente uitgaven. In dat regime behoeft dan ook geen wijziging te worden gebracht". Tot zover dit citaat. F)IT is een duidelijke uitspraak. Niet dat ze zo opzien- barend is. Het was in de loop van de tijd al wel dui delijk geworden dat beperking van de rente-aftrek geen eenvoudige zaak was. Opzichzelf behoeft dit nog geen re den te zijn om er niet aan te beginnen. Van ingewikkelde regelingen is men niet altijd bang. Tegenwoordig overi gens misschien wel wat meer dan vroeger. De mensen die ze moeten uitvoeren laten zich nu wel horen, terwijl ze vroeger zwegen. Het is echter niet de mindere uitvoerbaarheid van een eventuele regeling voor beperkte rente-aftrek die het ar gument vormt voor het laten voortbestaan van het stelsel dat nu geldt en dat al van 1914 heeft gegolden. Het eerste argument dat wordt aangevoerd is dat de rente die bij de geldlener een aftrekpost vormt, bij de uitlener een belaste post is. Als we de beide groepen, de schuldenaars en de schuld eisers, de inleners en de uitleners, zoals de memorie zegt, samen bekijken, is het saldorente nul. Verder wordt erop gewezen dat de rente-aftrek in de bedrijfssfeer nooit in discussie is geweest. Evenmin op leningen waarmee een bron van inkomen b.v. een aan delenpakket wordt gefinancierd. HET ging voornamelijk om twee zaken, n.l. om de af trek van kosten voor de eigen woning die met ge leend geld wordt gefinancierd en om de rente die betaald wordt voor schulden die geen verband houden met een bron van inkomen, b.v. van de rente van een schuld die men heeft aangegaan om een zeiljacht te kopen of om een studie te financieren. Wat het huis betreft wordt opgemerkt dat de tegen woordige regeling waarbij voor het eigen huis maar een bescheiden huurwaarde bij het inkomen wordt geteld niet mag leiden tot een correctie daarvan via een beperkte rente-aftrek. Dit zou n.l. meebrengen dat er een ongelijke fiscale be handeling ontstaat tussen iemand die een huis met eigen geld financiert en de man die dit met geleend geld doet. De eerste krijgt n.l. automatisch minder inkomen dan hij zou hebben gehad als hij in een huurwoning zat en zijn geld rentegevend had belegd. Dat zelfde geldt voor de belastingplichtige die uitgaven in de sfeer van de consumptie met vreemd geld financiert. Als de rente van de privé-schulden niet meer aftrek baar is bestaat tussen de man die met eigen geld finan ciert en de man die schulden daarvoor maakt een rechts<- ongelijkheid op fiscaal gebied. Die ongelijkheid komt er dus niet. Dat houdt niet in dat men nu maar veel schulden moet maken, omdat dat fiscaal voordelig zou zijn. Dat is niet het geval, al wordt dit, wonderlijk genoeg wel eens gedacht! PA AU WE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 3