1
Winterrogge 1974
7
'De noodzaak van spreiding van rassenkeuze is in 1974
weer duidelijk gebleken. In de loop der jaren is het produc
tieniveau van het wintertarwe9ortiment belangrijk gestegen.
Het opnemen in het onderzoek van Staring het ras dat
in 1952 met Alba en Minister ongeveer 80 van het areaal
innam toonde aan dat die opbrengst van het huidige ras-
sensortiment sindsdien ongeveer 20 hoger ligt. Verge
leken met Felix en Ibis, die in 1964 de grootste plaats in
namen, is dit verschil ongeveer 10 Maar niet alleen in
opbrengst is de vooruitgang groot geweest, ook in koude-
resistentie en schotresistentie zijn grote vorderingen ge
maakt. In tegenstelling daarmee is er met de resistenties
tegen verschillende ziekten weinig vooruitgang geboekt.
1
1
Een probleem hierbij is dat bestaande resistenties vaak wor
den doorbroken door het optreden van nieuwe fysio's. Daar
om is het zo belangrijk dat per bedrijf 2 of 3 rassen worden
geteeld. De risico's worden hierdoor belangrijk verkleind.
In alle kleigebieden was Clement het laatste jaar het
meest geteelde ras. Na de eerste jaren met uitzonderlijk
hoge opbrengsten heeft dit ras echter ook verschillende
ziekten gekregen waardoor het opbrengstverschil met de
rest van het sortiment wat kleiner is geworden. Zo zijn de
ziekten meeldauw, bruine roest en afrijpingsziekten toege
nomen, terwijl dit jaar het optreden van een nieuw physio
van gele roest een extra waarschuwing inhoudt tegen een
verdere uitbreiding van dit ras. Voor voetziekte (oogvlek-
kenziekte) is Clement een van de meest gevoelige rassen.
Caribo stelt minder hoge eisen aan de grond. Heeft op
alle gronden goede opbrengsten gegeven. Voor verbouw op
vruchtbare gronden laat de strostevigheid te wensen over,
hetgeen de toepassing van het hahnverkortingsmiddel COC
gewenst maakt wanneer er gevaar voor legering dreigt. Is
vooral in de eerste ontwikkeling zeer vatbaar voor meel
dauw, maar geeft in het algemeen een vrij, gezond afrijpend
gewas. iDe korrel is tamelijk gevoelig voor schot.
Manella geeft de laatste jaren verhoudingsgewijs slechts
middelmatige opbrengsten. Is nogal vatbaar voor meeldauw,
bruine roest en afrijpingsziekten, terwijl ook de strostevig-
heid wel wat te wensen overlaat.
Lely is een zeer goed opbrengend ras wanneer het niet te
sterk door ziekten vooral afrijpingsziekten wordt aan
getast. Bestrijding van deze ziekten is daarom bij dit ras
gewenst. Het stro is kort en stevig. Vooral op de wat zwaar
dere kleigronden kan iLely zeer goede resultaten geven.
Cyrano is wat minder wintervast. Het is een vroeg rijpend
ras met kort en stevig stro. Verder zijn de vrij gezonde af
rijping en de geringe schotgevoeligheid voordelen van dit
ras. Vooral op vruchtbare gronden geeft Cyrano gemiddeld
goede resultaten; in de 'beide laatste jaren waren de opbreng
sten wat lager; in 1974 waarschijnlijk als gevolg van de snel
le ontwikkeling in het droge voorjaar waardoor de uitstoe-
ling minder was dan normaail.
Nordaj is een matig wintervast ras met een goede produk-
tiviteit en tamelijk kort, stevig stro. Is zeer vatbaar voor
meeldauw en nogal vatbaar voor afrijpingsziekten. Bestrij
ding van deze ziekten zal meestal gewenst zijn.
Caima heeft door de grote vatbaarheid voor meeldauw,
bruine roest en afrijpingsziekten sterk wisselende opbreng
sten gegeven. Wanneer deze ziekten weinig optreden of vol
doende kunnen worden bestreden kan Gama zeer goede op
brengsten geven.
Op zand- en veenkoloniale grond heeft Clement de laatste
jaren ook de hoogste opbrengsten gegeven. Dit ras stelt vrij
hoge eisen aan de grond en vraagt ook een wat hogere stik
stofbemesting dan de andere op deze grondsoorten verbouw
de rassen. Caribo en Tadorna zijn gemakkelijk groeiende
rassen. Tadorna gaf op zandgrond, gemiddeld iets hogere op
brengsten dan Caribo en is ook wat minder gevoelig voor
ras Gemidd. van de oogstjaren 1965-1974* Gemiddelde van oogstjaar 1974
zuidw. zeeklei centr. zeeklei noord, zeeklei löss
O <u ,Uu O <L> ,Ud>
O "O U "O U "O O -o
<D z 2 .'3 Z 2 3 z z3 z 23
'S -= _i_ M 4-OD -jOfl _1_0JJ
-oü -J jj 1 C _J d c c dc d d c
-O-* X. a>._ r/> C PZ 3 p C7 3 fc C7 3 C p 17 3
•—O) c 0) o Qj 'P S C C i- l_ C
30) 0)0) O Q) .5 O Oo, O O O o O O O O O
N N ON CN S C C P3 T c C C*3 C C CO C C CO T
62,5
65,0
61,5
50,
8
53,9
71,9
78,7
75,4
84,
8
67,3
76,4
67,0
77,3
goed en vrij goed
wintervast
Clement
116 6
109 7
109 6
111
3
115 4
107 4
106 4
106 5
104
5
104 3
106 3
94 1
101 1
Caribo
98 8
98 9
102 8
100
6
104 6
97 4
99 4
97 5
98
5
101 3
99 3
103 1
101 1
Manella
94 9
94 9
95 9
94
7
90 5
94 4
98 4
95 5
95
5
95 3
98 3
85 1
98 1
Lely
100 8
102 8
96 7
100
5
95 4
102 4
104 4
106 5
104
5
103 3
101 3
Tadorna
90 6
94 7
93 6
102
6
99 6
KORTE BESCHRIJVING VAN DF. NIEUWE
IN ONDERZOEK ZIJNDE RASSEN
Adamant (Kweker B.V. Verenigde Kweekbedrijven, Em-
meloord). De wintervastheid lijkt middelmatig. Vlotte begin
ontwikkeling en later een vrij grof bladrijk gewas. Het stro
is zeer kort en stevig. Zeer vath tar voor meeldauw en voor
afrijpingsziekten. Vatbaar voor bruine roest en alle bekende
fysio's van gele roest. Is een van de minst gevoelige rassen
voor voetziekte. Weinig gevoelig voor schot. Heeft in het
centrale zeekleigebied gemiddeld goede tot zeer goede op
brengsten gegeven. In de overige kleigebieden was de op
brengst in 1972 door het optreden van ziekten matig, in 1974
waren de opbrengsten er goed. Is inmiddels in de T-rubriek
vian de Rassenlijst opgenomen.
Anouk (Kweker: A. Focquaert, Maldegem, België. Geïm
porteerd door: de samenwerkende kweekbedrijven Dr. R. J.
Mansholt's Veredelingsbedrijf B.V., Westpolder (Gr.) en G.
Geertsema-Groningen B.V., Groningen). Lijkt vrij goed
wintervast. Heeft een vrij trage beginontwikkeling. Het stro
is vrij kort en stevig. Had veel meeldauw en is nogal vat
baar voor bruine roest en afrijpingsziekten. Rijpt vrij vroeg.
De opbrengst was goed tot zeer goed. Weinig gevoelig voor
schot.
Cebeco 180 (Kweker: Cebeco-Handelsraad, Rotterdam).
Heeft een goede kouderesistentie. Is een matig uitstoelend,
wat grof, tamelijk bladrijk gewas. Het stro was vrij kort en
tamelijk stevig. Rijpt middenvroeg. Werd weinig door meel
dauw en vrij weinig door bruine roest en afrijpingsziekten
aangetast. Heeft wat opbrengst betreft een goede indruk ge
maakt. Bezit een vrij goede schotresistentie.
Arminda (v/h v. d. Have 1-69) (Kweker: Kon. Kweekbe-
drijf en Zaadhandel D. J. van der Have B.V., Kapelle 3615).
De kouderesistentie was vrij goed. Heeft een trage begin
ontwikkeling en vormt later een steil groeiend vrij fijn en
vrij bladarm gewas. Stoelt goed uit. Het stro is kort en ste
vig. Matig vatbaar voor meeldauw en afrijpingsziekten, werd
weinig door bruine roest aangetast. Heeft zeer goede op
brengsten; de korrel is tamelijk gevoelig voor schot.
schot. De vatbaarheid voor afrijpingsziekten is wat groter,
terwijl ook de grote vatbaarheid voor gele roest een bezwaar
is. Bongo komt in verschillende eigenschappen veel met
Caribo overeen. Groeit iets gemakkelijker maar is ook iets
minder stevig. De afrijping is wat gezonder dan van Caribo
en de opbrengst vooral op dalgrond gemiddeld hoger.
Voor meer uitvoerige gegevens van alle hiervoor genoem
de rassen wordt verwezen naar de Rassenlijst, die aan het
einde van het jaar verschijnt bij B.V. Leiter-Nypels te Maas
tricht. Van de nieuwe in onderzoek zijnde rassen is een be
schrijving gegeven.
De opbrengsten, die vanaf 1965 op de interprovinciale
proefvelden werden verkregen, zijn in een tabel samengevat.
Zaadopbrengsten in verhoudingsgetallen op kleigrond
middelmatig
wintervast
Cyrano
97 8
99 8
98 7
98 4
97
5
93 4
91
4
97 5
97 5
90
3
95 3
98
1
94
1
matig wintervast
Norda
100 7
102 7
99 6
100
3
97
5
99 4
100 4
103 4
103 4
102
3
100 3
103
1
100
1
Cama
95 6
96 6
102 7
98
2
104
5
105
3
101 3
103
1
101
1
Joss Cambier
95 8
98 7
92 2
97
2
in beproeving
Adamant (1972)
95 4
105 6
100 4
103
2
100 4
98
4
105 5
102 5
100
3
100 3
103
1
100
1
Anouk (1972)
103 5
101 4
101 4
110
2
100 4
100
4
100 5
103 5
97
3
97 3
106
1
102
1
Cebeco 180 (1974)
105 3
101 3
100 2
106
2
104 4
103
4
100 5
100 5
98
3
100 3
97
1
105
1
v/dHave 1-69 (1974) 104 3
102 3
99 2
114
2
104 4
102
4
103 4
99 4
99
1
96 1
110
1
104
1
MG-RPB 1470 (1974)
98 3
100 3
105 2
105
2
98 4
97
4
99 5
100 5
105
3
101 3
103
1
99
1
Multiweisz (1974)
97 3
99 2
98 4
95 4
95
1
87 1
Maris Huntsman ('74) 102 2
96 2
102 2
101
2
97 2
96 2
Achter de opbrengsten in verhoudingsgetallen is vet het
betrouwbaarheidscijfer geplaatst.
Het cijfer achter deze opbrengsten geeft aan het aantal
proefvelden waarvan gegevens werden verkregen.
Bij de in beproeving zijnde rassen is tussen haakjes het
eerste voor beproeving vermeld.
In 1974 is voor het eerst voor alle rassen het object be
strijding van afrijpingsziekten toegepast. Hiervoor is één
van de daarvoor toegelaten systemische fungiciden Maneb
gebruikt.
Cebeco 169 (Kweker: Cebeco-Handelsraad, Rotterdam).
Bezit een goede kouderesistentie. De voorjaarsontwikkeling
is traag, de uitstoeling matig. Het stro is vrij lang en matig
stevig. Rijpt vrij laat. Was tamelijk vatbaar voor meeldauw,
matig vatbaar voor afrijpingsziekten. Werd in 1974 voor het
eerst op zand- en veenkoloniale grond beproefd en gaf er
gemiddeld goede opbrengsten. Is weinig gevoelig voor schot.
De rassen waarvan het onderzoek niet wordt voortgezet
zijn MG-RPB 1470, Multiweisz en Maris Huntsman. De beide
eerstgenoemde rassen werden te sterk door gele roest aan
getast. Maris Huntsman kon in opbrengst niet meekomen,
bovendien laten de wintervastheid, de strostevigheid en de
schotresistentie van dit ras te wensen over.
Dominant is een zeer goed opbrengend ras en heeft op
de andere rassenlijstrassen voor dat het stro iets korter en
steviger is. Eldera en Nomaro zijn minder produktief dan
Dominant, vooral op de betere roggegronden, bovendien
hebben ze minder stevig stro. Het nieuwe ras Royal heeft
zeer goede opbrengsten gegeven, maar het stro is tamelijk
lang en middelmatig stevig.
E>e opbrengsten die van 1969 af op de interprovinciale
proefvelden werden verkregen zijn in onderstaande tabel
samengevat. 'De bijbehorende betrouwbaarheidiscijfers zijn
vet gedrukt. Deze cijfers worden afgeleid uit het aantal
proefvelden en het aantal beproevingsjaren. Hoe hoger het
cijfer is, hoe betrouwbaarder het opbrengstgegeven. Bij de
in beproeving zijnde rassen is tussen haakjes het eerste jaar
van beproeving vermeld.
Zaadopbrengsten van 1969 t/m 1974
in verhoudingsgetallen per grondsoort
zaad
ras
goede
grond
gemiddelde
grond
100 kg/ha
4830
4090
Dominant
102 6
101 6
Eldera
96 6
98 6
Nomaro
98 6
98 6
Royal
104 5
103 5
in beproeving
Parana (v/h C.I.V. K 199) (1970)
104 3
100 5
Animo (v/h Cebeco 9) (1972)
106 4
102 4
Canovus (1973)
102 3
95 3
Voor een meer uitvoerige beschrijving van de rassen wordt
verwezen naar de Rassenlijst, die aan het einde van het
jaar verschijnt bij B.V. Leiter-Nypels te Maastricht.
Korte beschrijving van de nieuwe in onderzoek zijnde ras
sen.
Parana (v/h C.I.V. K 199) (Kweker: Zeider B.V., Ottersum).
Heeft een iets trage beginontwikkeling en later een vrij stei
le bladhouding. Middelmatig lang, vrij stevig stro; de veer
kracht laat iets te wensen over. Heeft goede opbrengsten
gegeven.
Animo (v/h Cebeco 9) (Kweker: Cebeco-Handelsraad, Rot
terdam). Komt in de meeste eigenschappen veel met Domi
nant overeen. Het gewas is iets minder bladrijk en wat stevi
ger; is iets gevoeliger voor droogte en andere minder gun
stige groeiomstandigheden. Heeft zeer goede opbrengsten
gegeven.
Canovus (Kweker: T. Heidenreich, v/h Saatzucht Dr. R.
Carsten, Bad Schwartau. Duitsland. Geïmporteerd door: G.
Geertsema-Groningen B.V., Groningen). Vrij trage beginont
wikkeling. Werd sterk door meeldauw aangetast. Het stro
is belangrijk korter dan dat van de andere rassen. De ste
vigheid is goed, maar het gewas is bij de rijping iets meer
geneigd naar verschillende richtingen uiteen te vallen. Heeft
sterk wisselende opbrengsten gegeven, zodat de beproeving
ervan niet wordt voortgezet.