Taalvervuiling verzekeringsinstellingen van de zlm Nogmaals de volksverzekeringen N Drs. J. DIJKGRAAF, L.C.C. - Goes. W "LR was onlangs een minister, die zich naar de me- ■k ning van velen tijdens een interview in ernstige mate aan taalvervuiling schuldig maakte. Wij houden het er op, dat de man zei wat hij dacht. Er ligt gewoonlijk een wereld tussen hetgeen we denken en hetgeen we zeggen. Gaat U dit maar bij Uzelf na. Wij hebben alle maal de gewoonte om onze denktaal om te zetten in spreektaal. Stel je voor, dat we gewoon naar buiten brachten wat en hoe we over zaken en mensen dachten. Nee, nee ons denken en voelen wordt weloverwogen via ons transformatiestation omgezet in gekuiste spreektaal. Dat moge een goede zaak zijn, maar veel erger vinden wij, dat er dikwijls helemaal niet gezegd wordt wat er wordt gedacht. We houden het achter onze kiezen (en wel letterlijk), laten dingen gewoon weg of we praten anders dan we denken. Dat is ook een vorm van ver vuiling en naar onze mening van nog ernstiger aard. Liever zeggen wat we denken dan alleen denken zonder zeggen. En dit laatste dan meestal onder het motto van PI je kunt niet weten of waarom zou ik me moeilijkheden op de hals halen. Wij geven de voorkeur aan eerlijkheid en duidelijkheid boven het in verhulde en in fraaie vol zinnen niets zeggen. Nu worden duidelijkheid en eerlijkheid meestal niet in dank afgenomen, maar dat is ons inziens geen reden om dan maar te zwijgen. Bovendien op applaus behoef je in deze tijd helemaal niet meer berekend te zijn. Wij zeg gen: waarom zou je ook. TAALGEBRUIK DEN andere vorm van taalvervuiling is het gebruik van moeilijke woorden en begrippen in combina tie met lange en ingewikkelde zinnen. Zowel in de spreek- als de schrijftaal. Het doel van een schrijver is om een boodschap over te brengen. Maar die boodschap moet ontvangen en vooral goed ontvangen worden. Welnu daar ontbreekt het nogal eens aan. De klachten hierover van boeren en tuinders en van bestuurders uit de organisa ties en coöperaties zijn legio. Voortdurend wordt aange drongen op eenvoudiger woordgebruik, omdat het anders gewoonweg niet meer te volgen is. De fout ligt meestal bij de schrijver, omdat hij zich te weinig of helemaal niet in de positie van de ontvanger van z'n boodschap ver plaatst. Iedere schrijver moet zich terdege afvragen voor wie hij schrijft. Nu is dat op zich een heel moeilijke zaak. Voor iemand, die zeer goed thuis is in de zaken waar over hij schrijft en die bovendien over een uitgebreid vakjargon beschikt zijn veel dingen té vanzelfsprekend. En daar zit nu juist de kneep. Hij moet voortdurend ver talen dat wil zeggen omzetten in een taal, die verstaan baar is voor hen zonder veel kennis van zaken en van het vakjargon. Alleen op die manier kom je tot een goede kommunikatie tussen zender en ontvanger. Ook voor onze organisaties en coöperaties een belangrijke opgave. Het gaat er niet alleen om wat ik m'n leden en besturen vertel maar ook hoe ik het doe. Daarom is vertaalwerk geboden. WAT VERTEL IK schreven het al, ook weglatingen zijn aan de orde van de dag. Dan wordt het zo van meedelen wat in de kraam te pas komt. Ter versterking van het eigen gezicht, maar ten koste van een juist beeld naar de ont vangers of dat nu leden, bestuurders of wie dan ook mo gen zijn. Ontvangers hebben echter recht op een vol ledige en duidelijke informatie. Deze tijd vraagt niet alleen om duidelijkheid maar ook om eerlijkheid. Daar pleiten we voor en niet voor ver vuiling in welke gedaante die dan ook naar buiten komt. Nu is het ongetwijfeld vaak bijzonder moeilijk om naar buiten een duidelijk en volledig beeld te geven, ledereen die wel eens wat te vertellen heeft weet dan uit eigen ervaring. Dat kost veel inspanning en moet geleerd wor den. Met behulp van leraren" en dat zullen in het alge meen mensen zijn, die goed kunnen formuleren dat wil zeggen zinnen kunnen vormen. En dan kom je bij de beroepsvoorlichters terecht. Mensen die niet alleen we ten hóe je het moet maar ook wat je moet vertellen. Daar mee komt de voorlichting bijzonder centraal te staan. Dat vraagt om mensen, die voorzichzelf hoge morele normen aanleggen en die in en met zichzelf voortdurend vechten tegen opkomende geestelijke vervuiling. Zo zien we waar we al schrijvend over taalvervuiling terecht komen. In de strijd tegen de vervuiling en voor duidelijkheid en eer lijkheid komen we uit bij ,,een gezonde geest in een ge zond lichaam". Wij menen, dat we het daar allemaal mee kunnen doen. Van hoog tot laag en van klein tot groot. Voor onze direkte omgeving en voor de grotere verban den, waarin we werken. Met het een van goede wille zijn alleen komen we niet ver genoeg. Integendeel van bin nen uit moeten we voortdurend blijven vechten tegen iedere vervuiling! 12.2% voor de Alg. Ouderdoms-, Weduwen- en Wezenwet, in totaal 3263, 1.9% voor de Algemene Kinderbijslagwet, in totaal 508,i 2.65 voor de Alg. Wet Bijzondere Ziekte- - kosten, in totaal 709, pJARTELIJK dank voor de leuke en positieve reakties die mij mochten bereiken op mijn vorig artikel ,,Hoe is de stand van de AOW en AWW?" Dit werd door mij zeer op prijs gesteld! Uit de vele reakties blijkt dat deze bijdragen gelezen worden en dat geeft de burger moed om verder te gaan! Enkelen meenden dat ik een fout had gemaakt bij de berekening van de maximale premie ad. 3263,die be taald moet worden voor de A.O.W. en A.W.W. Enige ver duidelijking is daarom nodig. Mijn artikel betrof zuiver en alleen de AOW- en AWW- wetten. De premie welke voor deze twee wetten betaald moet worden is maximaal 12.2% van 26750,in to taal 3263,—. Dat velen een hogere maximale premie moeten betalen zit hem in het feit dat u voor meerdere A-wetten moet betalen. Immers de maximale premie is dan (voor 1974 4480,per jaar, berekend als volgt: De maximale premie is dan 16.75% van ƒ26750,in totaal ƒ4480,' IpT mijn vorig artikel mocht u .distilleren dat schrij- w ver bezorgd is over de mogelijkheden tot vormen van een eigen vermogen voor de oude dag, anderzijds optimistisch is over de hoogte van de AOW- en AWW- uitkeringen. Tegenover deze waardevaste uitkeringen staan echter de hoge premies die betaald moeten wor den. Als per 1 januari 1976 de Wet op de Arbeidsonge schiktheid voor Zelfstandigen zal worden ingevoerd, be tekent dat wederom een stijgende premielast. Waar moet dat naar toe? Straks wordt ons inkomen geheel afge roomd door de te betalen premies voor de sociale wet ten. Het Rijk zou een stuk van deze premies voor haar rekening moeten nemen. Bij ons liggen de premies voor de A-wetten veel hoger dan in de andere EElG-landen. Uit de reakties is gebleken dat men niet voldoende bekend is met de volksverzekeringen. Men weet ge woon niet waarvoor men verzekerd is. En dat moet men toch wel weten! We mogen niet alleen sputteren tegen de hoge premies, we moeten in grote trekken weten waarvoor men verzekerd is en waarvoor men als zelf standige die hoge premies betaah. Vandaar dat ik één en ander nog eens even op een rijtje wil zetten: ALGEMENE OUDERDOMSWET (A.O.W.) Deze wet heeft ten doel een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering tegen gel delijke gevolgen van ouderdom. Het pensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. ALGEMENE WEDUWEN- EN WEZENWET (A.W.W.) Deze wet heeft ten doel een algemene, de gehele be volking omvattende, verplichte weduwen- en wezen pensioen. Deze wet kent 3 soorten uitkeringen: t.w. weduwenpenkioen, tijdelijke weduwe-uitkering en we zenpensioen. Zij gaan in op de eerste dag van de maand van overlijden. ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET (A.K.W.) Deze wet heeft ten doel aan alle ingezetenen, onder de daarvoor gestelde voorwaarden, kinderbijslag te ver strekken van het derde kind af. Te rekenen van het derde kind heeft de verzekerde recht op kinderbijslag voor zijn eigen kinderen, alsmede voor zijn stief- en pleegkinderen. (Alleen kleine zelfstandigen met een inkomen bene den de 11600 per jaar en niet in de vermogensbelasting aangeslagen, hebben aanspraak vanaf het eerste kind, ingevolge de kinderbijslagwet voor kleine zelfstandigen.) ALGEMENE WET BIJZONDERE ZIEKTEKOSTEN (AWBZ) Deze wet beoogt het gehele volk te verzekeren tegen het risico van bijzondere ziektekosten, welke onder meer een gevolg zijn van het verblijf in een inrichting voor verpleging, behandeling en verzorging van langdurige zieken en lichamelijk en/of geestelijk gehandikapten. Krachtens deze wet bestaat thans aanspraak op opne ming en verblijf in: a. een ziekenhuis, daaronder begrepen een psychia trische inrichting en een sanatorium voor tbe-patiën- ten echter voor zover -et verblijf de periode van één jaar te boven gaat; b. een verpleeginrichting; c. een inrichting, bestemd voor behandeling en verple ging van zwakzinnigen; d. een inrichting, bestemd voor behandeling en verple ging van doven en slechthorenden; e. een inrichting bestemd voor behandeling en verple ging van blinden en slechtzienden; f. een medisch kindertehuis; g. een medisch kleuterdagverblijf; h. een dagverblijf voor gehandikapten. Voor deze vier genoemde wetten beetaalt u 16,75 van uw belastbaar inkomen met 'n maximum van 16,75 van 26750 4480. Mogelijk dat u dit tot denken zet en dat is de bedoeling van dit verhaal. Vanzelfsprekend heb ik bovengenoemde wetten slechts even kunnen aanstippen. Mochten er vragen zijn dan zu.len we daarop graag het antwoord geven. CE VAAL. i N de dagbladen zijn de belastingplannen van de rege ring voor het jaar 1975 uitvoerig weergegeven. Voor ieder is er sprake van een lichte vermindering van de in komstenbelasting. Voor ondernemers wordt het tijdvak waarin de toevoeging aan de fis'cale oudedagsreserve op 10 procent komt met een jaar verkort. Dit percentage komt in 1975 al op de 10 procent die in de wet zijn opge nomen. Alleen het maximum bedrag is nog niet op het peil waarop het. volgens de wettelijke bepalingen, uitein delijk moet komen. De vermogensbelasting op bedrijfsvermogen wordt iets lager door het vrijlaten van f 50.000,— vermogen. Ook het percentage premieheffing voor de volksver zekeringen zal iets dalen. Daartegenover staat dat het maximum premie-inkomen wordt verhoogd van f 26.750 tot 31.950. Dat is een forse stijging die vbor de groep die daarmee te maken heeft de hele belastingverlaging onge daan maakt! Wat er met de belastingplannen in het parlement zal gebeuren moeten wij afwachten. Dat er van de zijde van middenstands- en landbouworganisatie nog wel eisen en wensen op fiscaal gebied naar voren gebracht zullen worden is en wordt in andere rubrieken van liet land bouwblad uitvoerig uit de doeken gedaan. Wij gaan dat hier niet herhalen. In dit stadium zullen wij ook de meer technische aspecten van de belastingplannen laten rusten. Wij komen er wel op terug als ze straks vaststaan of als er eerder iets belangrijks is. 1/ ANDAAG verder maar wat opmerkingen over losse onderwerpen. In de eerste plaats een antwoord op een vraag die ons gesteld werd over alimentatie-uitkering bij echtscheiding. De vraag was of als aan een gescheiden echtgenote alimentatie-uitkeringen worden betaald voor de kinderendie haar zijn toegewezen, over die uitkerin gen inkomstenbelasting betaald moet worden. Het antwoord is, dat dit niet het geval is. Wat de moe der ontvangt voor de kinderen is geen inkomen voor haar. De vader mag het voor zijn kinderen betaalde ook niet van zijn inkomen aftrekken. Wel kan hij, als verder aan de voorwaarden is voldaan, kinderaftrek krijgen. Voor kin deren die jonger dan 16 jaar zijn geldt de eis dat kinder aftrek in dit geval alleen aan de vader toekomt als de kin- eren grotendeels, d.i. voor meer dan 50 op zijn kosten worden onderhouden. Het gaat du$ om gevallen waarin deze kinderen tot de huishouding van de moeder behoren. Deze krijgt dan voor deze kinderen die jonger zijn dan 16 jaar ook kinder aftrek. De alimentatie-uitkering voor de vroegere echtgenote is voor haar inkomen en voor de man een aftrekpost. Dat dit alles ook geldt als de vrouw verplicht is tot het betalen van alimentatie spreekt wel vanzelf. Deze situatie doet zich niet veel voor, daarom is van de „gewone" uit gegaan. OG een ander onderwerp. Het Gerechtshof Leeuwarden móest uitspraak doen in het volgende geval, dat vrijveel voorkomt. Vader had een landbouwbedrijfwaarin moeder mee werkte. Toen de zoon volwassen was gingen vader en zoon het bedrijf in maatschap Uitoefenen. Moeder bleef uiteraard meewerken. In het boekjaar 1969/1970 van de maatschap kon de redelijke beloning voor haar werk in het bedrijf gesteld worden op f 5.700. Volgensde toen geldende bepalingen kon de aftrek op het inkomen van de man gesteld wor den op 1/3 van het arbeidsinkomen van de vrouw, dat voortvloeit uit haar meewerken in zijn bedrijf. Maar hoe moest het hier, nu het een maatschap betrof? De inspecteur stelde dat de maatschapsverhouding mee bracht dat vader en zoon ieder een eigen onderneming hadden. Daar is fiscaal niets tegen in te brengen. Hij ver bond daaraan de conclusie dat de aftrek dan ook maar de helft van de redelijke beloning mocht zijn, dus niet 1/3 van f 5.700 is f 1.900, maar de helft: is f 950. Het Gerechtshof Leeuwarden stelde vast dat de vrouw meewerkte, omdat het het bedrijf van haar man betrof, en dat het gehele bedrag van f 5.700 dan ook aan dat „be drijf" toegerekend moes't worden. De aftrek werd dus f 1.900. De staatssecretaris ging accoord met de uitspraak. Het belang van deze uitspraak is niet zo groot meer, om dat de beloning nu een bepaald deel van de winst uit maakt. Over de meewerkende vrouw zal overigens nog wel eens wat te zeggen zijn! PAAUWE 4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 4