Gebruik de premieregeling slachtrunderen zo goed mogelijk l VEE EN VLEES 16 Resultaten bij 1 maand langer houden van stieren. De ossen en stieren moeten bij slachting een minimaal ge slacht gewicht hebben van 192 kg en de vaarzen van 188 kg. Deze gewichten komen overeen met een levend gew: ht van 330 kg. Gewoonlijk worden deze slachtdieren op .en veel hoger gewicht geslacht. Bij de in Nederland gebruike lijke voedermethoden zijn de slachtrunderen nog lang niet slachtrijp, zodat het niet aantrekkelijk is op zo'n laag ge wicht te slachten. De opbrengstprijs per kg van niet-slacht- rijpe dieren is immers veel lager dan van slachtrijpe dieren. Een eerste advies aan de veehouders is dan ook: maak eerst de dieren slachtrijp, anders verspeelt men de premie reeds ddrekt aan de lagere opbrengstprijs per kg. HOE LANG AANHOUDEN De slachtpremie bedraagt in oktober en november 137,60, in december ƒ172,—, in januari ƒ206,40 en in februari 240,80. Voor 31 december a.s. zal de Raad van Ministers van de EEG beslissen of de premie-regeling na februari zal worden voortgezet. In dit artikel zullen we aan nemen dat in februari voor het laatst een premie wordt |ew geven. De premie loopt dus van november tot en met februari met 34,40 per maand op. Het lijkt daarom aantrekkelijk de slachtdieren tot februari te houden, omdat dan de hoogste premie per dier wordt gegeven. Het hangt echter van enige factoren af, of het verstandig is het slachten zo lang uit te stellen. Deze factoren zijn: 1. de mate van slachtrijpheid van de dieren; 2. de beschikbare stalruimte; 3. het prijsverloop van rundvlees in de eerstkomende maan den. Achtereenvolgens zal op elk van deze factoren nader wor den ingegaan. DE MATE VAN SLACHTRIJPHEID De mate van slachtrijpheid 'hangt vooral samen met het toegepaste voedersysteem. Hoe intensiever de dieren worden gevoerd en hoe hoger het percentage krachtvoer in 'het voe derrantsoen is, des te eerder zullen die slachtdieren slacht rijp zijn. Bij mestdieren bijvoorbeeld is het voedersysteem er veel al op gericht de stieren in - IV2 jaar slachtrijp te krijgen op een levend gewicht van 480 a 500 kg. Door middel van een rekenvoorbeeld zal worden nagegaan wat de gevolgen zijn van het een maand langer aanhouden van mestdieren van respectievelijk 350 en 500 kg levend gewicht. In de tabel zijn de resultaten van deze berekening weergegeven, waar bij een onderscheid is gemaakt tussen een groeisnelheid van 1000 en 500 gram per dag. Hierbij is aangenomen dat de stieren nog niet slachtrijp zijn. De berekeningen laten in de eerste plaats zien, dat een snellere groei voordeliger is dan een minder snelle groei. Dit komt doordat bij een minder snelle groei meer onder- houdsvoer nodig is per kg groei en doordat ook de rente- en huisvestingskosten per kg groei hoger zijn. Bij een opbrengstprijs van 6,per kg geslacht gewicht en een levend gedicht per stier van 350 kg is het voordelig om de dieren nog langer aan te houden bij een groei van 1 kg per dag. Het is in dat geval aan te bevelen de stieren zo lang mogelijk te 'houden en te proberen de maximale slachtpremie te krijgen. Bij een levend gewicht van 350 kg en een groei vah 500 gram per dag is het nog afgezien van slachtpremies voordelig om het voedersysteem dermate te intensiveren, dat een veel snellere groei wordt bereikt. Dit blijkt voordelig te zijn, ook al moet er relatief meer kracht voer worden verstrekt. Rekening houdend met de slacht premies is het eveneens gewenst de dieren harder te laten door drs. L. B. VAN DER GIESSEN Landbouw Economisch Instituut. Bij een levend ge wicht van 350 kg groei 1000 groei 500 gram/dag gram/dag Onderhouds- voer per dag 2320 gzw. Voederbehoefte voor groei per diag 1910 gzw. Percentage krachtvoer 60 Bij een levend ge wicht van 500 kg groei 1000 groei 500 gram/dag gram/dag 2300 gzw. 2880 gzw. 2860 gzw. 930 gzw. 3460 gzw. 1710 gzw. 40 50 30 Met ingang van 1 oktober is de premieregeling slacht runderen ingegaan. Bij slachting van ossen, stieren en vaarzen in de maanden oktober tot en met februari wordt een premie toegekend, die oploopt van 137,60 per 'dier in oktober en november tot f 240,80 per dier in februaria). In dit artikel zal worden nagegaan op welke manier de veehouders zo goed mogelijk gebruik kunnen maken van deze premieregeling. Het is dus niet de bedoeling een oordeel uit te spreken over de hoogte van de premies en over het effect van de regeling. De regeling is nu ©en- maal vastgesteld en gegeven dat feit moeten de veehou ders proberen zo goed mogelijk van de regeling te pro fiteren. GEWICHTSGRENS Bedrijfsresul taten per stier Uitgangspunten in gids. Extra opbrengst a 6,— per kg gesl. gew. 101,50,101,50, Extra kosten: Krachtvoer a 0,70 per zw 53,— 27,— 67,— 29,— Ruwvoer a 0,40 per ZW 20,— 23,— 38,— 38,— Rentekosten 7,— 7 11,— 11 Huisvestingskosten 4,— 4,— 4,— 4,— Saldo van extra opbr. en kosten 17,11,1 19,32, J) gzw. gram zetmeelwaarde; ZW kg zetmeelwiaarde. 1) Er is nog geen rekening gehouden met een verhoging van 5 omdatl exacte bedragen nog niet bekend zijn en Duitsland deze verhoging nog niet geaccepteerd heeft. Het Landbouwschap heeft tijdens het gesprek met de mi nister opnieuw aangedrongen op een verruiming van de in terventiemogelijkheden voor slachtvee tot koeien van tweede kwaliteit. De heer Van der Stee is vooralsnog niet bereid deze wens in te willigen, mede omdat de marktprijzen de laatste weken iets aangetrokken zijn. Zodra de markt weer verslechtert, zal hij in Brussel pleiten voor steun aan parti culiere opslag voor rundvleesconserven. Gelet op de langdurige ernstige moeilijkheden en de ver liesgevende prijzen bij de kalfsvleesproduktie, dringt het Landbouwschap aan op een maximale toeslag op mager melkpoeder bestemd voor veevoeder. De minister is bereid dit in Brussel te bepleiten. Het Landbouwschap heeft de bewindsman ook gevraagd om ten behoeve van de varkenshouderij de interventiemoge lijkheden te verruimen. SITUATIE IN DE PLUIMVEEHOUDERIJ Het Landbouwschap heeft de minister gewezen op de moeilijke situatie in de pluimveehouderij, zowel in de slacht- als in de legsector. Aan de minister is gevraagd in Brussel aan te dringen op een verlenging van de termijn waarvoor restitutie gegeven wordt bij uitvoer naar derde landen. De restitutie zal volgens het Landbouwschap ook voor eipro- dukten moeten gelden. De heer Van der Stee heeft 'begrip voor de wens voor wat betreft slachtpluimvee en eieren, maar meent dat het restitutiebeleid versoberd zal worden in verband met de financiële gevolgen en de handelspolitieke moeilijkheden met de Verenigde Staten. Hij deelt mede dat de Europese Commissie geen voorstellen zal doen voor een restitutie bij export van eiprodukten. Op verzoek van het Landbouwschap zal de minister in Brussel pleiten voor een verhoging van de sluisprijzen, zodat de bescherming bij de afzet van eenden in de EG in, niet on belangrijke mate verhoogd zal worden. v. d. W. groeien, omdat het dan mogelijk is de dieren eerder slacht rijp te hebben en dan kan wellicht nog afgeleverd worden in februari, voorlopig de laatste maand dat er nog slacht- premdes" worden gegeven. Bij een 'levend gewicht van 500 kg hangt het van de slacht rijpheid af, of de dieren nog langer zullen worden aangehou den. Volgens de tabel is bij het nog niet slachtrijp zijn van de stieren en een groei van 1 kg per dag, nog verantwoord de stieren langer aan te houden, indien de slachtpremie per maand met 34,40 stijgt. Hierbij dient wel te worden ver meld, dat in de berekening nog geen rekening is gehouden met extra arbeidskosten, extra sterfterisico en overige extra kosten. Zodra de dieren slachtrijp worden, zal een verdere groei voornamelijk uit de aanzet van vet bestaan en dian is er ook meer voer per kg groei nodig dan in de berekening is aangegeven. Bovendien zal dan de kwaliteit van het vlees lager gewaardeerd worden, zodat de opbrengstprijs per kg gaat dalen. Het is dan beslist onverantwoord de stieren lan ger aan te houden, omdat die hogere premie niet opweegt tegen1 de extra kosten. Een langzame groei van 500 gram per dag is eveneens onverantwoord, ook al zijn de stieren nog niet slachtrijp. Bij het niet-slachtrijp zijn van de stieren moet getracht worden de stieren zo snel mogelijk slachtrijp te krijgen en af te leve ren. Langer aanhouden om een hogere premie te krijgen kost alleen miaar geld. Ten aanzien van de resultaten van de berekeningen kan nog een opmerking worden gemaakt, die los staat van de premieregeling. Bij een gewicht van 500 kg blijkt zelfs bij een groei van 1 kg per dag het saldo te dialen. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat zonder slachtpremie een vleesprijs van 6,per kg geslacht gewicht te laag is om stieren tot een hoog eindgewicht te houden. Het is bij die prijs voordeliger de stieren op een lager eindgewicht af te leveren. DE BESCHIKBARE STALRUIMTE Een tweede factor die bij het langer aanhouden van slacht vee in aanmerking moet worden genomen, is de beschikbare stalruimte. Indien het langer aanhouden tot gevolg heeft, dat een nieuwe lichting slachtdieren pas later gekocht kan worden wegens gebrek aan stalruimte, dan moet bij de be rekening van de eventuele voordelen van een hogere slacht premie rekening worden gehouden met een inkomensderving wegens het later aanschaffen van vervangend slachtvee. DE VERWACHTE PRIJSONTWIKKELING VAN RUNDVLEES De verwachte ontwikkeling van de rundvleesprijzen is ten slotte eveneens van groot belang voor de bepaling van het tijdstip van aflevering. Volgens het normale seizoenpatroon van de slachtprijzen zijn deze in oktober-november het laagst en beginnen daarna meestal weer langzaam te stijgen. 'Deze lage prijzen hangen samen met het grote aanbod van slachtvee uit de weide aan het einde van het weideseizoen. Het aanbod van volwassen slaohtvee bestaat in Nederland ongeveer voor twee derde uit melkkoeien, 15 uit ossen en stieren en 15 uit vaar zen. Vooral het aanbod van melkkoeien is in de herfstmaan*- den groot. Indien het normale prijsverloop zich ook dit jaar voor doet, zal het aantrekkelijk zijn het tijdstip van slachten uit te stellen tot januari-februari, omdat behalve van de hogere premie ook geprofiteerd kan worden van de hogere vlees- prijzen. Dit prijsverloop is echter niet zeker, omdat het mo gelijk is dat februari de laatste maand zal zijn waarin pre mies worden gegeven. Indien dat het geval is zal het aanbod van jongvee voor de slacht in februari zo groot zijn, dat dit een prijsdrukkende werking heeft, waardoor aflevering op een vroeger tijdstip toch aantrekkelijker zou zijn geweest. Mede om zo'n extra aanbod van jong slachtvee te voor komen zou het van verstandig beleid getuigen, indien de slachtpremies door de Raad van Ministers niet abrupt wor den beëindigd in februari. VAARZEN In dit artikel is wellicht iets te veel de nadruk gelegd op het slachtrijp maken van slachtvee en op aanpassing van voederrantsoenen, omdat dit vooral betrekking heeft op ossen en stieren. Vaarzen worden immers veelal niet spe ciaal gemest, maar vallen wel ondier de premieregeling. In Nederland worden zelfs ongeveer evenveel vaarzen geslacht als ossen en stieren samen. De meeste vaarzen zijn afkom stig van melkveebedrijven en worden geslacht wegens het niet drachtig kunnen krijgen, wegens overtolligheid, wegens onvoldoende groei en exterieur etc. De melkveehouders kunnen daardoor even goed van de premieregeling profite ren als de gespecialiseerde rundveemesters. Het is dan ook te verwachten dat veel vaarzen via de premieregeling zullen worden geslacht, vooral in januari en februari. Dit vergroot eveneens de kans, dat er in die periode een prijsdaling ont staat wegens het grote aanbod van jong slachtvee, temeer omdat de interventieregeling niet geldt voor vee dat voor een slachtpremie is aangemeld. De melkveehouders dienen zich van dit gevaar bewust te zijn en kunnen beter n,v alles op een kaart zetten door alle vaarzen tot februari te houden. Zij kunnen echter wel afwachten wat de Raadi van Ministers voor 31 december a.s. zal besluiten en hebben bij niet-verlenging van de regeling nog 2 maanden de tijd om bij verkoop van vaarzen voor de slacht in aanmerking te komen voor de slachtpremie. BESLUIT De premieregeling moet in de eerste plaats worden gezien als een inkomenssteun voor aanbieders van slaohtvee we gens de zeer lage rundvleesprijzen. In hoeverre deze aan bieders gebruik moeten maken van de mogelijkheid hogere premies te krijgen bij uitstel van slachten tot januari of februari, is in dit artikel uitvoerig besproken. De belang rijkste factoren die in dit verband naar voren gebracht zijn waren: de mate van slachtrijpheid van de dieren, de beschik bare stalruimte en het te verwachten prijsverloop van rund vlees. Ten slotte is speciale aandacht besteed aan vaarzen, die ook onder de premieregeling vallen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 16