25 jaar
Instituut voor
Plantenziektenkundig
Onderzoek
te Wageningen
14
L_[ ET planteziektenkundig onderzoek heeft zich sinds
vele jaren geconcentreerd op de mogelijkheden
van een geïntegreerde bestrijding waarin naast het ge
bruik van selectieve chemische bestrijdingsmiddelen alle
kansen worden gegeven aan niet-chemische bestrijdings
mogelijkheden. Door middel van een goede technische
begeleiding van de telers is het mogelijk om bijv. in boom
gaarden met ongeveer de helft van het aantal bespuitin
gen hetzelfde resultaat te verkrijgen dan voorheen", al
dus prof dr. J. G. ten Houten, directeur van het Instituut
voor Plantenziektenkundig Onderzoek te Wageningen
tijdens de viering van het 25-jarig bestaan van het insti
tuut op 27 september j.l.
Het instituut dat thans 122 medewerkers telt en 90 on
derzoekprojecten onder handen heeft, heeft in de afge
lopen periode veel kunnen doen aan het oplossen van
problemen die verband houden met het optreden van
plantenziekten en -plagen in land- en tuinbouwgewassen.
Het nut van de gewasbescherming in wereldwijd verband
blijkt uit het feit dat in Europa nog steeds 25 van de
oogst verloren gaat door ziekten, plagen en onkruiden,
en in Afrika en Azië zelfs meer dan 40 In geld uitge
drukt ligt de schatting tussen 100 en 300 miljard gulden
per jaar.
QE viering van het 25-jarig bestaan van het IPO in de
schouwburg Junushoff te Wageningen, werd bijge
woond door een groot aantal genodigden uit de wetenschap,
overheid en het bedrijfsleven, waarbij tevens veel belang
stelling werd ondervonden vanuit het buitenland.
De directeur van de Plantenziektenkundige Dienst, tevens
voorzitter van het Bestuur van het IPO, dr. N. van Tiel, leg
de in zijn openingstoespraak „De betekenis van gewasbe-
schermingsonderzoek" vooral de nadruk op de verandering
in de aanpak van de gewasbescherming.
Het accent ligt niet meer op het aanpakken van een spe
cifieke ziekte met een specifiek middel ter bestrijding; het
is geworden een complex van maatregelen die zowel de pro-
duktiviteit en de kwaliteit van de produkten bevorderen,
doch die tevens ervoor zorg dragen dat het gehele milieu
zo min mogelijk wordt aangetast.
yERVOLGENS sprak ir. A. de Zeeuw, Directeur-Generaal
voor de Landbouw en Voedselvoorziening. Deze wees
er in zijn toespraak op dat wij ons geen groot land-bouwkun
dig onderzoekapparaat naast de Landbouwhogeschool in
Wageningen kunnen permitteren indien niet optimaal wordt
samengewerkt.
Zijn inleiding handelde over de horizontalisering en pro
grammering van het landbouwkundig onderzoek. Als een
goed voorbeeld van horizontalisering noemde de heer De
Zeeuw de detachering van 8 IPO-onderzoekers bij verschil
lende proefstations in het land. Het IPO is het eerste insti
tuut geweest dat zich gerealiseerd heeft, dat kennis wel ge
concentreerd moet worden, maar dat men eveneens moet
durven die kennis gedecentraliseerd toe te passen. Er zijn
nog steeds enkele proefstations die dit nog niet helemaal
begrepen hebben!, aldus de Directeur-Generaal.
yOL lof was de heer De Zeeuw over de programmering
van het onderzoek bij het IPO. Hij benadrukte dat het
landbouwkundig onderzoek niet meer alleen gaat om de
produktie op bedrijven, en die te begeleiden met onderzoek,
maar dat de landbouwproduktie in relatie gezien moet wor
den met mens en omgeving. Het IPO heeft dit reeds lang
ingezien. Dit blijkt o.a. uit het al van 1954 af daterende on
derzoek naar de relatie tussen luchtverontreiniging en plan
tengroei.
Het landbouwkundig onderzoek zal ook in de toekomst
bestaansrecht hebben indien de genoemde lijnen van hori
zontalisering en programmering in de organisatiestructuur
geïntensiveerd worden. Elke onderzoeker en elk instituut
heeft op zich geen bestaansrecht. Ze moeten in een horizon
taal proces samenspelen om te komen tot een juiste opzet,
toerusting en gebruik van toerusting van het onderzoek.
Dit leidt tot betere coördinatie en voorkomt doublures, aldus
ir. De Zeeuw!
NTa het aanbieden van de jubileumuitgave „Van Planten-
ziektenbestrijding naar Gewasbescherming" (waarover elders
enige bijzonderheden worden gegeven), door dr. ir. H. Hut-
'Inga. sprak de scheidende directeur prof. dr. J. G. ten Hou
ten met als onderwerp: „Het Instituut voor Plantenziekten-
Kundig Onderzoek in verleden, heden en toekomst". Zowel
ie -■ring van het 25-jarig bestaan als het afscheid van
prof. Ten Houten werd op dezelfde dag door een druk be
zochte r cepric besloten. Over de economische en maat-
schappeüike betekenis van het IPO de volgende bijzonder
heden.
ECONOMISCHE FN MAATSCHAPPELIJKE
BETEKENIS GEWASBESCHERMING
TEGENOVER <io huidige crisis in de EEG over het ge
meenschappelijke landbouwbeleid, tegenover de onte-
vredenheïdsuitineen van boeren en tuinders over de inko
mensontwikkeling, tegenover discussies over de landbouw
en het milieu en meer van dit soort actuele zaken liikt het
25-jarig bestaan van het Instituut voor Plantenziektenkun
dig Onderzoek op het eerste gezicht nieuws van een geheel
andere orde.
Nader beschouwd en gerekend over wat langere termiin
•zijn er echter vele directe bindingen tussen het planteziek
tenkundig onderzoek, beter aangeduid met gewasbescher-
mingsonderzoek, en de actuele problematiek in de land- en
tuinbouw. Alleen al door de simpele feiten dat de land- en
tuinbouw in Nederland de belangrijkste bron is voor de voe
ding van het Nederlandse volk en tevens de bedrijfstak is
die het grootste deel van de ruimte in Nederland inneemt,
zijn landbouwproblemen echter ook zaken die het gehele
Nederlandse volk raken.
Het gewasbeschermingsonderzoek is in het IPO gericht
op de bescherming van land- en tuinbouwgewassen tegen
schadelijke organismen (insekten, mijten, schimmels, bacte
riën, aaltjes), virussen en andere ziekteoorzaken met metho
den en middelen die uit economisch oogpunt gewenst zijn
en die tevens maatschappelijk aanvaardbaar moeten zijn.
Producent en consument, met name die in de ontwikkelde
landen, kunnen zich tegenwoordig nauwelijks voorstellen
wat de gevolgen van het ontbreken van gewasbeschermings
maatregelen, stoelend op gewasbeschermingsonderzoek, zou
den zijn. Ondanks alle gewasbeschermingsmaatregelen tre
den ook heden ten dage nog geweldige verliezen op.
VAN PLANTEZIEKTENBESTRIJDING
NAAR GEWASBESCHERMING
Lag vroeger de planteziektenbestrijding en het onderzoek
daarover de nadruk op de ziekteverwekkers en plagen en op
de directe en zo radicaal mogelijke bestrijding daarvan, nu
staat bij gewasbescherming en het gewasbeschermingsonder
zoek het gewas als onderdeel van het milieu centraal. De
juiste gewasbeschermingsmaatregelen zullen gericht zijn op
het vermijden van buitensporige ontwikkeling van organis
men die om economische redenen onaanvaardbare schade
aan het gewas toebrengen? Bij de moderne gewasbescher
ming wordt gestreefd naar
een optimaal gebruik van natuurlijke regelfactoren
een minimaal gebruik van chemische bestrijdingsmidde
len
het zoveel mogelijk vermijden van ongewenst nevenver
schijnselen.
Een streven dat, natuurwetenschappelijk gezien, vrijwel
gelijk is aan dat van de voorstanders van zogenaamde „bio
logische" of alternatieve landbouwmethoden!
IR G. S ROOSJE, NIEUWE DIRECTEUR
INSTITUUT VOOR PLANTENZIEKTENKUNDIG
ONDERZOEK
Met ingang van 1 oktober is ir G. S. Roosje aan
gesteld als Directeur van het Instituut voor Plan
tenziektenkundig Onderzoek (IPO) te Wagenin
gen. Ilij volgt daarmee prof. dr J. G. ten Houten
op, die zich geheel gaat wijden aan de belangen
van de Vakgroep Kennis der Luchtverontreini
ging van de Landbouwhogeschool.
Ir Roosje (46 jaar) was reeds in de periode 1952
tot 1962 als fytopatlioloog .verbonden aan het IPO,
maar als zodanig gestationeerd bij het Proefstation
voor ide Fruitteelt te Williclminadorp. Van dit
proefstation was Hij vervolgens adjunct-directeur
en directeur totdat hij in 1971 tot pdjunct-direc-
teur van bet IPO werd benoemd. Tot die tijd was
hij eveneens een viertal jaren Consulent in Alge
mene Dienst voor de Fruitteelt van de Rijksland-
bouwvoorlichtingsdienst. Hij is tevens secretaris
van de Nederlandse Plantenziektenkundige Ver
eniging.
Met de viering van het 25-jarig bestaan van het
I.P O. werd tevens afscheid genomen van prof. dr
J G. ten Houten (63 jaar), die vanaf de oprichting
in 1949 directeur van bet Instituut voor Planten
ziektenkundig Onderzoek is geweest en in die pe
riode een sterke stimulans en uitbreiding aan het
onderzoek heeft kunnen geven. Naast zijn buiten
gewoon hoogleraarschap aan de Landbouwhoge
school sinds 1971 bekleedt hij vele functies in ra
den. besturen en commissies Zo is bij voorzitter
van het Koninklijk Genootschap voor Landbouw
wetenschap, adviserend l d van de Nationale Raad
voor het Landbouwkundig Onderzoek, lid van de
Raad voor de Waterstaat en van het Bestuur van
de Biologische Raad. Tot 1973 was hij secretaris
generaal van de International Society for Plant
Pathology, waarvan hij één van de oprichters is
geweest.
HET IPO is een ministeriële stichting. Het basis-onder
zoekprogramma dat gericht is op eerdergenoemde
algemene taakstelling wordt gefinancierd uit het budget
voor het landbouwkundig onderzoek van het Ministerie van
Landbouw. Daarnaast verricht het IPO in belangrijke mate
onderzoek in opdracht van derden of verleent diensten ten
behoeve van direct belanghebbenden, uiteraard voorzover
dit past bij de algemene taakstelling van het instituut. Voor
beelden hiervan zijn het toetsen van rassen op resistentie
•tegen ziekten, het leveren van infectiemateriaal aan parti
culiere kweekbedrijven, de medewerking aan het Nationale
Meetnet Luchtverontreiniging en het Proefonderzoek Lucht
verontreiniging Zuid-Holland (zogenaamd smogproject). Dat
onderzoek en die diensten worden volledig door derden be
taald. Die extra middelen vormen ongeveer 20 van het
totale jaarlijkse budget van het instituut. Het heeft het ook
mogelijk gemaakt hoven de vaste personeelsformatie (95
man) een 25-tal medewerkers aan te stellen.
f
ASPECTEN VAN HI T WERK VAN HET IPO
|N het IPO is het onderzoek thans verdeeld over vijf af
delingen: entomologie (insekten en mijten), mycolo-
Het gebouwencomplex Instituut ivoor Plantenziektenkundig Onderzoek te Wageningen
PLAATS EN TAAK VAN HET IPO
HET IPO heeft tot taak oplossingen te zoeken voor pro
blemen betreffende het optreden van ziekten en pla
gen bij de teelt van gewassen. Nader aangeduid dient het
onderzoek ter ondersteuning van:
de voorlichting over de bescherming van gewassen tegen
economische schade als gevolg van het optreden van
ziekten en plagen
de vervulling vari de taken van de Plantenziektenkundige
Dienst op het gebied van de gewasbescherming
het werk van de keuringsdiensten voor zaaizaad, poot-
goed en ander vermeerderingsmateriaal van planten
de veredeling op resistentie van planten tegen ziekten
en plagen
het milieubeheer, in het bijzonder wat betreft de invloed
van luchtverontreiniging op planten en de gevolgen van
gewasbeschermingsmethoden en -middelen voor het
milieu.
Daarnaast is het IPO in toenemende mate betrokken ge
raakt bij de ontwikkelingssamenwerking. Deze bestaat thans
uit medewerking aan individuele opleidingen, medewerking
aan internationale cursussen voor gewasbescherming, aard
appelteelt en groenteteelt, uitzending van deskundigen en
„last but not least" uit onderzoek ten behoeve van ontwik
kelingslanden.
gie (schimmels) en bacteriën, nematologie (aaltjes), virologie
(virussen) en luchtverontreiniging. Deze verdeling is lo
gisch op grond van verschillen in aard van de ziekteverwek
ker of beschadiger, de verschillen in onderzoek- en bestrij-
dingsmethoden. Er zijn echter ook duidelijke verbanden tus
sen de organismen en dus ook tussen de verschillende IPO-
afdelingen: bepaalde insekten en aaltjes kunnen bijvoorbeeld
bepaalde virussen overbrengen, sommige chemische midde
len ter bestrijding van meeldauw hebben een ongunstige in
vloed op nuttige insekten en mijten die schadelijke in toom
kunnen houden.
(Slot volgt.)