Vleesstieren groeiden best van vers gras en krachtvoer KORTE WENKEN c.A.R. - Zevenbergen 15 PROEFSTATION VOOR DE RUNDVEEHOUDERIJ WAGENINGEN OP gespecialiseerde bedrijven met grote aantallen vleesstieren worden de dieren in de zomer meestal niet meer geweid. Ze krijgen op stal een zekere hoeveelheid ruwvoer, aangevuld met krachtvoer. De zomer is in het al gemeen tevens de voorbereidingsperiode; daarna worden de dieren slachtrijp gemaakt. Over de meest gewenste voeding en het yoederniveau in de voor bereidingsperiode lopen de meningen nogal uiteen. Om in dat opzicht meer in- formate te krijgen werd in de jaren 19711974 een aantal proeven genomen op een praktijkbedrijf te Glanerbrug en op de Waiboerhoeve. De resultaten daar van zijn gepubliceerd in een onlangs verschenen rapport van het Proefstation voor de Rundveehouderij A). (Voeding van jonge vleesstieren met vers gras en krachtvoer, Ing. H. E. Harmsen en Ing. J. W. Oortgiesen, PR-rapportnr. 27, augustus 1974. Ver krijgbaar door storting van f 4,op giro 2307421 t.n.v. Proefstation voor de Rundveehouderij te Wageningen, met vermelding van: Rapportnr. 27.) en 83 gram per dier per dag. In de naperiode was de dagelijkse groei ten gunste van de groep met 3,5 kg krachtvoer resp. 4, 3 en 58 gram. Er was geen duide lijk inhaaleffect bij de groepen met 2 kg krachtvoer. De verschillen in slacht- gewicht waren resp. 15/10 en 6 kg ten gunste van de groep met 3,5 kg krachtvoer. <H,et percentage te rijpe stieren bleek bij de hoge afleveringsgewichten op het praktijkbedrijf voor de 3,5 kg-groep hoger dan voor de 2 kg-groep. Op de Wai boerhoeve werden de stieren op lagere eindgewichten afgeleverd en waren de Een verschil in bevleesdheid van stieren van de 3,5 kg-groep zelfs minder rijp. de stieren bij de twee krachtvoerniveaus kon niet worden vastgesteld. BIJ MEER KRACHTVOER WERD MINDER GRAS OPGENOMEN |\OOR een verhoging van de hoeveelheid krachtvoer per dier met 1,5 kg of te wel 1350 gram droge stof ontstond in «de drie proeven een verdringing van resp. 820, 420 en 850 gram droge stof uit gras. Door vers kunstweidegras aan de stieren te verstrekken en de krachtvoergift met 1000 gram ZW te verhogen werd de totale ZW-opname slechts met 500 gram verhoogd. In de naperiode na men de stieren, die voordien 3,5 kg krachtvoer kregen bij gelijke krachtvoer- giften meer snijmaiskuil op dan de stieren die voordien 2 kg krachtvoer kregen. Bij deze proeven namen de stieren de helft van de ZW op uit ruwvoer en de helft uit krachtvoer. Het blijkt dat de hoeveelheid ZW per kg groei (voeder conversie) in dit geval goed overeenkomt met de voor krachtvoerstieren gelden de normen, wanneer althans het ruwvoer zoals in deze proeven bestaat uit in gekuilde snijmais en/of vers kunstweidegras. VERSCHIL IN FINANCIEEL RSULTAAT IJET saldo van de groepen met 3,5 kg krachtvoer op het praktijkbedrijf was positief. Voor de 3,5 kg groep op de Waiboerhoeve was het negatief. Ver moedelijk is dit negatieve saldo te wijten aan het feit dat oudere stieren gemak kelijk een relatief groot deel van de energie uit ruwvoer kunnen opnemen. Wat de financiële resultaten betreft moet wel bedacht worden dat deze betrekking hebben op de tijdens de proeven geldende prijsverhoudingen. Het verstrekken van 3 a 3,5 kg krachtvoer aan voorjaarskalveren naast vers PROEVEN MET ROODBONTE EN ZWARTBONTE STIEREN IN 1971/1972 en in 1972/1973 werden twee proeven uitgevoerd op een prak tijkbedrijf met resp. 155 en 160 MRIJ-stieren. De stieren waren aan het begin van de proeven resp. 4,5 en 5 maanden oud. In 1972/1974 werd op de C.R. Waiboerhoeve een proef uitgevoerd met 35 FH-stieren van 7 maanden. Als gevolg van de leeftijdsverschillen van de stieren, het gebruik van MRIJ- en FH-stiëren en het verschil in bedrijfsomstandigheden, mogen de proeven op het praktijkbedrijf en de proef op de Waiboerhoeve niet zonder meer met elkaar vergeleken worden. In de voorperiode was de voeding van de stieren gelijk. Tijdens de opfok werd ca. 40 kg kunstmelkpoeder verstrekt, aangevuld met maximaal 3 kg krachtvoer. Als ruwvoer werd op het praktijkbedrijf ingekuilde snijmais en op de Waiboer hoeve hooi verstrekt. In de proefperiode waren de stieren in twee gelijkwaardige groepen verdeeld. De voeding bestond uit onbeperkt Italiaans raaigras als stalvoedering aange vuld met 2 kg krachtvoer voor de ene en 3,5 kg krachtvoer voor de andere groep. In de naperiode was de krachtvoergift voor beide groepen stieren steeds weer gelijk. Als ruwvoer werd onbeperkt ingekuilde snijmais verstrekt. De be langrijkste resultaten van de proef zijn vermeld in bijgaande tabel. MET MEER KRACHTVOER SNELLERE GROEI EN HOGER EINDGEWICIIT DOOR in de voorbereidingsperiode de hoeveelheid krachtvoer te verhogen U van 2 kg naar 3,5 kg werd een extra groei verkregen van resp. 164, 174 Bedrijf Praktijkbedrijf Waiboer hoeve Jaar 1971/'72 1972/'73 1972/'74 Datum aankomst kalveren Voorperiode in dagen Proefperiode Naperiode in dagen 30-l-'71 18-l-'72 10-10-72 137 149 217 107 132 130 241 215 113 Dagen van aankomst tot aflevering 485 496 460 Kg krachtvoer per dag in proefperiode 2 3,5 2 3,5 2 3,5 Leeftijd einde proef in maanden Leeftijd bij aflevering in maanden Groei in proefperiode in gr/dier/dag Groei in naperiode in gr/dier/dag Slachtgewicht in kg Hoger saldo (opbr.-voerkosten) in gld. 8 8 9 9 10,5 10.5 16 16 16,5 16,5 15 15 987 1151 879 1053 993 1076 1122 1126 1084 1087 1148 1090 318 333 309 319 253 259 40 18 —20 kunstweidegras was gunstig. Voor herfstkalveren was naast vers gras 2 a 2,5 kg krachtvoer voldoende. Uiteraard blijft de kwaliteit van het verse kunstweidegras de belangrijkste factor voor het niveau van kracht voer verstrekking. TABEL GROEI VAN VLEESSTIEREN MET VERSCHILLENDE HOEVEELHEDEN KRACHTVOER NAAST VERS GRAS IN DE VOORBEREIDINGSPERIODE Tijdens proefperiode werd naast onbeperkt vers Italiaans raaigras 2 of 3,5 kg krachtvoer verstrekt. De stieren werden slachtrijp gemaakt op rantsoenen met onbeperkt snijmaiskuil en 25 kg krachtvoer. AKKERBOUW VOOR HET OPSLAAN VAN 2 HA BIETEN is 'n stort plaats nodig van ongeveer 20 m2. Heel goed bevalt een betonnen plaat, 12 cm dik op een laag zand. Om het scheu ren van de betonnen plaat te voorkomen is het nodig vak ken te maken van b.v. 5 bij 4 m. Bij een wat slappe onder grond moet het öeton bewapend worden met een krimp- net, maaswijdte 20 bij 20 cm, of 15 bij 15 cm. Om breuk bij zware bélasting te voorkomen moet het krimpnet bijna onderaan in de beton komen te liggen. IN GOED ONTWIKKELDE GRASZAADTEELTGE- WASSSEN geeft 2,4-D dicamba een brede werking te gen onkruiden met geen nadelige invloed op het gras. Bij veel ereprijs, muur en vlasopslag verdient 2,4-D feno- prop de voorkeur. Bovenstaande mengsels mogen na eind september niet meer worden toegepast in verband met de mogelijkheid van schade aan het gras. GERSTOPSLAG IN GRASZAADPERCELEN kan het gras doen stikken. Tijdige behandeling van het perceel met 4 l endothal +11 uitvloeier per ha kan een goede gerstbestrijding geven. De beste resultaten worden ver kregen bij groeizaam weer, wanneer de gerst nog geen 10 cm lang is. SNEL RIJDEN BIJ HET ROOIEN van de aardappelen behoeft niet per se knollenbeschadiging te geven. Het is van meer belang dat de snelheid van rijden gelijk is aan de snelheid van het draaien van de grondzeef ketting. Dit heeft tot gevolg dat de aardappelkmollen op de grondzeef - ketting niet voor- of achteruit worden verplaatst, maar alleen omhoog gaan. Nu dit jaar veel grote knollen voor komen, die zoals u weet erg gevoelig zijn voor rooibescha- diging, zult u hier extra goed op moeten letten. BOLBESCHADIGING BIJ HET OPRAPEN VAN UIEN is nadelig voor de kwaliteit en houdbaarheid van het pro- dukt. Daar zijn vier mogelijkheden om dit te voorkomen: zeefkettingen bekleden met stootwerend materiaal; de valhoogte zo klein mogelijk maken; de grondzeef ketting moet vol uien liggen door zo nodig de effektieve opraap- breedte met een plant te versmallen; de grondzeefketting moet zo langzaam mogelijk draaien. Machines met een zeeftrommel zijn voor dit werk niet geschikt. VEEHOUDERIJ NU DE DAGEN GAAN KORTEN blijft het weidegras veel langer nat. Hierdoor krijgen maagdarm- en longwor men de kans zich snel te vermeerderen en tasten de gra zende kalveren aan. Neem geen risiko en stal deze dieren nu op. HET NAJAARSGRAS heeft een lagere voederwaarde en minder droge stof. Dit heeft tot gevolg, dat de melk- produktie daalt. Het bijvoeren van droog materiaal is dan ook gunstig. Pas ook de krachtvoergift aan, zodat de pro duktie zo goed mogelijk op peil blijft. VOOR DE KOEIEN STRAKS OP STAL GAAN is klauwv er zorging nodig. Neem kontakt op met de veeartn of een klauwbekapper en laat uw dieren kontroleren. Het komt de gezondheid van het vee ten goede.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 17