Hoogspanningslij n onder- of bovengronds ke land meerdere maanden onder water. De tsé-tsé-vlieg is hier, zoals gezegd, zeer hinderlijk voor het vee. De rurale bevolking heeft in de dorpen een vaste woon plaats en per 100 inwoners zijn er volgens gegevens van 1971 gemiddeld 45 runderen (o.a. trekossen), 60 schapen/ geiten en verder enkele paarden/ezels. De overstro mingsgebieden zijn praktisch onbevolkt, maar het ove rige deel en met name het zuidoosten, waar ongeveer de helft van de inwoners van Tsjaad woont, is het dichtst bevolkt; 15 inwoners per km2. In de akkerbouw wordt hier in tegensteling met vele gebieden elders in het land, waar de plantenteelt vrijwel uitsluitend met een voudig handgereedschap wordt beoefend ook gebruik gemaakt van dierlijke trekkracht (trekossen) en hebben de aanwending van kunstmest en de insektenbestrijding o.a. in de katoent'eelt ingang gevonden. De gewasop brengsten zijn er hoger en de gewassenkeuze is er rui mer, Zo worden hier o.a., ook rijst, manioc, sesam, pa prika, uien, karkade, peper en ook enige tabak en sui kerriet verbouwd. In het algemeen zijn millet en sorghum ook hier de belangrijkste voedingsgewassen. Echter op enkele plaat sen, waar de rijst zich heeft kunnen settien, is dit ge was nu het volksvoedsel en is millet en sorghum terug gedrongen. Als marktbaar gewas neemt katoen met een oppervlakte van rond 300.000 ha een wel zeer voorname plaats in. Katoen geeft de rurale bevolking koopkracht en dit gewas is de grondstof voor de industriële verwer king en is als zodanig ook van groot belang voor de eko- nomie van het gehele land. De traditionele katoenteelt wordt steeds meer verdrongen door de moderne teelt, die ongeveer 2 a 3 keer zoveel katoen per ha opbrengt. Aan de ontwikkeling van het gebied, waar de bevolking ka toen teelt, wordt veel aandacht geschonken. SLOTBESCHOUWING De laatste jaren is er in Tsjaad, evenals in de overige Sahellanden, aanmerkelijk minder neerslag dan normaal gevallen en in de betreen de gebieden heerst al geruime tijd een noodtoestand. Aon deze noodtoestand moet met alle daartoe geëigende middelen op een zo efficiënt mo gelijke wijze snel een einde worden gemaakt. De opdracht van ons team was het opstellen van een algemeen ontwikkelingsplan, waarbij deze kalamiteiten ondermeer ook kunnen worden voorkomen. Hiertoe zijn diverse projekten in de landbouw, de industrie en de z.g. tertiaire sektor ter plaatse benaderd en in ons land verder uitgewerkt. In het algemeen is het verantwoord te stellen dat het op de eerste plaats noodzakelijk is om in de waterhuis houding verbetering aan te brengen. Mensen, dieren en groeiende planten bestaan voor 70 a 85 uit water. Na lucht (zuurstof) is water de belangrijkste levensbron voor de gehele biosfeer. Mensen en dieren moeten kon- tinu het gehele jaar door over water kunnen be schikken. Bij de plantaardige produktie voor mense lijke konsumptie, mil-sorghum, rijst, mais, tarwe, etc. of in de vorm van marktbare gewassen als katoen e.a. hoeft het gewas vanwege haar levensduur slechts 80 a 120 da gen van het jaar over water te kunnen beschikken. De droge periode is uitermate geschikt voor de oogst, de bewaring en het transport van de rijp te oogsten gewas sen. In het woestijn- en sahelgebied waar dergelijke gewas sen wegens tekort aan neerslag niet rijp kunnen wor den, levert de plantaardige vegetatie voedsel voor het vee, waardoor menselijk leven in deze droge gebieden mogelijk is. Vlees staat voor de ekonomie van Tsjaad in belangrijkheid na katoen op de tweede plaats. Vanwege de hoge temperaturen is de verdamping zeer hoog. Globaal mag gesteld worden dat de verdamping van een vrij wateroppervlak Tsjaadmeer, overstroom de gebieden, rivieren, e.d. per jaar 2.000 a 2.300 mm bedraagt. Ter oriëntatie de jaarlijkse neerslag in ons land bedraagt gemiddeld 722 mm. Een en ander houdt in, dat wanneer de rivieren grote oppervlakten aangrenzend gebied*jaarlijks meerdere maanden onder water zetten, er niet alleen sprake is van landverlies maar vanwege de sterke verdamping ook van een enorm waterverlies. Kortom zeer veel land, zonne-energie en potentieel le venbrengend water gaat hier bij de huidige waterhuis houding zonder meer te loor. In het vlakke land van Tsjaad zijn ondermeer twee machtige toevoerkanalen van zoet water n.l. de rivieren Chari en Logone. Door deze rivieren, gebaseerd op de omstandigheden en de behoeften van de bevolking, te normaliseren, kan deze enorme verspilling aan land, zonne-energie en water gestopt en teruggedrongen wor den. Dit is een belangrijke uitkomst ten gunste van be volking, het vee en de landbouw, inklusief het landschap van Tsjaad. Dit schept een reële basis om uit de vicieuze cirkel c.q. impasse van de stagnerende ontwikkeling al daar te geraken. De dijken, die de overstromingsgebieden moeten in perken, zijn in de regenperiode ook te gebruiken als wa- tervrije transportwegen. Voor dijkenbouw benodigde grond kan op die plaatsen worden verkregen, waar ten behoeve van de hydro-landbouwkundige projekten wa terafvoer- of watertoevoerwegen c.q. voor waterinlaat of voor wateruitlaat moeten worden aangelegd. Door de mindere neerslag en de geringere waterafvoer van de rivieren in de afgelopen jaren is de waterstand van het Tsjaadmeer gedaald en is een groot deel hiervan drooggevallen. Wegens de grilligheid van het klimaat kan een droge periode van een of meerdere jaren ook omslaan in een meer normale of relatief natte periode. Bij een gemiddelde neerslag en watertoevoer van de ri vieren verdampt er in het Tsjaadmeer jaarlijks rond 45 milliard m:l water. Het water van het Tsjaad-meer is ge schikt voor infiltratie; het zoutgehalte mag globaal op rond 1/30 van het zoutgehalte van zeewater worden ge steld. Dit meer is 5 a 7 meter diep en de bodem is rijk aan plantevoedende elementen. Bij inpoldering wordt de verdamping door verkleining van het vrije wateropper vlak teruggedrongen ergo inpoldering geeft vruchtbaar land en ook winst aan water, dat op haar beurt weer voor inflitratie kan woeden gebruikt. Óp dit vruchtbare land kunnen dan meerdere oogsten per jaar worden gewon nen. Het in dit gebied aanwezige proefstation te Matafo heeft op dit terrein al heel wat basisleggend praktijk onderzoek verricht. Om een einde te maken aan het voedseltekort voor mensen en dieren en voor een betere plantengroei moet op de eerste plaats begonnen worden met de verbete ring in de waterhuishouding. Het voedsel, onverschillig in welk ontwkkelingsland ook, moet ter plaatse in het land worden geproduceerd. Immers bij produktie in rijke landen ontstaan er onoverkomelijke betalingsproblemen. Deze voedselproduktie moet samengaan met zoveel mo gelijk werkgelegenheid, omdat anders gebrek aan koop kracht ontstaat. In de oudheid hebben de Egyptenaren de Nijl al op een voorbeeldige wijze weten te benutten. Dit was duizen den jaren voordat in Nederland terpen, dijken of polders werden aangelegd. De aan te pakken werken moeten goed doordacht ter hand worden genomen. Bij irrigatie en/of beregening is het beter te kiezen voor kleine dan voor grote projek ten. Grote projekten hebben in het verleden maar al te dikwijls helaas geleid tot even grote mislukkingen, waar door de beoogde vooruitgang werd omgezet in een nog grotere achterstand. De vooruitgang kan alleen stap voor stap goed op gang worden gebracht. Het is de hoogste tijd dat deze stappen nu worden ondernomen en niet lan ger meer worden uitgesteld. <- Even een plaatje van het nemen van een grondmonster in een veld millet - mil ber- béré -. De Chari, een machtige rivier, die grote oppervlaktes aangrenzend gebied jaarlijks meerdere maanden onder water zet. Dit verlies aan land, water en zonne-energie kan door de rivier te normaliseren worden tegengegaan. Hoogspanningsmasten zijn foeilelijk. Ze ontsieren het landschap in sterke mate. En voor de grondgebruiker zijn ze buitengewoon lastig. Gemechaniseerde werk zaamheden worden er enorm door belemmerd en de ver goeding die men krijgt staat niet in verhouding met het ongemak. Iedere grondgebruiker heeft dan ook een ge weldige hekel aan die dingen. Maar op een gegeven mo ment moest men ze .gedogen" voor het algemeen belang. Waarom echter niet ondergronds? Het schijnt dat dit in veel gevallen technisch niet mogelijk is. In sommige gevallen kan het echter wel, maar werd er vanafgezien omdat het duurder was dan bovengronds. Tot nu toe werd dus soms op grond van economische motieven de voorkeur gegeven aan een bovengronds tracee, terwijl het ook ondergronds kon. Is dat terecht? Deze vraag wordt thans met name gesteld ten aanzien van een geprojekteerde 150 kV lijn van Goes (station De Poel) naar Zierikzee. De opzet is een 'bovengronds tracee, waarbij een deel van de Poel, alsmede de Goese- polder, Wilhelminapolder en Noord-Beveland met hoog spanningsmasten zou worden versierd. Op 19 augustus j.l. was er een openbare hoorzitting, waar bezwaren tegen het plan konden worden inge diend. Hierbij werd o.a. het woord gevoerd door de heer Goeman, secretaris van de gew. raad voor Zeeland van het Landbouwschap. Hij beklemtoonde vooral de bezwa ren die er uit landbouwkundig oogpunt zijn. Noord-Be veland is pas verkaveld, de Wilhelminapolder heeft een goede kavelindeling. Er zijn veel kosten gemaakt om goed en vlot bewerkbare percelen te krijgen, die even tueel ook met het vliegtuig kunnen worden bespoten. Om daar nu zulke obstakels te plaatsen die de bewer king bemoeilijken is onaanvaardbaar, ook voor de Goe- sepolder en de Poel. De 380 kV lijn BorsseleGeertruidenberg was der mate zwaar, dat alle deskundigen het er over eens wa ren dat die niet ondergronds kon worden uitgevoerd. Deze lijn moest dan ook, zij het node, bovengronds wor den aanvaard. Maar voor de 150 kV lijn waar het nu om gaat zijn de mogelijkheden voor ondergrondse uitvoering wel aanwezig. In het verleden heeft de landbouw met grote tegenzin en tegen het eigen bedrijfsbelang in, meerdere hoogspanningslijnen nog aanvaard, mede om dat men begrip had voor kostenverhoudingen. Maar nu leven we inmiddels in een tijd waarin voor bepaalde za ken met miljoenen wordt gestrooid of het pepernoten zijn. De landbouw moet daarbij een zware strijd leveren voor een redelijk bestaan en het al dan niet duurder zijn van een ondergrondse hoogspanningslijn maakt op de boeren geen indruk meer. De individuele boer mag niet met extra lasten worden opgescheept terwille van een goedkopere lijn. Integendeel, de hogere kosten moe ten door de gemeenschap worden gedragen. Burgemeester Huber van Goes had voordien ook al een reeks grieven tegen de bovengrondse uitvoering naar vo ren gebracht. Hij wees op de schade voor het landschap en het woonklimaat, alsmede op de belemmeringen voor eventuele uitbreidingsplannen. Wethouder Markusse van Kortgene was het in grote lijnen met de heer Huber eens, dus in feite had hij de zelfde bezwaren. Verder sprak bij monde van mr Lantsheer ook de P.P.D. zich uit voor een ondergronds tracee. De heer Meijer tekende namens de plaatselijke ruilverkavelings commissie bezwaar aan, de heer v. d. Maas voerde het woord namens twaalf Noord-Bevelandse boeren, ir Min- derhoud namens de Koninklijke Maatschap de Wilhel minapolder en tenslotte de heer Haandrikman namens het Zeeuws Coördinatie-orgaan voor landschaps-, na- tuur- en milieubescherming. Alle sprekers waren het ditmaal roerend eens: geen bovengrondse hoogspanningslijn. Dat de kosten dan 34 miljoen zullen bedragen in plaats van 21 miljoen is geen doorslaggevend argument. De beslissing valt later, doch de PZEM weet nu in elk geval dat vrijwel iedereen tegen een niet beslist noodzakelijke vermeerdering van het aantal hoogspan ningsmasten is!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 11