BOUWEN Op korte termijn kabinetsstand| jnt over landbouw 8 Mr. A. M. G. BERNARD, jurist Rabo-bank. In een serie van vijf artikelen zullen de ver- .2jhilïende aspecten en problemen d'.e verbonden ijn met het bouwen, worden behandeld door mr. A. M. G. Bernardjurist- bij de Rabo-bank. Hieronder treft U het eerste artikel aan, waar in opmerkingen worden gemaakt over het bou wen in het algemeen. De bedragen die in de bouw en koop van woningen en be drijfsgebouwen worden geïnvesteerd hebben de laatste jaren astronomische hoogten bereikt. Het is geen zeldzaamheid meer wanneer voor een gewone woning een koopsom van 100.000,of meer wordt gevraagd' of wanneer met de bouw van een eenvoudige bedrijfsruimte een bedrag van 200.000,is gemoeid. Wij geven hier een paar cijfers, in miljoenen uitgedrukt van wat er de laatste jaren totaal aan de aankoop en bouw werd besteed. 1970 1971 1972 1973 woningen 6.028 7.429 9.339 10.668 bedrijfsgebouwen 6.834 7.385 ƒ7.194 7.853 I Van de bedrijfsgebouwen werd door boeren en tuinders in die jaren reeds voor ongeveer 500 miljoen gulden of meer geïnvesteerd Dit zal in de komende jaren zeker niet vermin deren, omdat thans geldende rente-subsidieregelingen die in vesteringen stimuleren. Vooral in de veehouderijsector is op de gespecialiseerde en gemengde bedrijven de vraag naar leningen sterk toegenomen met als doel de bouw van lig- boxenstallen en het verrichten van daarmee samenhangende bedrijfsinvesteringen. De Rabobanken hebben in 1973 naar raming voor circa 200 miljoen aan leningen in het kader van deze rente-sub sidieregeling verstrekt, waaronder 30 miljoen aan tuinders. De rente-subsidieregeling voor de varkenshouderij is in december 1973 in werking getreden, zodat die nog niet van invloed is geweest. In totaal namen de landbouwbedrijven volgens het jaar verslag van de Rabobank-organisatie in 1973 voor een be drag van ƒ1.113 miljoen vaste leningen op, waarvan ƒ71 miljoen voor de bouw of aankoop van woningen. De tuinbouwbedrijven namen voor 394 miljoen aan nieu we leningen op. In totaal leende de agrarische sector in 1973 1.840 miljoen. Het kopen van een huis of bedrijfsgebouw is vergeleken met de bouw daarvan nog een vrij eenvoudige aangelegen heid. Bij de koop gaat men na over hoeveel geld men beschikt, berekent men hoeveel er van het inkomen jaarlijks aan af lossing en rente kan worden besteed, tast men af hoeveel geld men kan lenen en bepaalt aan de hand daarvan welke koopsom men op tafel kan leggen. Bij de bouw van een woning of bedrijfsgebouw komt er echter heel wat kijken. De grote bedragen die in woningen en bedrijfsgebouwen worden geïnvesteerd! maken het noodzakelijk dat men zich dan ook vooral bij de bouw realiseert welke consequenties daaraan verbonden zijn. PARTIJEN j Bij het bouwen zijn verschillende partijen betrokken. In de eerste plaats de bouwer zelf, ook genoemd bouwheer, op drachtgever, aanbesteder of principaal. Hij is iemand die persoonlijk of namens een 'belangengemeenschap, bijvoor beeld een vereniging, een naamloze venootschap, een coöpe ratie, de opdracht geeft tot het ontwerpen en het bouwen van een bouwwerk. Tgenover de aanbesteder staat de aannemer. Hij belast zich uitsluitend met het bouwen volgens een schriftelijke overeenkomst, de aannemingsovereenkomst, gebaseerd op bestek en tekeningen van een architect. De aannemer beschikt over personeel zoals betonvlechters, metselaars .timmerlieden. Vaak staat hem daarbij een uit voerder ten dienste. Hieronder is iemand te verstaan die dagelijks het werk leidt van de timmerlui, metselaars enz. Niet te verwarren met de uitvoerder is de onderaanneme - die dezelfde plaats inneemt als de aannemer tegenover de aanbesteder, in die zin dat de onderaannemer contractant is van de (hoofd)aannemer en slechts een bepaald deel van het werk aanneemt, bijvoorbeeld het grondwerk. De laatste decennia tenslotte is de figuur van het architect sterk op de voorgrond gekomen. Hij is belast met het ont werpen van het uit te voeren project. Gewoonlijk is hij ook belast met de leiding van en het toezicht op de ten uitvoer legging, waarbij hij optreedt als vertegenwoordiger van de opdrachtgever of bouwheer. De architect voert de „directie". Bij grotere bouwwerken draagt hij een deel daarvan, het da gelijks toezicht, meestal op aan een opzichter die bij hem in dienst is. .Tenslotte spreekt de overheid nog een hartig woordje mee. We behoeven maar te denken aan de bouwvergunningen, die rijk en gemeenten afgeven, de Welstandscommissie, de sloopvergunningen, de bestemmingsplannen of de voorbe reiding tot een bestemmingsplan ter plaatse, de Monumen tenwet, de Hinderwet, de gemeentelijke verordeningen op het gebied van de brandveiligheid. DRIE-EENHEID Principaal, architect en aannemer behoren ideëel gezien tijdens de bouw als het ware een drie-eenheid te vormen. De architect is in deze samenwerking er kan niet genoeg op gewezen worden niet uitsluitend belast met het ont werp van het gebouw en de constructieve details, maar neemt tevens als bemiddelaar een vertrouwenspositie in tussen de principaal en aannemer. De laatste is verantwoordelijk voor het doen en laten van zijn personeel en de vakbekwaamheid daarvan. De rechtsbetrekkingen tussen principaal, architect en aan nemer, zoals de bouwwereld die kent, zijn volkomen aan de wet ontgroeid. De wet heeft de rechtsbetrekkingen op het gebied van het verrichten van enkele diensten trouwens slechts summier aangestipt en niet uitgewerkt of nader ge regeld. De bouwwereld maakt zelf regelingen. In het algemeen krijgt de principaal alleen „Bestek en Algemene Voorwaarden" voorgelegd, opgesteld door de architect. Daarnaast bestaan er tal van regels, waarvan de bouwheer doorgaans nauwelijks weet heeft. De architecten hebben hun positie geregeld in de Alge mene Regelen (A.R.) voor de honorering van de architect en de verdere rechtsverhouding tussen opdrachtgever en archi tect. Zij zijn vastgelegd, later aangevuld of gewijzigd doo. de Bond van Nederlandse Architecten (B.N.A.) te Amster dam. Architecten die zijn aangesloten bij het Nederlands Architecten Genootschap te Utrecht hebben hun positie vastgelegd in de Regeling Rechtsverhouding tussen opdracht gever en architect (R.O.A.). Voor bepaalde werken met rijksfinanciering, kerken, woningwetbouw, restauratie van monumenten zijn bovendien bijzondere regelingen gemaakt De rechtsverhoudingen in de aannemingswereld steunen vrijwel op het Burgerlijk Wetboek. Dit definieert in artikel 1637 B de aanneming van werk als een overeenkomst, waar bij de ene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk tot stand te brengen. Er is dus geen gezagsverhouding zoals bij een arbeidsovereenkomst. Ter aanvulling op het Burgerlijk Wetboek werden ook voor de aannemer bijzon dere regelingen vastgesteld). Wij noemen de .Algemene Ad ministratieve Voorschriften" (A.V.V.) voor de uitvoering en het onderhoud van bouwkundige en waterbouwkundige wer ken. Een andere regeling vormen de „Algemene Voorschrif ten van Waterstaat" (A.V.), de „Algemene Besteksbeperkin gen" voor de uitvoering van bouwwerken (A.B.) en de be faamde „Risicoregeling Woningbouw". Hiernaast bestaat een uitgebreide rechtspraak niet alleen van de gewone burgerlijke rechter, maar ook van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven. Later zullen wij ingaan op bepaalde aspecten van het bou wen, zoals honorering van die architect, betaling van de aan nemingssom, meer- en minderwerk, aansprakelijkheid en risico. LARDINOIS BEZORGD OVER BELGISCHE LANDBOUWMAATREGELEN De maatregelen die de Belgische regering ten gunste van de boeren heeft genomen zullen in politiek opzicht minder moeilijkheden opleveren dan de Franse maatregelen, maar dat betekent niet dat de Europese Commissie van mening is dat het Belgische urgentieplan zonder meer te verzoenen is met het Verdrag van Rome. Dit heeft ir. P. Lardinois, lid van de Europese Commissie voor landbouwzaken, donder dag verklaard op een persconferentie in Brussel. Hoewel het wat de Belgische maatregelen betreft eerder om een procedurekwestie gaat ben ik persoonlijk van mening dat noch de slachtpremies noch de hulpverlening aan bena deelde gebieden in het zuidoosten van België in overeen stemming is met het verdrag, aldus ir. Lardinois. Hij zei dat die commissie niet bij voorbaat afwijzend tegenover derge lijke maatregelen staat maar dat over de hulp aan de be nadeelde gebieden niet op nationaal vlak moet worden be slist maar in het kader van de raad van ministers van land bouw van de EEG. Op de vraag of hij overwoog nog voor de herfst stappen te doen antwoordde ir. Lardinois dat hij contact met de Bel gische regering zou opnemen „alvorens iedereen met vakan tie is". Vorige week zijn al inleidende besprekingen gevoerd, zo voegde hij eraan toe. Over de maatregelen die in Frankrijk zijn genomen zei de Europese landbouwcommissaris dat de Europese Commissie op zeker ogenblik aan een alternatief had gedacht: devalua tie van de Franse „groene frank" naar het voorbeeld van Italië. Die maatregel zou echter geen enkele verbetering hebben ingehouden, noch voor de gemeenschappelijke markt, noch voor de Franse frank, aangezien de frank sedert enige maanden in koers stijgt, zowel in eigen land als op de bui tenlandse wisselmarkten. De commissie verwacht tegen het einde van de maand) een definitief antwoord van Parijs. Als de Franse maatregelen naar haar mening onverenigbaar blijven met de Europese landbouwbepalingen zijn er twee mogelijkheden: bijeenroe ping van de raad van ministers van landbouw of inleiding van een procedure voor het Europese Gerechtshof. „Ik kan niet vooruitlopen op de beslissing die daarover zal worden genomen", aldus ir. Lardinois, die meedeelde dat een werk groep is ingesteld die in augustus zal beraadslagen over alternatieven voor de Franse maatregelen. Over een eventuele bijeenroeping van de ministerraad zei hij dat de voorzitter van de ministerraad daartoe de be voegdheid heeft. Op het ogenblik berust het voorzitterschap bij Frankrijk. Ir. Lardinois gaf echter als zijn mening dat een slecht voorbereide raad schadelijker voor de landbouw Ruim 70 Jaar later werd Wet raderwerk stil gelegd door Zeeuwse boeren en tuinders, die hun eisen voor een beter landbouwbeleid onderstreepten door eensgezind het verkeer te ontwrichten en o.a. bij de Vlake-brug een trein lieden stoppen. (Foto PZC) in Europa zou zijn dan het niet bijeenroepen van de raad. „Zelf zal ik ervoor zorgen dat de raad die 23 september bij een komt goed wordt voorbereid en met het oog daarop hoop ik tegen half september de betrokken staatssecretaris sen of directeuren-generaal van de negen landen bijeen te roepen".- In 1903 maakte Albert Hahn ter gelegenheid van een spoorwegstaking deze beroemd geworden tekening, die de macht van het eensgezind optreden weergeeft, bij het afdwingen van gerechtvaardigde eisen met als bijschrift: „Gansch het raderwerk staat stil, Als Uw machtige arm het wil J* Ir. Lardinois bleek absoluut gekant tegen elke tussentijdse verhoging van de garantieprijzen voor de producenten. „Kijk naar de vleessector, waar een prijsverhoging het probleem helemaal niet kan oplossen aangezien de marktsituatie daar door niet zou worden gewijzigd. Het ene doen zonder het andere is slechts boerenbedrog", zo besloot hij. Als minister van landbouw ad interim heeft minister Boersma de Tweede Kamer meegedeeld dat het kabinet op korte termijn een standpunt zal bepalen ten aanzien van de eisen die door de georganiseerde landbouw naar voren zijn gebracht. Hij zegt dit in antwoord op vragen van de KVP-Kamerleden De Bekker, Hutschemakers en Ter Woorst, die hadden gevraagd om overleg met de ge organiseerde landbouw om te komen tot een oplossing van de ernstige moeilijkheden waarin de ondernemers in de landbouw zijn komen te verkeren. In antwoord op vragen van de VVD-Kamerleden Waal- kens, Wiegel, Tuijnman en Evenhuis zegt de bewinds man niet de mening te delen dat die moeilijkheden voor al het gevolg zouden zijn van een falen van het markt en prijsbeleid. Een dergelijke opvatting miskent naar zijn mening het feit dat zich fundamentele wijzigingen in de ruilvoetverhoudingen tussen een aantal grondstof- fenprijzen en de prijzen van agrarische produkten heb ben voorgedaan. Deze kunnen niet via het markt- en prijsbeleid worden opgelost, maar slechts via een aan passing van de produktie aan de gewijzigde marktver houdingen. In zijn antwoord zegt minister Boersma zeer zeker te beseffen dat als gevolg van de ontwikkelingen de inko mens in de agarische sector ongunstig worden beïnvloed en dat dit gevoelens van onbehagen oproept. Hij zegt in deze reacties echter de erkenning te imissen dat het overheidsbeleid steeds een belangrijke positieve .bijdrage heeft geleverd aan de inkomensontwikkeling en aan de structurele ontwikkeling van land- en'tuinbouw. Tevens mist hij het besef van de eigen verantwoordelijkheid van de agrarische ondernemers met betrekking tot de nood zakelijke aanpassingen aan de fundamenteel gewijzigde marktverhoudingen. Volgens minister Boersma kunnen de huidige moei lijkheden niet worden opgelost door het treffen van na tionale maatregelen die in strijd izijn met de verplichtin gen uit hoofde van het Verdrag van Rome. Het treffen van dergelijke maatregelen zou het voortbestaan van 'het gemeenschappelijk landbouwbeleid in gevaar kunnen brengen, hetgeen voor de zo sterk op export ingestelde Nederlandse land- en tuinbouw zeer ernstige gevolgen zou kunnen hebben. 'Daarom is hij van mening dat indien er aanleiding is bijzondere maatregelen te treffen deze het karakter moeten dragen van communautaire maatregelen en van nationale maatregelen die verenigbaar zijn met de in EEG-verband aangegane verplichtingen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 8