Resultaten van een aantal kleine akkerbouw
bedrijven met teeltaanpassing (L.E.I.)
Uitkomsten
landbouwtelling 1974
9
Kortgeleden ontvingen we het Jaarverslag 1973 van het Proefstation
voor de Akkerbouw. Een groot aantal gegevens zijn hierin op duidelijke
wijze verwerkt. Eén van de vele interessante onderwerpen wordt hieronder
weergegevennamelijk teeltplanaanpassing op het kleine bedrijf.
Op bedrijven tot 20 a 25 ha is door de technische ontwikkelingen bij de verbouw van
de gewone akkerbouwgewassen onvoldoende produktief werk! voor de boer overgebleven.
Ook als aardappelen en bieten in het bouwplan zijn opgenomen is als regel de omzet en
het bedrijfsresultaat te laag. Bedirijfsvergroting is slechts zelden mogelijk.
Op een aantal studiebedrijven blijkt dat met een ander teeltplan met hoofdzakelijk
akkerbouwhakvruchten en tuinbouwgewassen een aanzienlijk „hoger inkomen bereikt kan
worden. Deze tuinbouwgewassen vragen veel arbeid omdat mechanisatie nog maar ge
deeltelijk mogelijk is. De beschikbare oppervlakte grond is dan niet meer de beperkende
faktor voor het inkomen. Verbouwd worden o.a. uien, knolselderij, witlofwortels, spruit-
kool, gladiolen, tulpen, iris, krokus, bloemkool en prei. Uiteraard komt op ieder bedrijf
slechts een deel van deze gewassen voor.
Deze kleine bedrijven bleken bij een sterk vergrote omzet eenzelfde opbrengst per
100 kosten te hebben als de grotere LEI-bedrijven. De opbrengsten, het netto-overschot
en het arbeidsinkomen per ha op pachtibasis waren hoog.
Resultaten van kleine akkerbouwbedrijven met teeltplanaanpassing vergeleken met
groepen LEI-bedrijven (1967 t/m 1970)
Bedirijfs-
opper-
vlakte
in ha
Kosten
In guldens per ha
Op- Netto-
brengst overschot
Arbeids
inkomen
van de
boer
(gld.)
Op
brengst
per
100,
kosten
Studiebedrijf
14.22
4.217
4.995
778
22.615
117
LEI-bedrijf
41.53
2.534
2.990
456
30.141
118
LEI-bedrijf
17.69
2.803
3.002
199
15.566
107
De onderlinge verschillen in bedrijfsresultaten tussen de studiebedrijven waren zeer
groot. Deze bleken vooral veroorzaakt te zijn door verschillen in opbrengsten in kg en
prijs per kg van speciale gewassen. Over 4 jaar loopt het gemiddelde arbeidsinkomen van
de boer uiteen van 15.000,tot 33.000,Het gevolg van deze verschillen was dat
één van de 6 boeren besloot tot bedrijfsbeëindnging en een ander op part-time-farming
overschakelde. Drie bedrijven worden vol vertrouwen als twee-mansbedrijven voortgezet.
Het is bij nadere analyse duidelijk, dat de mogelijkheden van bedrijfsaanpassing in
deze richting zeker niet algemeen) zijn. Zeer veel hangt af van de boer, de grondkwaliteit
ter plaatse en de infrastructuur van het gebied.
De grond(soort) is voor een dergelijk teeltplan zeer belangrijk. Op zavelgronden, waar
aardappelen optimaal verbouwd kunnen worden, zal de teelt van verscheidene tuinbouw
gewassen technisch goed mogelijk zijn.
Vóór alles moet de teler zich echter verzekeren van de afzetmogelijkheden van ter hand
te nemen speciale cultures via veiling of contract.
De capaciteit van de boer als teler zijn van grote invloed. Heeft hij hoge opbrengsten
van zijn akkerbouwgewassen, dan heeft hij een goede kans ook met succes tuinbouw
gewassen te kunnen telen.
Een goed bereikbaarheid (ontsluiting) van de percelen is vereist. De aanwezigheid van
goed uitgeruste loonwerkbedrijven is essentieel. Knelpunten bij werkzaamheden moeten
in samenwerking met collega's kunnen worden opgelost.
Er zijn diverse tuinbouwgewassen, die in beginsel voor een klein akkerbouwbedrijf in
aanmerking komen. Een algemeen optimaal teeltplan op basis van hoofdzakelijk akker
bouwhakvruchten en tuinbouwgewassen is niet te geven. Niet elke teelt zal op ieder be
drijf met succes ter hand genomen kunnen worden. De werkelijke keuze is sterk afhan
kelijk van de individuele bedrijfssituatie en gebiedsomstandigheden. De voortschrijdende
mechanisatie ook bij deze teelten en de vrije prijsontwikkeling van deze produkten dwin
gen tot het steeds attent zijn op noodzakelijke aanpassing. De ontwikkeling van een klein
akkerbouwbedrijf in deze richting stelt dan ook zeer hoge eisen aan het ondernemer-zijn,
wil het werkelijk leiden tot goede inkomensmogelijkheden.
GRANEN
Behalve een uitbreiding van de oppervlakte haver ver
tonen alle andere graansoorten ten opzichte van 1973 een
inkrimping van het areaal. Volgens de eerste voorlopige
uitkomsten van het C.B.S. over de in mei j.l. gehouden land
bouwtelling geeft de oppervlakte tarwe een vermindering te
zien van 6 tot 130.000 ha. Gerst daalde tot 73.400 ha
19 rogge tot 22.200 ha 20 korrelmais tot 1.900
ha 33 en mengsels van granen tot 400 ha 26
Daarentegen steeg de oppervlakte haver met 8 tot 32.600
ha.
PEULVRUCHTEN
Opmerkelijk is de grote uitbreiding van het areaal droog
te oogsten peulvruchten. De oppervlakte groene erwten geeft
zelfs een stijging te zien van 86 en bedraagt thans 4.400
ha. De oppervlakte schokkers is vergroot tot 1.000 ha
49 kapucijners en grauwe erwten tot bijna 1.000 ha
3 en bruine en witte bonen tot ruim 5.800 ha
(+23
HANDELSGEWASSEN
De oppervlakte koolzaad is met 10 teruggelopen tot
13.700 ha, evenals blauwmaanzaad met 32 tot 1.500 ha.
Forse stijgingen vallen waar te nemen bij karwijzaad 4.800
ha 63 en vlas 7.400 49
LANDBOUWZADEN
De oppervlakte graszaad is uitgebreid van 13.800 ha tot
17.200 ha 25
KOOL- EN WORTELGEWASSEN
Het totale aardappelen-areaal blijkt constant gebleven te
zijn met onderlinge verschuivingen. De oppervlakte zand
en veenaardappelen daalde met 9 tot 15.400 ha, de klei-
aardappelen stegen met 3 tot 71.200 ha en ook bij de
fabrieks-aardappelen valt een kleine stijging waar te nemen
n.l. met 2 tot 71.700 ha.
De oppervlakte suikerbieten liep met 1 terug tot 115.600
ha.
Bij de voederbieten zette de daling zich voort en vermin
derde de oppervlakte met 14 tot 4.000 ha.
GROENVOEDERGEWAS
Zoals te verwachten was, breidt de oppervlakte snijmais
zich steeds verder uit. Was het areaal in 1973 50.000 ha, in
1974 bedroeg de oppervlakte 73.500 ha, een stijging van
47
ZAAI-UIEN
Het areaal zaai-uien onderging een uitbreiding van 10
tot 10.100 ha.
AKKERBOUWGEWASSEN EN ZAAI-UIEN
(voorlopige uitkomsten)1)
x 1.000 ha gem. maat
1973 1974
Gerst
w.v. wintergerst
zomergerst
Rogge
Haver
Korrelmais
Mengsels van granen
Peulvruchten (droog te oogsten)
Groene erwten
Schokkers
Kapucijners en grauwe erwten
Bruine en witte bonen
Handelsgewassen
Koolzaad
Karwijzaad
Blauwmaanzaad
Vlas
Landbouwzaden
Graszaad
Knol- en wortelgewassen
Consumptie-aardappelen 2)
op zand- en veengrond
op kleigrond
Fabrieksaardappelen 3)
Suikerbieten
Voederbieten
Groenvoedergewas
Snijmais
Overige Akkerbouwgewassen
Totaal akkerbouwgewassen
Zaai-uien
90.0
10,4
79,6
31.1
30,3
2,9
0,6
2,3
0,7
0,9
4,7
15.2
3.0
2.1
5,0
13,8
16,9
69,4
70,4
117,3
4,7
50,0
5,7
674,9
9,1
73,4
8.3
65.1
22.2
32.6
1,9
0,4
4.4
1,0
1.0
5,8
13.7
4,8
1.5
7,4
112
15.4
71,2
71,7
115,6
4,0
73.5
5,9
674,6
10,1
Granen
Tarwe
w.v. wintertarwe
zomertarwe
137,9
116,3
21,6
130,0
103,3
26,7
Exclusief (bedrijven kleiner dan 10 standaardbedrijfs-
eenheden.
2) Inclusief vroege, poot- en voeraardappelen.
3) Inclusief pootaardappelen.
OOIEN
De rubrieken enkeling ooien waren van goed gehalte. De
jaarlingen werden in twee klassen gekeurd. Bij de oudere
groep werd de gelijnde luxe ooi met sprekende kop, goede
huid en goede benen van G. M. Geluk eerste. De fraai ge
lijnde typische goed bespierde ooi 2490 van J. A. van He-
mert ging bij de jongere groep aan de kop. Bij de kampioens-
schapskeuring werd deze ooi reservekampioene. Het kam
pioenschap was voor Z 601 van G. M. Geluk, een 2-jarige
ooi welke met een ram lam was aangevoerd. De oudere ooien
vormden eveneens een goede klasse. De la prijs was voor
de ruime zware ooi Z 9915 van firma C. L. Geluk en Zn.
OOIEN MET LAMMEREN
De rubrieken ooien met 1 of 2 ooilammeren maakten de
beste indruk. Oe ramlammeren en de gemengde stellen im
poneerden niet erg. We hadden de indruk dat de lammeren
in zijn geheel wel eens beter geweest zijn op Tholen. Toch
werden de verschillende rubrieken door goede stellen aan
gevoerd. Ooi Z 8627 met 2 ooilammeren van J. A. van He
mert, werd eerste, een uniform koppel, met een luxe stel lam
meren en goede vachten. Z 9343 met 2 ramlammeren, even
eens van J. A. van Hemert vormde een uniform kopnummer
met veel ontwikkeling.
De ooien met ooi- en ramlam vormden de grootste rubriek
Eerste werd Z 1025 met lammeren van J. J. v. d. Slikke,
Poortvliet, een leuk, vrij uniform stel met een bemerking
op de benen.
Z 8624 met best ooilam van G. M. Geluk werd in haar
rubriek eerste.
In de matige rubriek ooien met 1 ramlam werd de gelijn
de ooi Z 223 met een robuust ramlam eerste. De jaarling
ooien met lammeren waren heel gewoon. Eerste werd het
vrij typische koppel van M. A. Geuze.
BESTE UNIFORME COLLECTIES
De 6 groepen afstammelingen, minstens 5 dieren van 1
jaar en ouder, kregen alle een eerste prijs. Aan kop werd
geplaatst het uniforme stel typische ooien van Z 1505A van
M. A. Geuze. Bij de lammeren ging eveneens een 5-tal van
Z 1505 aan kop, ditmaal gefokt door J. J. v. d. Slikke.
Bij de bedrijfscollecties werd de hoogste eer behaald door
de uniforme groep ooien van M. A. Geuze. In de rubriek
ooien met afstammelingen werd tenslotte ook de groep van
M. A. Geuze eerste. Dit was de sterooi Z 8569 met één zoon
en drie dochters.
PAARDEN
Bij het Nederlands trekpaard was het een volledige stal
Brooymans aangelegenheid. Het was dan ook meer als de
monstratie dan als keuring bedoeld. De paarden hadden
immers een week tevoren deelgenomen aan de keuringen
op de Zeeuwse Dag van het Paard te Kamperland. Als kam
pioene werdi aangewezen Margriet van Malland van A. L. C.
Brooymans. De kampioene van Kamperland, Jolanda van
Meliskerke, moest het hier tegen haar stalgenote afleggen.
Voor de keuring van warmbloedpaarden waren 32 stuks
aangevoerd. Zij waren merendeels ook op de Zeeuwse Dag
van het Paard vertegenwoordigd geweest. De veulens maak
ten een vrij behoorlijke indruk, 3 eerste premies en 3 twee
de. Eerste werd het veulen van C. Marcella van F. C. van
Twist, St. Maartensdijk, vader Kristal. Bij de jaarlingen
werd de Hanassidochter Opaala van L. Mast, Poortvliet,
eerste, een leuke typische merrie met maat. De enige 2-jari-
ge merrie, eveneens een Hanassidochter, namelijk Nadia
van L. Mast, werd ondanks de bemerking op het beenwerk
le premiewaardig beoordeeld. De 3-jarigen vormden een
beste collectie met alle 5 een eerste premie. Eerste en tevens
kampioene werd de Frostwincb-dochter Mirabelle van J. P.
van Dalen, Poortvliet, een merrie met voldoende maat, beste
bespiering en een goede beweging.
Bij de merriën van 4 jaar en ouder stonden verschillende
goede fokmerriën aan kop. Het ondereind in deze rubriek
was heel gewoon. Aan kop 2 merriën uit dezelfde moeder,
namelijk Ufeera van J. P. van Dalen, beiden goede rastypi-
sche merriën. De Ramano-dochter welke thans eigendom
was van L. Mast en nog iets meer foktype vertoonde dan
de Grandioso-dochter (eig.: J. P. van Dalen) ging aan de kop.
's Middags werd in de grote ring de rubriek „Het* best-
gaande rijpaard" gekeurd. Arjenne Rinses won deze rubriek
met haar paard Kasper.
Overzicht van de toegekende eerste.
en tweede prijzen
rundvee (inclusief groepsprijzen)
Inzender
le prijs
2e prijs
Maatschap Duijnhouwer,
13
Scherpe nisse
10
J. A. Dorst, Stavenisse
1
3
A. Duijzer, Poortvliet
3
13
D. M. Giljam, Poortvliet
14
2
J. Hage, Tholen
1
2
W. J. Hage, Poortvliet
4
1
B. A. v. d. Hoek, St. Philipsland
7
0
A. C. de Hond, Oud-Vossemeer
2
0
G. A. de Hond, Tholen
5
1
J. P. v. di. Jagt, Poortvliet
3
2
J. M. Klippel, Stavenisse
8
4
J. M. v. d. Klooster, Poortvliet
3
1
Gebr. Noom, St. Maartensdijk
4
5
Gebr. Van Oorschot, Tholen
0
2
D. K. Rijstenbil, Scherpenisse
2
0
J. J. v. d. Slikke, Poortvliet
11
0
M. C. Wielaard, Stavenisse
7
6
Overzicht eerste- en tweede prijzen van de schapen
Inzender
le prijs
2e prijs
J. Boonman
0
2
J. Boudeling
0
2
L. A. M. Elenbaas en J. Poot
4
2
Firma W. A. Gakeer
2
0
Firma C. L. Geluk en Zn
5
10
G. M. Geluk
19
5
M. A. Geuze
15
14
J. A. van Hemert
12
6
M. C. J. Kosten
1
4
J. J. v. d. Slikke
4
0