<®o> Voormannen van onze tijd VERZEKERINGSINSTELLINGEN VAN DE ZLM De O.V.M. blijft groeien 3 Drs. J. DIJKGRAAF, L.C.C. - Goes. Met excuses aan de 'dames voor 't woord voorman, naar eerlijk gezegd hebben we de term voorvrouw nog nooit horen gebruiken. Hoogstens gekscherend. Daaruit blijkt alweer onmiddellijk, dat de achterstand van de vrouw ten opzichte van de man nog geenszins is op geheven. Hoewel we hieraan direkt moeten toevoegen, dat "t wel meer begint te dagen. Bijvoorbeeld in bepaalde kerken waar vrouwen in een snel tempo de kerkeraadbanken beginnen te vullen. Of is dit in feite toch weer een negatief verschijnsel? Om dat de mannen er geen trek meer in hebben onze kerke lijke baantjes te vervullen. Dat zou dan een soort nega tieve emancipatie in de trant van: vrouwen komen nii aan bod bij gebrek aan beter. Daar willen wij gewoon niet aan, integendeel, wij voelen wel voor voorvrouwen. Niet alleen om tot gelijkstelling te komen, maar ook om het bestuurskader te verbreden en met de inbreng van de vrouw ook te verdiepen. Dat wil zeggen de kwaliteit van het bestuur te verbeteren. Maar in feite willen we hier helemaal niet over gaan schrijven maar onze aan dacht richten op onze voormannen in land- en tuinbouw. En dan wel op hen die vooral in nationaal en internatio naal verband opereren. Dan moeten we direkt al opmer ken dat er voor hen bijzonder veel werk aan de win kel is, denkt U alleen maar aan de vele moeilijkheden waarmee onze land- en tuinbouw, onze veehouderij en onze bio-industrie te kampen heeft en die vooral op EEG-niveau uitgevochten moeten worden. Wat dit be treft leven we beslist in een krankzinnige tijd met mas sa's ontevreden boeren, die het bepaald niet meer zien zitten. En vooral in zo'n situatie worden de voormannen gemakkelijk op de korrel genomen als mensen, die de belangen van de boeren toch eigenlijk maar donders slecht behartigen. Nu, we mogen gerust constateren dat het geen lolle tje is om voorman te zijn. Het komt kort en goed neer op een strijd op twee fronten: De achterban (wat een naar woord toch) en de buitenwereld. TOP WORDT DUNNER Er is een heel duidelijke tendens, dat de voormannen in aantal afnemen. Door meer samenwerking en door fusies zien we dit verschijnsel zowel in de standorgani saties als in de coöperaties. We kunnen zeggen dat de top dunner wordt, maar met een toeneming van de ver antwoordelijkheden ten opzichte van grotere groepen boeren en tuinders. Dan gaat uiteraard de kwaliteit van de voorman steeds zwaarder wegen. Zeker als er sprake is van cumulatie van functies, of om het wat huiselijker te zeggen als één man meerdere banen heeft. Voor heen werd cumulaties van functies vaak gemotiveerd met de brede informatie, die een man met meerdere pet ten op daardoor kreeg. Dat iedere functie daardoor niet de volle aandacht kan hebben werd niet als een overwegend bezwaar aange voeld. De voordelen van cumulatie werden hoger aangesla gen dan de nadelen verbonden aan een opeenstapeling van bestuursfuncties. Inmiddels is die cumulatie wel wat verminderd, gewoonweg omdat er minder functies zijn. Dat moest overigens ook wel, omdat de functies op zich veel minder gewicht hebben gekregen. Een voorman kan hoogstens slechts enkele petten op hebben en niet meer meerdere. NEGATIEF DOEN En nu we het toch over de cumulatie van functies hebben. Er zijn altijd weer mensen die daar erg nega tief over doen. Zo in de trant van allemaal baantjes- jagerij en de topmensen spelen elkaar de bal toe en verdelen onderling de vette financiële kluiven. Dat doet het altijd nog en zal het voorlopig ook nog wel blijven doen. Toch worden die zaken hiermee naar onze mening wel erg eenzijdig belicht. Al geven we direkt toe, dat er in bepaalde gevallen duidelijk een grote kern van waar heid in kan zitten. En dit komt heus niet alleen in de kring van land- en tuinbouworganisaties en coöperaties voor. Wat wij wezenlijk vinden is, dat de functies aan bekwame mensen worden toevertrouwd. Aan mensen die veel aan hun hoofd kunnen hebben zonder er onder door te gaan. En vooral dit laatste willen we wel extra onderstrepen. GEZAMENLIJK GELUID Toch zetten wij achter de voormannen in onze tijd enkele vraagtekens. Dit betreft het uitdragen van hun beleid naar buiten. Het komt te veel voor, dat ze van onder de eigen pet vandaan tegen de volgelingen aan praten. leder op zijn wijs en in de richting van de eigen gelederen. Dat is nu wel voor de hand liggend, maar het geeft naar buiten toch wel een zeer verbrokkeld beeld te zien. Waarom toch niet meer een gezamenlijk optreden naar buiten en in belangrijke gevallen met een gemeenschap pelijke verklaring. Onze boeren en tuinders behoren meestal tot meerdere parochies en zien gemakkelijk door de bomen het bos niet meer met al die afzonderlijke mededelingen van hun voormannen. Het één geluid la ten horen van de landbouw, van de coöperatie of van de landbouw en- de coöperatie samen zal ongetwijfeld veel voetangels en klemmen hebben, maar dat is nog geen reden er niet meer aan te doen. Integendeel het is een toenemend belang in het kader van de zozeer ge prezen duidelijkheid. Een verrassend eensgezind optre den en het op elkaar afstemmen van het naar buiten brengen van het beleid kan grote indruk maken zowel naar binnen als naar buiten. Dit punt verdient de bij zondere aandacht van de voormannen in onze tijd. &i 40.000 POLISSEN Er was eens een tijd, dat de O.V.M. iedere 1000e po lis een mijlpaal noemde en daar ook op de één of andere wijze aandacht aan schonk. In 1951 opgericht zijnde werd het 1e boekjaar afgesloten met 573 verzekerde perso nenauto's en tractoren. Ander motorisch materiaal, zoals bromfietsen, verzekerden wij toen nog niet. In 1959, dus 8 jaar later, werd de 5000e polis inge boekt, welk feit op min of meer officiële wijze werd ge vierd. Daarna kwam het tijdperk, dat jaarlijks rond 1000 nieuwe objecten werden ingeboekt, terwijl in 1963 de 10.000e polis werd ingeschreven. Dit betekende, al een stroomversnelling van 100%; immers over de eerste 5000 werd 8 jaar gedaan; over de volgende 5000 polis sen slechts 4 jaar. Daarna ging het allemaal veel snel ler. Het sneeuwbaleffect begon zijn werk te doen, want dag- of weekbladreclame via advertenties etc. maken wij nog steeds niet. In 1967 volgde reeds de 20.000e polis en in 1972 de 30.000e polis. Nu, per 15 juli 1974 is de 40.000e polis ingeboekt. U ziet, dat met name de laatste 2 jaren de toename zeer groot was. Uiteraard is deze ontwikkeling mede een gevolg van de snelle uitbreiding van het ge motoriseerd verkeer in Nederland. Hoofdzaak is echter, dat onze premietarieven in de loop der jaren steeds gun stiger zijn gaan afsteken ten opzichte van andere ver zekeraars. Sloten wij in de beginjaren nog All-risksverzekeringen voor bruto f 96,per jaar en spraken wij dan van tien tallen guldens voordeel; nu kost bij ons een All-risks- verzekering ook honderden guldens, maar kunnen wij niet temin tegenover de kandidaat sp-eken van honderden guldens voordeel. U ziet hoe het inflatiespook in de loop der jaren gewerkt heeft. Zoals gesteld is de 40.000e polis ingeboekt en met het vermelden van dit feit, draaien we weer vrolijk ver der. Uiteraard zijn we gelukkig met deze nieuwe mijlpaal. DYNAMISCH BLIJVEN Immers, werken aan en in een groeiend bedrijf geeft iets dynamisch. Velen zijn van mening, dat alleen maar een dynamisch bedrijf, en dan ook nog liefst zo groot mogelijk, gezond kan zijn. Dat ze dan ook nog goed koper moeten zijn wordt door de enthousiaste schaal- vergroters tegenwoordig maar wijselijk ingeslikt. Daar zijn n.l. teveel slechte voorbeelden van. Wat wij nu willen is dynamisch en actief blijven en bovendien gezond en goedkoop. U hebt er met z'n allen lak aan, dat U in een grote computer zit, een groot num mer hebt en bent, verslagen leest met grote bedragen van vele nullen achter de komma, waarvan het ware U ontgaat om tenslotte te moeten konstateren, dat U zelf een ruime bijdrage hebt moeten leveren om al deze nul len achter de komma te krijgen. Althans, wij hopen dat U er lak aan heeft. Wij krijgen wel eens de indruk, dat een aantal mensen toch stiekem onder de indruk raken van die miljoenennota's. Kan ook zijn, dat ze dan den ken had ik die cijfers maar op eigen balans staan. Hoe dan ook, de O.V.M. streeft er naar te groeien, gezond te blijven en geen hogere premie in rekening te brengen dan strikt noodzakelijk is. In dit verband past het bestuursbesluit om een al te grote toevloed van pos ten af te remmen. SCHADEONTWIKKELING De geschetste groei van de maatschappij geeft op het schadefront eveneens een interessante ontwikkeling te zien. Het startjaar 1951 sloot af met 573 verzekerde ob jecten en een totaal aantal schadegevallen van 32 m.a.w. een schadefrequentie van nog geen 6 Voor het eer ste jaar moet de risicoperiode op 50% gesteld worden en derhalve komt de frequentie uit op 12%. Het jaar 1952 steeg het aantal voertuigen tot 942 en het aantal schadegevallen tot 132 of een frequentie van 14 Deze 12% was een nationaal record en is het helaas ook ge bleven. Zelfs de 14% bleek achteraf een laagterecord te zijn. Intussen leven wij met ruim 6000 schadegevallen of wel een frequentie van 17%. Daar mogen we dan bepaald niet bovenuit komen. Het lijkt er op, dat 1974, althans het 1e halfjaar, ons een gunstiger frequentie gaat opleveren. Althans het eerste halfjaar gaf ons goede hoop. De maand juli is overigens gestart met regen en wind en ge lijk was het met de frequentie donderen geblazen. Nu we in de agrarische sector regen genoeg gehad hebben hopen wij, dat en de badgasten en onze boeren een zonovergoten vakantie en oogstwerk zullen hebben. Dat scheelt in de schadehoek een slok op een borrel. En als wij dit jaar een schadefrequentie van 14 mogen boeken is er alleszins reden voor het vieren van deze mijlpaal. Doet U best. DE L. Het is een eigenaardige zaak met de effectenkoersen in de laatste jaren. De grote ondernemingen floreren over het algemeen gunstigmaar dit komt niet tot uit drukking in de koersen van effecten die op de beurs genoteerd worden. Gaat men van indexcijfers uit en stelt men het koers- gemiddelde van 1963 op 100, dan zijn wij nu op ongeveer 80 terecht gekomen. Dat wil zeggendat de effectenbezit ter gemiddeld 20 verlies heeft geleden sedert 1963. Stelt men daartegenover de koopkracht van de gulden dan blijkt deze te zijn gedaald en wel tot ongeveer 40 van 1963. Een zeer tegengestelde gang van zaken dus. Van de waardevastheid die aandelen plegen te pretenderen komt weinig uit. Als de koersbeweging tegengesteld was ver lopen aan de waardedaling van de gulden bedroeg het in dexcijfer 100/40 x 100 iq 250, terwijl wij zojuist moesten constateren dat het indexcijfer nu ongeveer op 80 ligt. Men vraagt zich af hoe dit komt, en allerwege hoort men dat het niet (meer) ekonomische faktoren zijn die grondmotieven zijn voor koerspeil en beursbeweging. Het hoeft politiek maar mis te gaan in Cyprus of in het Midden-Oosten, er hoeft maar een spionage-affaire te zijn in West-Duitsland, een Watergate in Amerika, de verkiezingen in welk toonaangevend land ook behoeven maar een ommezwaai naar links of naar rechts te ma ken en U kunt dat in de koersen van de beurs terug vinden. Een van de meest invloedrijke faktoren voor de koers beweging op de beurzen hebben wij evenwel nog niet genoemd en dat is dan de monetaire onrust. De labiele situatie van vrijwel elke valuta of het nu de Amerikaan se of Canadese dollar, de Franse of Belgische franc be treft om van het Engelse pond en de Italiaanse lire maar niet te spreken, alles weerspiegelt onzekerheid en on rust. Men kan dan ook geen financieel blad in handen krij gen of men leest over inflatie en pogingen om deze tegen te gaan. Zoals „Inflatiebestrijding centraal bij verkiezin gen in Canada" en „Belgische inflatie wordt met mone taire middelen bestreden" en niemand heeft er nog ver trouwen in. Voegen wij aan het geheel nog toe de exor bitante stijging van het rentepeil en U hebt ongeveer een komplete opsomming van de financiële moeilijkheden in de monetaire doolhof van deze tijd. Overal wordt gestreden, de inflatie wordt bestreden, de werkloosheid wordt bestreden, de achteruitgang in de bouwsector wordt bestreden, onderbesteding wordt be streden en als men dit alles leest kan men er zich niet aan onttrekken dat het beestje ongeneeslijk ziek is als er zoveel bestreden moet worden. Of een juiste diagnose kan worden gesteld en de jui&te middelen ter bestrijding kunnen worden gevonden is een vraag die zich met kracht naar voren dringt Het kon wel eens nodig zijn dat voor de bestrijding van alle moeilijkheden en om het gestelde doel te be reiken meer eensgezindheid en gezamenlijk doelgericht handelen noodzakelijk is. Dit is met een syndicale opstelling niet te bereiken. Als men er van uit gaat dat eerst de eigen positie moet worden veilig gesteld en als dat gebeurd is aan de pro blemen van de ander aandacht kan worden besteed ligt de oplossing van de moeilijkheden nog niet in het ver schiet. Wij hadden als uitgangspunt voor dit artikeltje de koersbeweging op de Amsterdamse effectenbeurs als spiegel voor het ekonomisch gebeuren. De beurs is in het verleden dikwijls een goede uxLarde- meter gebleken. Als het koerspeil op de Amsterdamse beurs op dit moment een goede waardemeter is bevin den wij ons op een dieptepunt in de financiële wereld, de wereld van geld en goed. Zou dat een onjuiste kon- klusie zijn? PAAUWE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 3