KORTE WENKEN
7
WAAROP LETTEN BIJ HET KOPEN
VAN EEN STROHAKSELAAR
Het komt er bij het hakselen op aan het stro zover te
ontsluiten dat het, eenmaal ingewerkt vlot verteert.
Daartoe moet het voldoende gelijkmatig, over het gehele
veld verdeeld worden. Goed ontsluiten houdt in, dat het
stro kort gehakseld en liefst ook nog beschadigd moet
worden. Kort hakselen vraagt echter belangrijk meer
vermogen dan lang hakselen, terwijl het tevens flink
beschadigen nog heel wat extra vermogen vraagt.
Goed verdelen is een moeilijke opgave: men moet im
mers licht materiaal door de lucht werpen. In de prak
tijk is het daarom het beste als de luchtstroom van de
rotor zo wordt geleid, dat hij de verdeling ondersteunt.
Dit is niet bij alle machines het geval en beslist een
overweging bij de keuze van de aan te schaffen hakse-
laar.
Hakselaars zijn in principe gevaarlijke werktuigen,
niet alleen bij directe aanraking, maar ook omdat ste
nen en andere harde voorwerpen kunnen worden weg
geslingerd. Typen die het gehakselde materiaal schuin
omhoog wegwerpen zijn veel gevaarlijker dan die waar
bij dit schuin naar beneden wordt gedaan, terwijl bo
vendien de verdeling van de laatste minder sterk door
de wind wordt beïnvloedt en mede daarom vaak beter
is.
Veel hakselaars hebben scharnierend bevestigde kle
pels of messen. Deze worden, als er een vreemd voor
werp in de hakselaar komt, minder gauw beschadigd dan
Stro hakselen met een aanbotiwhakselaar gaat als de
maaidorser voldoende vermogen heeft, heel goed.
Een messeneg (Sampo) werkt vooral goed als de messen
voldoende diep in de bodem snijden en bij hoge rijsnel
heid. De snijhoek van de messen is meestal verstelbaar
door asverplaatsing. Zo nodig extra gewichten aanbren
gen (als op foto).
vaste mesjes, maar leveren in zware gewassen niet altijd
even goed werk. Het komt dan wel eens voor dat er te
veel lange stukken stro overblijven. Dit wordt veroor
zaakt doordat de klepels of de messen bij een grote toe
voer wat achterover worden gedrukt en het stro minder
intensief met de vaste messen in contact komen. Dit is
vooral het geval bij machines met betrekkelijk lichte
klepels of messen, bij die met extra zware komt het
nauwelijks voor en krijgt men ook dan goed werk.
AANBOUW- OF APARTE HAKSELAAR?
Het in één bewerking maaidorsen en hakselen is om
verschillende redenen aantrekkelijk. Men spaart een
extra werkgang en men heeft een relatief goedkope ma
chine. Het enige bezwaar is, dat de meeste maaidorsers
niet voldoende vermogen over hebben om zonder capa-
citeitsverlies ook nog een hakselaar, die wel 3040 pk
kan vragen, aan te drijven. Is er wel voldoende vermo
gen beschikbaar, dan verdient een aanbouwhakselaar
zonder meer de voorkeur. Wil men met een aparte hak
selaar een grote maaidorser bijhouden, dan is er een
trekker met een aftakasvermogen van minstens 70 pk,
maar liever meer, nodig. Is het vermogen aan de krappe
kant, dan komt het nogal eens voor dat het toerental
van de hakselaar terugloopt met als gevolg slecht werk
of zelfs vastlopen.
BRUIKBARE WERKTUIGEN VOOR HET
INWERKEN VAN STRO
Een voorwaarde voor het goed kunnen inwerken van
stro is dat het regelmatig kort gehakseld is en dat het
goed verdeeld over het veld ligt. Als er geen groenbe-
mester staat, moet het gehakselde stro worden inge
werkt. Met het inwerken wordt dan tegelijkertijd een
stoppelbewerking uitgevoerd. Aan deze bewerkingen
worden de volgende gemeenschappelijke eisen gesteld:
een ondiepe bewerking;
Ruim gebouwde cultivator met verende tanden (Vicon).
Met elkaar overlappende ganzevoeten kan in een be
werking alles worden losgemaakt
L
Zaaifrees (Howard); grondbewerking, inwerken, men
gen en zaaien in één werkgang. De gewenste rijsnelheid
bedraagt minimaal circa 5 km per uur.
de toplaag geheel losmaken;
het stro goed mengen met de toplaag.
Het gaat er vooral om, dat de strovertering snel op
gang komt. Deze vertering wordt bevorderd door vocht,
warmte, lucht en stikstof. Een goede menging door de
toplaag is een eerste voorwaarde om het gestelde doel
te bereiken. Bepaald ongunstig is om het stro in lagen
in te brengen en het diep weg te stoppen, zoals vaak met
ploegen gebeurt. Na de bewerking(en) mag het stro ge
rust gedeeltelijk uit de grond steken. Aldus ing. J. T.
Andringa van het Consulentschap voor Landbouwwerk
tuigen en Arbeid te Wageningen.
In principe zijn alle werktuigen te gebruiken die on
diep kunnen werken en die ruim gebouwd zijn, zodat
ze niet verstoppen. Alle bewerkingen kunnen worden
bemoeilijkt door meer of minder diepe sporen van de
cogstwerktuigen. Sporen zijn soms maatgevend voor de
werkdiepte van grondbewerkingswerktuigen. Over de
belangrijkste daarvan enkele opmerkingen en richtlijnen
voor het gebruik.
Stoppelploegen,. Alleen ruim gebouwde stoppelploe-
gen zijn bruikbaar. Bij voorkeur zijn deze voorzien van
strogeleiders. Belangrijk is het om scherpe scharen te
gebruiken. Het aantrekkelijke van ploegen is dat gemak
kelijk alles wordt losgesneden; een bezwaar is echter
de slechte mening van stro met de grond. Het stoppel-
ploegen zal dan ook steeds gevolgd moeten worden door
(herhaalde) bewerkingen met bij voorbeeld cultivatoren
of aangedreven werktuigen, waarbij de nadruk valt op
de mengende werking.
Cultivatoren. Een cultivator is uitsluitend geschikt
indien hij ruim gebouwd is. Dit betekent een grote vrije
hoogte onder het raam en een ruime tandafstand waar
voor als minimummaten respectievelijk 60 en 25 cm ge
noemd kunnen worden. De inmiddels veel voorkomende
cultivatoren met vaste tanden kunnen uitstekend bruik
baar zijn. In breedte verstelbare tanden zijn gewenst om
onder alle omstandigheden verstoppingen te kunnen
voorkomen. Ook ruim gebouwde cultivatoren met veren
de, of verend bevestigde tanden zijn in principe geschikt.
In de praktijk zal men de cultivatoren op twee manie
ren kunnen gebruiken, namelijk:
a. cultivateren na stoppelploegen;
b. uitsluitend met een cutivator.
Na stoppelploegen waardoor alles is losgemaakt
kan een cultivator met beitels of ganzevoeten zijn uit
gerust. Bewerking met uitsluitend een cultivator is zeer
goed mogelijk, onder voorwaarde dat de eerste bewer
king met grote ganzevoetscharen wordt uitgevoerd. Deze
ganzevoeten moeten dan een werkbreedte hebben die
groter is dan de tandafstand. Elkaar overlappende ganze
voeten bieden de garantie dat alles wordt losgesneden.
Om een goede menging te bereiken, zal deze bewerking
moeten worden herhaald. Bij voorkeur haaks of diago
naal op de voorgaande werkrichtingen en uitgerust met
dezelfde of kleinere ganzevoeten of met beitels.
Messeneggen. Voor het inwerken van stro is een mes
seneg zeer geschikt. Een oppervlakkige en een goed
mengende werking worden gecombineerd. Meestal zijn
minstens twee bewerkingen nodig; de werkrichting is
zo mogelijk diagonaal op de voorgaande. Een messeneg
kan alleen goed werk leveren indien de werkende de
len voldoende in de grond snijden. In de praktijk be
tekent dit vooral op zwaardere gronden dat het
werktuig zonodig moet worden belast. Voor een goede
werking is het ook nodig om met een flinke snelheid
(circa 10 km per uur) te rijden.
Aangedreven eggen. Met aangedreven eggen is het
moeilijk en dikwijls niet mogelijk om een stoppel vol
doende los te maken en tegelijkertijd het stro goed te
mengen. Goede gebruiksmogelijkheden zijn aanwezig
na een voorafgaande bewerking met bijvoorbeeld een
stoppelploeg of een cultivator met brede ganzevoeten,
zeker als daarmee ondiep is gewerkt.
Freesmachine. Vooral de bladenfrees (haakse mes
sen) is Uitstekend geschikt voor een ondiepe grondbe
werking en het mengen van stro. Bovendien kan dit
zeer goed in één werkgang worden uitgevoerd.
Terecht bestaat enige weerstand tegen een freesbe
werking op een stoppel, omdat de grond te fijn kan wor
den. Om dit té voorkomen is het nodig om voldoende
snel te rijden.
Een rijsnelheid van 5 a 6 km per uur is gewenst. Fre
zen met een dergelijke snelheid vraagt uiteraard veel
vermogen maar de capaciteit kan dan ook hoog zijn.
Uiteraard speelt de grondsoort en de toestand van de
grond hierbij een grote rol. Als richtlijn voor het ver
mogen kan minstens 40 pk (aftakas) per meter werk
breedte worden genoemd. Ook een hakenfrees is bruik
baar, maar deze stelt extra eisen aan kort hakselen en
een goede verdeling. Bovendien is de mogelijke rijsnel
heid lager. Evenals bij aangedreven eggen zijn deze fre
zen primair voor andere doeleinden bestemd, maar kun
nen ook voor het inwerken van stro worden benut.
Zaaifrezen. Een zaaifrees is een werktuig dat bestaat
uit een frees en een zaaimachine. Bij gebruik van een
zaaifrees kunnen grondbewerking, inwerken en men
gen van stro en zaaien van een stoppel- of volggewas in
één werkgang worden uitgevoerd. Voor zover dit op de
bedrijven past, kan dit een uitstekende combinatie zijn.
Dit is voor ons land weliswaar nog nieuw, maar in bij
voorbeeld Frankrijk en West-Duitsland reeds een me
thode die veel opgang maakt.
C.A.R. - Zevenbergen
AKKERBOUW
HET MAAIDORSEN VAN TARWE met als onder
vrucht gras voor zaadteelt moet vooral tijdig gebeuren om
zaaduitvdl van de tarwe zoveel mogelijk te voorkomen.
Liever wat extra kosten voor het drogen van de tarwe
dan het moeten bestrijden van veel opslag van tarwe in
de graszaadpercelen. Verder is het van groot belang met
de maaidorser langzaam te rijden, de windmolen niet te
ver open te zetten en het stro zo snel mogelijk te verurij-
deren.
TOT 5 AUGUSSTUS KUNT U op een vrij komende
stoppel wikken zaaien als groenbemestingsgewas. Hierna
kunt U tot 1 september kiezen tussen Westerwolds raai-
gras en bladrammenas. Wanneer het zaaibed wat grof
komt te liggen, verdient bladrammenas de voorkeur. Van
Westerwolds raaigras is 30 ot 50 kg en van bladrammenas
12 tot 20 kg zaaizaad nodig. Geef kort bij het zaaien 300
kg kalksalpeter.
DIREKT NA DE OOGST van de dekvrucht dient het
gras bestemd voor zaadwinning een overbemesting met
stikstof te ontvangen, ook al isl de grond en het weer
droog en het gras erg klein. Voor de meeste gazongrassen
is 45 tot 60 kg N per ha nodig behalve bij uitlopen rood-
zwenkgras kan volstaan worden met 15 tot 45 kg N per
ha. Engels raaigras en Beemdlangbloem moet U niet meer
geven dan maximaal 30 kg N per ha.
DOOR POOTGOED VAN BINTJE te bewaren bij 5° C
blijft het ongeveer tot 25 weken na de oogst in kiemrust.
Bewaring bij 20° C doet de kiemrusttijd halveren. Daar
aardappelpootgoed niet met kiemremmingsmiddelen be
handeld mag worden is mechanische koeling erg aantrek
kelijk. Hiermee mag pas aangevangen worden nadat de
wondheling is voltrokken! De bewaartemperatuur mag
niet beneden 2° C komen!
MET PIRIMOR HEBBEN WE een goed werkend selek-
tief middel tegen bladluizen. Het doodt bladluizen en laat
biologische bestrijdingsfaktoren in leven. We hopen dat
nog veel van deze middelen gevonden zullen worden,
alleenze moeten te betalen zijn.
VEEHOUDERIJ
ALS U STRAKS BIJ de snijmaisoogst vlot en met wei
nig verliezen wilt werken, moeten er nu al maatregelen
worden genomen. Namelijk de doorlopende rijen in de
geer en op de wendakkers dienen verwijderd te worden.
Nu gaat dit nog gemakkelijk omdat de mais nog kleiji is.
HET VERSCHIL IN UITBETALING tussen eerste,
tweede of derde klasse melk, maakt vooral bij grotere vee
stapels een flink bedrag uit. Vooral nu het warmer wordt,
is het van belang om de melkapparatuur goed te reinigen
en de melk direkt te koelen. De hiervoor benodigde tijd
wordt goed betaald!
EEN GOED VERZORGDE TUIN verhoogt het aanzien
van het erf. Bedenk echter wel dat het tuinafval vaak gif
tige plantedelen bevat welke bij het vee aanleiding kun
nen geven tot diarree. Gooi de afvallen daarom nooit op
een plaats waar het vee er bij kan.