LANDBOUWSCHAP Problematiek rond het graanstro i-sa 6 Een gemakkelijke, maar toch minder gewenste manier om het stro op te ruimen. y OOR de akkerbouwer komt met het naderen van de graanoogst ook de vraag naar voren wat er met het stro moet gebeuren. Daarbij kan een keuze uit een drietal mogelijkheden gemaakt worden. het stro persen en voor eigen gebruik of verkoop bestemmen. het stro ter plaatse onderwerken. het stro verbranden. In „Bedrijfsontwikkeling" juni '74 van het Ministerie van Landbouw, wordt in enkele artikelen op de tech nische aspecten van de graanstro verwerkingsproblema- tiek »n. Zolang het reële, respektievelijk het veronder stelde rendement van stropersen dan wel onderwerken de kosten ervan overtreft, zal van verbranden geen sprake behoeven te zijn. De akkerbouwer kan echter de prijs ontwikkeling van stro niet altijd beoordelen, zoals in 1973 is gebleken nadat al veel stro was verbrand. Dat is trou wens ook het probleem voor de rentabiliteitsbeoordeling van de stro-oogst. Stroverzamelen vraagt als systeem aanzienlijke investeringen, die over langere tijd uit de verkoopprijs van het stro moeten terugkomen. Veel ak kerbouwers gaan er van uit, daarin zo goed mogelijk begeleid door het onderzoek, dat onderwerken van het stro vergeleken met de andere mogelijkheden een ver antwoorde wijze is om de waarde van het geoogste stro te benutten. Wij ontlenen aan de artikelen die hierover door ver schillende auteurs geschreven zijn het volgende. De economische aspecten van het hakselen en onderwerken van stro zullen te zijner tijd (waarschijnlijk herfst 1974) aan een nadere beschouwing worden onderworpen. LANDBOUWKUNDIGE WAARDE VAN GRAANSTRO Ir. H. H. H. Titulaer van het Proefstation voor de Ak kerbouw te Lelystad wijst er op dat het stro intensief en gelijkmatig met de grond moet worden vermengd. Daartoe is het nodig dat zowel de stro, als gronddeeltjes klein zyn, en het stro op ca. 25 cm lengte gehakseld moet worden. De lucht en vochthuishouding is van groot belang hetgeen er voor de praktijk het erop neer komt, dat de menging van stro en grond het beste zo kort mo gelijk na de oogst kan worden uitgevoerd. De grond zal dan meestal nog voldoende vocht bezitten om de ver tering direct op gang te brengen. Hoe hoger de temperatuur des te sneller zullen de af braakprocessen zich voltrekken door de grotere activi teit van de micro-organismen. Ook dit is een factor die pleit voor het snel in contact brengen van het stro met de micro-organismen in de grond, waardoor zo lang mo gelijk van de hoge zomerse temperatuur kan worden ge profiteerd. De volgorde van de slechtst naar de best verteerbare stro-soort is: wintertarwe - winterrogge - wintergerst - zomertarwe - zomerrogge - haver - zomergerst - kool zaad. Deze volgorde is vooral een kwestie van het meer of minder aanwezig zijn van moeilijk afbreekbare ver bindingen. STIKSTOFBEMESTING In het algemeen stimuleert een strobemesting de micro flora in de grond. Het hoge stikstofgebruik van de cellu lose verterende micro-organismen zal er de oorzaak van zijn dat de vertering, zonder stikstof toe voeging, snel zou stoppen. Onder natuurlijke omstandigheden hebben de micro organismen echter de mogelijkheid stikstof aan de bo- demvoorraad te onttrekken. Voorwaarde is evenwel dat deze voorraad groot genoeg is, aangezien de vertering anders geremd zou worden. Voor een goede vertering is per ton stro gemiddeld 7 kg zuivere stikstof nodig. De als bacterie-eiwit vastgelegde stikstof komt later weer in een voor de plant opneembare vorm ter be schikking. Afhankelijk van verschillende omstandig heden kan dit na 2 a 3 jaar het geval zijn, maar het kan ook nog langer duren. In de eerste jaren van de stfobemesting is een toediening van 7 kg N extra per ton ingewerkt stro in het voorjaar te adviseren. Na enkele jaren vermindert de stikstofbehoefte en is deze extra gift niet meer nodig. De vorm waarin deze stik stof wordt gegeven, is van geen belang. Op fosfaatarme gronden kan door toediening van fos faat de vertering worden bevorderd. Als maat voor het wel of niet toevoegen van fosfaat wordt een C/P-ver houding van 150 a 200 aangehouden, waarbij de verte ring ongestoord kan verlopen. In het algemeen zal het onder onze omstandigheden niet nodig zij om extra fos faat toe te voegen. STRO EN GROENBEMESTING De combinatie van stro- en groenbemesting kan, voor al op de lichtere gronden, goede resultaten opleveren. Voor groenbemesting kunnen zowel leguminosen als an dere gewassen (kruisbloemigen, gramineeën) worden gebruikt. De leguminosen verdienen de voorkeur in ver band met hun stikstofbindend vermogen, waardoor de aanvullende stikstof bemesting achterwege kan blijven. Dit zal ook het geval zijn bij een goed ontwikkelde gras- groenbemester. Het na de oogst als een strodek, in gehakselde vorm, op de ondervrucht terechtgekomen stro wordt snel door de groenbemester overgroeid, en kan bij voldoende voch tige omstandigheden snel tot vertering overgaan. Wan neer het gehakselde stro over de groenbemester wordt verdeeld, zodat geen ophopingen van stro ontstaan, be staat geen gevaar voor verstikking van de ondervrucht. Bij het ploegen in de herfst moet in een droge grond worden gewerkt om versmering van de grond en de daarmee samenhangende ongunstige effecten te vermij den (te kort aan zuurstof en verzuring van de organische stof). HET VERBRANDEN VAN STRO Het verbranden van stro moet landbouwkundig als een noodmaatregel worden gezien. Met uitzondering van het sneller kiemen van onkruidzaden, waardoor een effec tievere mechanische onkruidbestrijding met de stoppel bewerking kan worden verkregen, zijn er voor het ver branden geen voordelen op te noemen. Arbeidstechnisch gezien is het een eenvoudige oplos sing. Het aanstrijken van lucifers en het daarmee aan steken van het stro vraagt aanzienlijk minder tijd en moeite dan het inwerken van het stro. De stroverbran ding gelukt echter alleen goed wanneer het stro droog is en de wind uit de juiste richting waait. Lukt volledig verbranden niet dan kunnen later moeilijkheden ver wacht worden! Het grootste nadeel uit landbouwkundig oogpunt is dat de gelegenheid om een nieuwe hoeveel heid organische stof in de grond te brengen niet wordt benut. Uit berekeningen van De La Lande Cremer blijkt dat uit één ton stro 345 kg humus gevormd kan worden tegen 123 kg uit één ton stalmest. Een stro-opbrengst van 5 ton per hectare vermeerderd met 2,2 ton wortel en stoppelresten kan hierdoor 20 ton stalmest vervangen in de humusopbouw. Een ander bezwaar van het verbranden van stro is dat ook stikstof verloren gaat. Verder is het gevaar aanwe zig dat kalium- en natriumrijk stro in de verbrande stro ken kan leiden tot een ophoping van deze mineralen, wat op daarvoor gevoelige gronden tot verslemping aan leiding kan geven. STRO HAKSELEN De economische grens waar hakselen en inwerken ren dabel word varieert van bedrijf tot bedrijf en is moeilijk in het algemeen aan te geven. Men moet overigens bij een berekening de kosten van het hakselen en inwerken niet onderschatten, men zit zo op 5080 per hectare. Een andere moeilijkheid bij het regelmatig inwerken Deze strohakselaar maakt korte metten met het stro. Cultivator met vaste tanden (Rumptstad)Op deze proef van het PA wordt circa 10 ton stro ingewerkt. Door de ruime bouw en grote tandafstand treden geen verstop pingen op. van stro is, dat men op den duur zoveel organische stof in de grond krijgt, dat deze veel te los wordt. Hoever men kan gaan is niet in het algemeen te zeggen, dit hangt onder meer af van de grondsoort. Verschillende boeren omzeilen echter dit probleem door alleen het duurdere tarwestro te bergen en gerststro, koolzaadstro, en derge lijke te verhakselen. Aldus ir. H, M. Elema van het Con sulentschap voor Landbouwwerktuigen en Arbeid te Wa- geningen. VAN HET LANDBOUWSCHAP WENST MEER STUDIE LANDBOUWBELASTINGHEFFING IN EG Het Landbouwschap zal een vergelijkend onderzoek ver richten naar de belastingdruk op de landbouw in de landen van de Europese Gemeenschap. Het bestuur van het Land bouwschap besloot hiertoe in de verleden week woensdag 3 juli gehouden openbare bestuursvergadering, na kennis genomen te hebben van het rapport „De landbouwbelasting- heffing in het Europa van de Negen". Dit rapport is uitge bracht door Mr. M. van der Heijde van het Ministerie van Landbouw aai* het Vile Colloquia» voor Agrarisch Recht dat de Nederlandse vereniging voor Agrarisch Recht ten behoe ve van het Comité Européen de Droit Rural vorig jaar okto ber in Den Haag heeft georganiseerd. In het rapport zijn geen berekeningen opgenomen betreffende de belastingdruk per land, toegepast op een (theoretisch) landbouwbedrijf. Het secretariaat van de Belastingcommissie van het Land bouwschap is nu gevraagd hieromtrent aanvullend materiaal te verzamelen, waarbij vooral gelet zal moeten worden op de inkomstenbelasting. DRS. VERVOORN BENOEMD TOT SEKRETARIS STICHTING GEZONDHEIDSZORG VOOR DIEREN Het Bestuur benoemde tot sekretaris van de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren de heer drs. D. J. Vervoorn te 's-Graverihage, inspekteur van de Veeartsenijkundige Dienst en Volksgezondheid. De heer Vervoorn, die prof. J. Mol bij de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren opvolgt, zal zijn werkzaamheden bij de stichting op 1 oktober 1974 aanvangen. A. JOLINK VOORZITTER BELASTINGCOMMISSIE LANDBOUWSCHAP Wegens het bedanken van de heer L. J. H. M. Sonnen- schein te Utrecht als lid van de Belastingcommissie van het Landbouwschap is tevens een vacature ontstaan van voor zitter van deze commissie. Het bestuur benoemde de heer A. Jolink te Leeuwarden in deze functie. De heer Jolink was reeds lid van de commissie. BIJZONDERE LEERSTOEL AGRARISCH RECHT Het bestuur besloot medewerking te verlenen aan de ves tiging van een bij-zonetere leerstoel voor agrarisch recht bij de universiteit te Nijmegen. Het verschaft daarvoor een subsidie aan het Prof. Mr. F. F. H. Ceruttifonds, waaruit de kosten van deze bijzondere leerstoel zullen worden betaald. Er is een voorlopig bestuur gevormd van de Stichting Cerut tifonds in oprichting. De participanten in dit fonds zijn naast het Landbouwschap de Rabobank en het Ministerie van Landbouw. Het voorlopig bestuur van het Ceruttifonds is van oordeel dat onderzoek en onderwijs in Nederland stiefmoederlijk zijn bedeeld op het terrein van het agrarisch recht, terwijl daaraan een toenemende behoefte bestaat. De vertegenwoordigers van het Nijmeegse Faculteitsbe stuur staan positief tegenover het voorstel een bijzondere leerstoel voor agrarisch recht aan de universiteit te vesti gen. Ook over de leeropdracht bestaat in beginsel overeen stemming.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 6