van landbouw, tuinbouw en veeteelt in zeeland en noord-brabant maatschappij tot bevordering MOEILIJKE TIJDEN VOOR VARKENSHOUDERIJ i VRIJDAG 5 JULI 1974 62e Jaargang - No. 3 38 land- tuinbouwblad zlm ONS COMMENTAAR In dit rjummer o.m.: Eerste half jaar was gunstig voor onze O.V.M.-verzekering Pagina 3 Uit de praktijk Pagina 4 - 5 Veel nieuws op weidebouw- voederwinnings- demonstratie Pagina 6-7 Veiligheidsdagen Schoondijke li Pagina 8 Melkstallen op het groter wordende melkveebedrijf Pagina 9 Op bezoek bij: F. Dees - Cadzand Pagina 10/11 De verzorging van knolselderij Pagina 13 Gedurende de laatste jaren laat de ontwikkeling van de melkveehouderij grote veranderingen zien. In toe nemende mate wordt, waar mogelijk, van automatisering gebruik gemaakt. Over deze ontwikkelingen op de groter wordende melkveebedrijven wordt op pagina 9 in een artikel nader ingegaan. Zo behoeft, door het aanbrengen van een opdrijfhek in de wachtruimte, de melker minder uit de melkstal te komen, om de dieren op te halen. middel 35 fokzeugen per bedrijf bedraagt de kostprijs van een big van 20 kg ruim 100 gulden, terwijl de op- brengstprijs nog geen 80 gulden bedraagt. Het zal duidelijk zijn dat een dergelijke kosten/op brengstenverhouding niet te lang mag voortduren, willen er niet vele slachtoffers vallen. E.G.-MARKTBELEID T^E vraag die velen zich ongetwijfeld zullen stellen is of een dergelijke prijsdaling dan niet op grond van de beschikbare dekkingscijfers e.d. te voorzien is en of er niet tijdiger maatregelen genomen kunnen wor den in Europees verband. Ongetwijfeld zijn een aantal faktoren als teruglopende consumptie en b.v. Italiaanse importbeperkende maatre gelen, van tevoren moeilijk voorspelbaar geweest. Aan de andere kant werd ook zonder deze oorzaken voor de tweede helft van 1974 al een overaanbod voor speld. De prijs val is nu waarschijnlijk alleen wat vroeger en vooral heviger gekomen. Overigens betwijfelen wij of de Europese Commissie ook zonder de bijzondere oorzaken bij machte was ge weest een te sterke prijsval te voorkomen. Daarvoor is naar onze mening het instrumentarium van de Commis sie om een doeltreffend marktbeheer te voeren, niet toe reikend. In feite immers komen allerlei maatregelen als interventie, exportondersteuning en afzetbevordering eerst in aanmerking wanneer het in wezen al te laat is; wanneer de overvoerde markt dus al een feit is. Het wer kelijke voorkomen van een prijsinzinking, zoals we nu meemaken is naar onze mening dan ook eerst mogelijk indien tijdig marktondersteunende maatregelen genomen Hunnen worden. Dus vanaf het moment dat er een toe komstig overaanbod wordt verwacht. Vele maatregelen komen nu veel te laat. Bovendien zou de basisprijs, waar van hei interventieniveau is afgeleid, veel meer moeten aansluiten bij de werkelijke kostprijs. Opvallend in de huidige situatie is wel dat vooral in ons land het aantal varkens niet terugloopt ondanks de lage prijzen. Dit zou erop kunnen duiden dat het achter de markt aan produceren voorgoed tot het verleden be hoort. Wij vinden dat een gunstige ontwikkeling al zal gezien het feit dat ook op wat langere termijn de E.G.- markt voor varkensvlees zijn verzadigingspunt lijkt te zijn genaderd, gewaakt moet worden voor een te sterke uitbreiding van de totale varkensstapel in ons land. VARKENSPEST f^EDURENDE 1973 en begin 1974 is de varkenshou- derij weer enige malen op indringende wijze ge confronteerd met het probleem van de varkenspest. Al leen al voor 1973 bedroegen de kosten van de z.g. Stam- ping-out (afslachtregeling) bijna 40 miljoen gulden. In clusief de bedrijfsschade voor vooral de fokker zal de werkelijke schade nog wel aanzienlijk hoger liggen. Vooral door de schaalvergroting gaat deze afslacht regeling steeds meer geld kosten. Voor de komende 3 jaar was uitgegaan van gemiddeld 16 miljoen per jaar voor deze stamping out, waarvan de helft (minimaal 8 mil joen/jaar) door het bedrijfsleven en de helft plus even tuele meerkosten door de overheid gedragen worden. De vrees van de overheid dat haar aandeel in de ko mende jaren de 8 miljoen aanmerkelijk zal overtreffen lijkt niet ongegrond. (Zie verder pagina 5). I7ÉN van de bedrijfstakken die zich na de totstand- koming van de E.G. zeer sterk heeft ontwikkeld is de varkenshouderij. Bedroeg het totaal aantal varkens in 1960 nog iets minder dan 3 miljoen stuks in 1973 was dat meer dan verdubbeld tot ruim 6,4 miljoen stuks. Dit komt neer op ruim 10 miljoen afgeleverde mest- varkens per jaar. Deze uitbreiding is alleen mogelijk ge weest door een sterke vergroting van de export. Zo be draagt op dit moment de produktie meer dan 200 van de binnenlandse consumptie! Derhalve moet dus ruim de helft van het geproduceerde varkensvlees worden uitgevoerd. De uitbreiding vond vooral plaats doordat het aantal varkens per bedrijf sterk toenam; met name op de ge mengde bedrijven in de zandgebieden. Een van de meest opvallende verschijnselen van de laatste jaren is daar bij dat het aantal afgeleverde varkens geen grote schom melingen, maar een vrij konstante opgaande lijn, te zien gaf. Ongetwijfeld houdt dit verband met het streven naar een zo volledig mogelijke benutting van de vele nieuw gebouwde, vaak met hoge investeringen gepaard gaan de, hokken. Het heeft er dan ook steeds meer de schijn van dat aan de produktiekant de bekende varkenscyclus is door broken. Dat dit niet inhoudt dat een grote prijsval door overaanbod niet meer mogelijk is, leert ons de heden daagse situatie op de varkensmarkt wel. Toch lijken de periodes van slechte prijzen nu veel meer een gevolg van moeilijkheden aan de afzetkant (export), dan van een op- en neergaan van het binnenlandse aanbod te zijn. Zo was de slechte prijsvorming gedurende 1971 en een deel van 1972 duidelijk een gevolg van stagnatie van de hammen-export naar de USA onder invloed van de HCB-affaire. De prijsval die zich dit voorjaar voor deed lijkt voorts het gevolg van een wat teruglopende consumptieve vraag in binnen en buitenland door de energiecrisis, de concurrentie met andere vleessoorten en de afzetmoeilijkheden als gevolg van valutaproble men (Frankrijk en Italië). Daarnaast staat dan een produktiestijging van 2 a 4 voor de hele E.G., die de algemene verwachting wettigt dat zeker dit jaar van een zich duidelijk herstellende markt nauwelijks sprake zal kunnen zijn. HOGERE KOSTPRIJS I-JOEWEL de prijzen voor varkensvlees gedurende de tweede helft van 1973 zich op een ongekend hoog niveau bevonden (boven de 4 gulden per kg ge slacht gewicht), betekende dat nog niet dat de inkomens in de varkenshouderij in dezelfde mate stegen. Immers ook de produktiekosten in de varkenssector zijn intussen sterk gestegen. Vooral de veevoederprijzen bereikten in het najaar van 1973 een recordhoogte, hoewel sinds dien gelukkig weer een enigszins dalende tendens is waar te nemen. Niettemin is de door het LEI berekende kostprijs onrustbarend gestegen en bedraagt nu op ba sis van het huidige prijspeil der diverse kostenfaktoren al 3,75 per kg geslacht gewicht voor een bedrijf met 500 mestvarkens. Zetten we daartegenover de huidige opbrengstprijs van minder dan 3,per kg geslacht gewicht, dan be tekent dit dus dat de varkens worden afgeleverd tegen een verlies van soms 1 gulden per kg of wel 80 gulden per mestvarken! Dat betekent niet alleen'dat de var- kensmester geen enkele vergoeding voor zijn arbeid en eigen kapitaal ontvangt, maar dat hij daarenboven nog 'een aanzienlijk verlies moet incasseren. Voor de fokkers ligt de zaak al niet gunstiger. Bij ge-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 1