Uitkomsten
mesterijbedrijven varkens
houderij
over 1973
aantal
voeder
groex
uitval
%-age
voerkosten
opbr
per
en onv.
per dag
in
IA
per kg.
per
ÏOO
bedrijf
in gr.
voerk.
1969
240
3.46
560
3.2
60
1,28
150
1970
285
3.38
575
3.1
63
1,28
l4l
1971
301
3.36
575
2.7
66
1,31
132
1972
333
3.34
595
2.2
57
6eaa
1,26
142
1973
357
3.37
611
1.8
59
4eaa
1,53
147
VEE EN VLEES
6
betere groei en een lager uitvalpercentage. Uitgedrukt
in een rentabiliteitsindex betekent dit dat deze bedrij
ven ruim 15 per gemiddeld aanwezig mestvarken méér
hebben verdiend dan de bedrijven die deze hygiënische
maatregelen niet treffen!
J»lnlf«n en ontai.t^ten^van^d^^Qj
na laders
■eatronde
1 aaal
par Jaar
■Inder dan
1 aaal per Jaar
of niet
aantal bedrijven
gem. daggroei
X uitval
gea.voergift
per varken per dag
rentabiliteits
index
159
6J0
1.63
2.08
8.78
279
613
1.75
2.05
1.32
180
600
2.07
2.04
- 6.33
IN een verslag van hiet Con sul entschap voor de Varkens- en pluimveehouderij voor Noord-Brabant en Zeeland
wordt over de periode 1 nov. '72 tot 1 nov. "73 verslag uitgebracht over de resultaten van 701 jaarbedrij
ven uit de groep mestvarkensbedrijven in Noord-Brabant en Zeeland waarvan de technische admin strati e per
1 november j.l. werd afgesloten. Het jaar 1973 was een bewogen jaar voor wat betreft de veevoervoorziening,
met mogelijke gevolgen voor de kwaliteit, zodat we benieuwd waren naar de resultaten, zo tekent ir. E. H.
Ketelaars in zijn voorwoord bij dit verslag aan. Deze vielen mee zoals uit (het onderstaande tabelletje blijkt.
m
VLOERTYPE EN VERWARMING
IIIT eerder gedane onderzoekingen en gehouden be-
drijfsenquêtes is naar voren gekomen dat in mest
stallen met volledig roostervloer een verwarmings
systeem aanwezig moet zijn om in de winter de stal-
temperatuur op het gewenste peil te kunnen houden. In
hoeverre dit ook nodig is in stallen met half roostervloer
was nog onvoldoende bekend. Daarom werden in dit
verslagjaar de bedrijven vergeleken met half roostervloer
of roostervloer in de mestgang met toepassing van wel
of geen verwarmingssysteem in de afmestruimte. In bei
de gevallen werden alleen bedrijven genomen waar de
biggen werden opgevangen in een ruimte met verwar
ming of gebruik van stro. Uit de gemaakte vergelijking
kwamen geen noemenswaardige verschillen naar voren
bij gebruik van wel of geen verwarming in de afmest
ruimte. Waarbij moet worden opgemerkt dat 1972/'73
een zachte winter was. Op basis van de verkregen gege
vens kan wel worden gesteld dat het zeer discutabel is
om onder alle omstandigheden een (duur) verwarmings
systeem aan te leggen in meststallen met halfrooster-
vloer of met roosters in de mestgang.
HERKOMST VAN DE BIGGEN
I1ET valt op dat vooral kleinere bedrijven met minder
dan 300 mestvarkens de biggen betrekken van één
fokker of een gesloten bedrijf hebben. In vergelijking
zijn alleen de bedrijven opgenomen die een bepaald
systeem het gehele jaar voor 100 hebben toegepast.
Het blijkt dat gesloten bedrijven en bedrijven die de
biggen van één vaste fokker ontvangen, betere techni
sche en financiële resultaten hebben gehaald dan bij
andere bedrijfssystemen.
biggen afkomstig van
eigen
bedrijf
1
fokker
2
fokkers
meer dan
2 fokkers
of handel
aantal bedrijven
57
211
105
70
voederconversie
3-35
3.32
3.38
3-38
gem. daggroei
615
627
612
609
XEAA IA
59-3
64.1
59-9
59.6
X uitval
1.5
1.6
1.8
2.0
gem.biggengewicht
22.8
23.7
23.6
22.6
saldo per gem.
aan*.mestvarken
1*5.*1
145.42
140.00
130.53
Tegenover een iets hogere voederconversie staat het verrassende resultaat dat we de 600 -gram, -groei, -grens
overschreden en dat we voor het eerst met de uitval onder de 2 kwamen. Daarnaast hadden we tegenover de
sterk gestegen voerprijs een hogere uitbetalingsprijs, zodat het financieel resultaat ook beter was.
De grote verschillen tussen de beste en slechtste bedrijven benadrukken nog eens de noodzaak van opvoering
van de kwaliteit van de bedrijfsvoering. Over schaalvergroting hoeven we niet meer te praten. Dat gaat toch
wel door. Zo zitten er in de groep met mèèr dan 600 mestvarkens al 23 bedrijven met mèèr dan 1.000 stuks.
Kwaliteits- en kostenbewaking is veel harder nodig.
Deze jaarlijkse enquête, aldus ir. Ketelaars, bracht weer verschillende interessante gegevens aan het licht.
Zo werd voor het eerst de betekenis van de voerprys nader onderzocht. Het blijkt dat lagere voerprijzen ge
middeld tot betere geldelijke resultaten leiden, ondanks een iets hogere voederconversie. Een hoge voergift per
varken per dag bleek bij deze hoge opbrengstprijzen gunstig, maar in 1974 zal dit zeker anders liggen! Een
goede fokker -mester, -relatie is weer lonend gebleken, d.w.z. vooral de mester! De resultaten per individueel
bedrijf, ook de rentabiliteits index zijn in de betreffende grootte-groep onder nummer vermeld, zodat elke
deelnemer aan deze administratie zijn gegevens daarin zelf kan terugvinden en met andere (onder no.) kan
vergelijken.
MESTAFZET EN HINDERWET
rjaar is ook de mestafzet bij het onderzoek betrok
ken. Een steeds belangrijker wordend probleem.
Van 623 geënquêteerde bedrijven in dit verslag is nage
gaan of de mest op het eigen bedrijf werd aangewend
of naar andere bedrijven in de omgeving of naar elders
werd afgezet. 360 bedrijven gebruiken alle geprodu
ceerde varkensdrijf)-mest op het eigen bedrijf. 56 be
drijven zetten 025 af aan derden. 137 bedrijven zet
ten 25—100 af en 70 bedrijven zetten 100 af aan
derden. Van de 263 bedrijven die in 1973 meer of min
der mest hebben afgezet aan derden hebben 7 bedrijven
gemiddeld ƒ1,75 per ton moeten bijbetalen. 248 bedrij
ven hebben de mest „om niet" kwijt gekund. 8 bedrij
ven ontvingen gemiddeld nog ƒ2,70 per ton! In hoeverre
op bedrijven die geen mest hebben afgezet (te) zware
giften drijfmest op het land zijn aangewend, is niet na
gegaan. Overigens bleken er volgens een enquête van
de 623 bedrijven 349 nog geen vergunning inzake d^ hin-,
derwet te hebben. Dat is ongeveer 56 Er wordt op'
gewezen dat voor een varkensmestbedrijf wel een hin
derwetsvergunning nodig is.
HYGIËNISCHE MAATREGELEN
rEN goede bedrijfshygiëne is een eerste voorwaarde
om insleep en verdere verspreiding van ziekten on
der de varkens te voorkomen. Het reinigen en ontsmet
ten van de hokken vormt hierbij een belangrijk onder
deel. In de volgende tabel zijn de uitkomsten vergeleken
van bedrijven die dit doen: a. na iedere mestronde; b.
1 maal per jaar en c. minder dan 1 maal per jaar of niet.
De 159 bedrijven in de a-groep haalden een duidelijk
HOOGTE VAN DE VOERGIFT PER VARKEN
DU een gemiddeld hogere voergift neemt de daggroei
toe, maar wordt de voederconversie ongunstiger en
stijgen de voerkosten per kg groei. Dit blijkt uit de vol
gende tabel waarin de bedrijven zijn opgesplitst naar
hoogte van de gemiddelde voergift per varken per dag.
INVLOED VAN DE VOERPRIJS
OP DE RESULTATEN
VOOR het eerst is dit jaar in het verslag aangegeven
het verband tussen de betaalde voerprys en de be
haalde resultaten. Omdat de voerkosten op een mestbe-
drijf het belangrijkste kostenonderdeel vormen is dit
een actueel onderwerp. Alle 701 jaarbedrijven zijn in
groepen opgesplitst naar hoogte van de betaalde voer
prijs per 100 kg. Daarbij is de volgende indeling ge
maakt:
Mesterijresultaten bij verschillende voerprijzen
minder
44,00
46,00
meer
betaalde voerprijs
dan
tot
tot
dan
per ÏOO kg
44,00
46,00
48,00
48,OO
aantal badrijvan
85
470
79
67
voederconversie
3-40
3-37
3.*3
3.28
gem. daggroei
606
612
616
613
XEAA IA
62
64
63
62
X uitval
2.0
1.9
1.7
1.8
voarkostan par
kg groai
1,47
1.53
1,61
1,64
rentabiliteits
index
♦/ll,14
-ƒ 0,06
-ƒ16,23
-ƒ24,24
De technische resultaten geven weinig verschil te
zien, behalve de voederconversie die in de groep met de
hoogste voerprijs het gunstigst ligt. De lage voedercon
versie in deze groep is echter niet voldoende om daar
mee de voerkosten per kg groei zoveel te drukken dat
deze lager uitkomen dan in de groepen met een gemid
deld lagere voerprys. Integendeel!
Uit de tabel blykt dat de voerkosten per kg .groei ho
ger worden naarmate de voerprijs stijgt. Op de onder
ste regel zijn de gevolgen hiervan aangegeven middels
een berekende rentabiliteitsindex, uitgedrukt per gemid
deld aanwezig mestvarken.
SLACHTVEEPRUZEN OMLAAG
Zowel de gemiddelde EG-markt voor slachtvee als de
gemiddelde marktprijs in Nederland was in de week tot
21 juni niet onbelangrijk lager dan 's weeks tevoren. Het
aanbod uit de binnenlandse veestapel is groot. In de eer
ste helft van juni werd op 10 grote veemarkten in Ne
derland 87 meer slachtvee aangevoerd dan vorig jaar,
toen overigens de aanvoer bepaald klein was. Tegenover
een export van 264 ton vers/gekoeld rundvlees in de
week tot 21 juni stond een uitvoer van 446 ton. Aan be
vroren vlees werd 400 ton ingevoerd, terwyl 252 levende
runderen uit Hongarije werden ingevoerd.
De heffing op invoer uit derde landen werd verhoogd
van 82,28 tot 93,92 per 100 kg op basis van levend ge
wicht. Per 5 juni was in Nederland 2043 ton rundvlees
in de interventie opgeslagen, waarvan 1872 ton vlees van
stieren van le kwaliteit.
In de Gemeenschap bedragen de interventiehoeveel-
heden al ruim over de 100 miljoen kg! Dat zijn de resul
taten van het rundvleesbeleid in de EG! Overzicht prijs-
verloop week tot 21 juni: EG-gemiddelde 302,44
(306,85); Nederland ƒ274,37 (279,60); België ƒ296,04
(308,79); Luxemburg 308,02 (£09,72); Duitsland 290,76
(292,08); Frankrijk ƒ320,32 (321,99); Italië ƒ326,04
(326,30); Denemarken 262,86 250,94); Ierland ƒ266,09
(276,74); Engeland ƒ304,80 (317,40).
KALVERPRLTZEN OMLAAG
De gemiddelde marktprijs in de EG en in Nederland
ging in de week tot 21 juni niet onbelangrijk omlaag. Er
komt enige versoepeling bij de invoerregelingen in Ita
lië, die gepaard gaat met een verlaging van de waarde
van de groene Lire, wat betekent dat de prijzen in Italië
hoger zullen uitvallen. Voor de versoepeling is de uit
voer naar Italië vrij goed op peil gebleven. In de week tot
14 juni ging 1219 ton kalfsvlees naar Italië en in de week
daarop 943 ton. In de week tot 21 juni gingen 2176 mest-
kalveren het land uit, waarvan 2042 naar Italië en 134
naar Duitsland, waarheen ook nog 536 nuchtere kalve
ren werden afgeleverd. De prijzen van nuchtere kalve
ren waren in de afgelopen week weer lager.
WOLVEE
Voor wolvee werden dooreengenomen wat lagere prij
zen besteed dan voorgaande week, in een overwegend
wat flauwe markt. In Sneek noteerde men 47 voor
vette schapen (onver.) en 70120 voor weidelamme-
ren (70125). Purmerend noteerde voor weidelamme-
ren ƒ110145 (100145)vette schapen ƒ120'140 (130
>165); Leiden: vette lammeren 125180 (135>185);
vette schapen 120179 (140180); Utrecht: vette scha
pen 145—175 (145185); vette lammeren ƒ155215
(155—225); weidelammeren ƒ115—150 (onver.).
v. d. W.