VERZEKERINGSINSTELLINGEN VAN DE ZLM Schadefrequentie neemt af! DE Nederlandse Vereniging van Automobielassuradeu ren (N.V.V.A.) hield onlangs haar algemene ledenver gadering te Den Haag. In zijn openingswoord ging de voor zitter, de heer F. Jutte nader in op ontwikkelingen in de automobielbranche, waarvan wij u enkele citaten willen weergeven. Op dit mament bestaat het autopark in Neder land uit 3*4 miljoen motorrijtuigen. Met elkaar zorgt1 dit park voor zo'n slordige 8 k 90.000 schademeldingen per jaar. Behalve honderden miljoenen guldens materiële schade vie len er 70.000 gewonden en waren er 3000 doden te betreu ren. Persoonlijk vinden wij dit een treurige schadelijst. 3 81 Van rond 1 op de 4 auto's moet per jaar schade gemeld worden en van dit enorme aantal schademeldingen kwamen er 971 terecht bij het Inlichtingen en klachtenbureau (IJK.B.). U zou hieruit af kunnen leiden toe serieus en vakkundig de schades worden afgewikkeld door de autoverzekeraars! In de eerste 4 maanden van 1974 is de schadefrequentie afgenomen, aldus de heer Jutte. Daartegenover staat een stijging van de kosten per schadegeval. Bovendien is het ge middelde premie-inkomen gedaald als gevolg van enerzijds omzettingen van all-risks in W.A. verzekering en anderzijds als gevolg van aanschaffing van kleinere auto's in verband met benzinegebruik etc. Daling van de gemiddelde premie per post betekent een relatieve stijging van de interne kos ten. DALING ERNSTIGE VERKEERSONGEVALLEN HET resultaat van de eerste 4 maanden van 1974 is deze: dat er een halt is toegeroepen aan de stijging van het aantal ernstige verkeersongevallen die dood of ernstig lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Zeer waarschijnlijk moet dit element wel aan de maximum snelheden worden toegeschreven. Dat de automobielverzekeraars deze ontwik keling van harte toejuichen zal een ieder duidelijk zijn. Zij zullen gaarne elke maatregel steunen die een verder terug dringen kan bevorderen, aldus de heer Jutte. In hoeverre deze toch wel gunstige ontwikkeling van in vloed zal zijn op de resultatenrekening van de assuradeuren valt vooralsnog niet te voorspellen. Dit lijkt een wat eigen aardige uitspraak. Immers een daling van de schadefrequen tie en een daling van de zeer ernstige verkeersongevallen werkt positief. Het is evenwel de daling van de gemiddelde premie per post en de stijging van kosten per schadegeval, die negatief werkt. In hoeverre deze twee elementen elkaar opheffen zal op 31 december 1974 blijken! DUITSE AUTOVERZEKERAARS |N dit verband is de ontwikkeling bij onze oosterburen wel interessant. Wij lazen daarover in het Economisch dagblad het volgende: In 'de hausse van berichten over stijgende prijzen, ook in de Bondsrepubliek, wend althans de groep van de autorijders omstreeks Pinksteren verrast door de verheugende mede deling over een vrij aanzienlijke prijsdaling. De gezamenlijke autoverzekeringsmaatschappijen hebben namelijk medegedeeld dat met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1974 de premies voor de W.A. verzekering voor alle verzekerde wagens met vier procent zal worden ver laagd. Bovendien wordt de maximale no-claimkorting voor personenwagens en combi's, die negen jaar schadevrij heb ben gereden, van 55 op 60 procent gebracht. Eén op de vier automobilisten in West-Duitsland behoort tot deze groep van schadevrije-rijders. De nieuwe tariefbe palingen betekenen voor hen dat zij in totaal 15 procent minder voor hun W.A. verzekering gaan betalen. Minister Hans Friderichs van Economische Zaken heeft verklaard met deze bijdrage tot de prijsstabiliteit in West-Duitsland zeer ingenomen te zijn. Alleen al voor dit jaar zullen de gezamenlijke automobilisten van een half miljard D-mark worden ontlast. (Eind 1973 telde de Bondsrepubliek ruim 16 miljoen personenwagens). Tot zover het Economisch dagblad van 5 juni 1974. U zult zich wellicht afvragen waarom ook in Nederland geen pre mieverlaging is doorgevoerd. Enkele kamerleden hebben daarom al gevraagd» maar nul op request gekregen. VEEL TE VROEG VOOR CONCLUSIES Met opzet hebben wij het besluit van de Duitse automo bielassuradeuren hier vermeld. Tot dit besluit is men geko men omdat ook in Duitsland het aantal ernstige ong-valo: is afgenomen en de assuradeuren er van uitgaan, dat he toegenomen veiligheidsbewustzijn van de verkeersdee'. nemers er toe zal leiden, dat het aantal ernstige gevallen blijft afnemen. Dat is dan ook hard nodig, want het aantal verkeersdoden en ernstig gewonden is in Duitsland veel hoger dan in Ne derland! Dit blijkt ook wel uit de premieverhouding Duits- land-Nederland. In Duitsland is ruim 90 van alle auto's alleen W.A. verzekerd. De W.A. premie in Duitstand is on geveer net zo hoog als een all risks-premie in Nederland. Een all risksverzekering is in Duitsland niet te betalen. Van daar, dat de Duitse automobiel assuradeuren ook niet te ma ken hebben met een teruggang van de gemiddelde premie per post wegens omzetting van all risks in W.A. Vandaar ook, dat de Duitse automobielassuradeuren ook direkt r kunnen reageren op het verschijnsel van de afnemende v keersongevallen. Voor Nederlandse assuradeuren is het nog te vroeg om nu al te reageren. Zij wachten terecht de resul taten over 1974 af. Wat uw O.V.M. zelve betreft: voor ons speelt de afname van de gemiddelde premie per post rr'V'^ lijks. Wij zitten best, en als het zo doorgaat tot 31 de~ 1974 zult u er van horen! de L. (Vervolg van pagina 1) Het is natuurlijk niet onbelangrijk dat getracht wordt de Italiaanse brokken te lijmen, het vleesbeleid in de E.G. wat meer op de realiteit af te stemmen, de gevolgen van de energiecrisis binnen de perken te houden en bij voorbeeld het aantal subsidiemogelijkheden voor de landbouw te vergroten. De vraag is evenwel of het hier niet te veel gaat om het verwezenlijken van eeni aantal incidentele succesjes binnen de smalle marges van wat haalbaar is zonder fundamenteel het beleid te wijzigen. BEZINNING £"\NDANKS ale koortsachtige vergaderaktiviteiten kan immers niet verheeld worden dat de boer vandaag de dag neg steeds geconfronteerd wordt met: een enorme kostenexplosie, die onvoldoende door berekend kan worden; volstrekt ontoereikende Brusselse prijsbesluiten; een EEG-marktpolitiek die de prijzen steeds meer on der dHük zet; een nationaal prijsbeleid dat nauwelijks rekening houdt met de producentenbelangen; een aanmerkelijke inkomensderving door de afschaf fing van de btw-compensatie; grote onzekerheid over de toekomstige aardgasprijs voor de tuinbouw; een belastingregiem dat de continuïteit van de land bouwbedrijven ernstig aantast; En als resultaat hiervan een aanzienlijke verslechtering van de inkomenspositie in de landbouw en een voort gaande aantasting van de financiële weerstand van de meeste bedrijven. Op al deze punten is in wezen geen enkele voortuitgang bereikt. De kruimels die aan de ene kant na moeizame besprekingen de landbouw ten deel vallen wegen bij lange na niet op tegen de brokken die in de huidige ontwikkeling aan de andere kant van de land- bouwboterham worden afgeknabbeld. Wij vragen ons af of het niet de hoogste tijd wordt dat men zich wat minder op deze kruimels gaat concentreren en w?t meer aan dacht aan de hoofdzaken van het landbouwbeleid gaat be steden. Wat schiet de suikerbietenteler er immers mee op wanneer hem van de ene kant een ha-toeslag ten deel valt voor het komende jaar, terwijl Brussel hem aan de andere kant via het marktbeleid van de C-suiker een veelvoud van deze ha-toeslag door de neus boort! En wat te denken van een publikatie in het Financieel Dagblad waar met een grote kop wordt geconstateerd dat de zuivelafzet zich gunstig ontwikkelt, terwijl aan het einde van het artikel niettemin vastgesteld moet worden dat de melkveehouder er gemiddeld in inkomen zo'n 4 a 5.000 gulden op achteruit zal gaan. Het lijkt gewenst dat in alle organen die zich met de belangenbehartiging voor de landbouw bezig houden in sterke mate het besef doorbreekt dat alle inspanningen om aan de vergaderta fel kleine voordelen in de wacht te slepen, uiteindelijk zinloos zijn indien niet een einde wordt gemaakt aan het doorlopend verder ondermijnen van de fundamenten waarop een gezonde landbouw dient te rusten! de landbouw bezig houden in sterke mate het be- LUTEYN K.NJL.C. in 1968 minister Witteveen sprak over de belas tingen. Aan hem werd in de discussie o.a. de vraag voor gelegd naar de verschillen in belastingheffing tussen de E.E.G.-landen. T?R wordt vaak gezegd dat de ondernemer in Neder- -L/ land veel te veel inkomstenbelasting betaalt in ver gelijking met dezelfde ondernemer in het buitenland. Vooral de Belgische landbouwer wordt dan als voorbeeld aangehaald. Het is al een oude klacht dat op deze wijze de positie van de Nederlandse landbouwer in vergelij king met zijn collega in het buurland, wordt aangetast. Naar onze mening is het niet te ontkennen dat er in dit opzicht een belangrijk verschil tussen de verschillende E.E.G.-landen bestaat Dit ligt niet alleen op het terrein van de wetgeving. Wellicht zelfs niet in de eerste plaats, hoewel er in dit opzicht toch ook wel verschillen bestaan. Grotere verschillen bestaan er, naar de mening van velen, wat betreft de wijze waarop de wetten worden uitge voerd. Wij herinneren ons dat op een vergadering van het N zijn antwoord zei de minister dat er b.v. tussen de Nederlandse en de Italiaanse inkomstenbelasting wetten op papier niet zoveel verschil was. Hij zei verder dat de belastingdruk voor de Italianen sterk zou toene men als de wetten daar zouden worden uitgevoerd, zoals wij dat in Nederland gewend zijn en dat omgekeerd de belastingdruk hier veel lichter zou worden als de uitvoe ring daarvan zou gebeuren op de Italiaanse manier! Ver der sprak hij als zijn mening uit dat in de loop van de tijd de ontwikkeling zou gaan in de richting van de Neder landse situatie. Hij grondde zijn mening vooral op het feit dat in het buitenland veel meer aandacht werd besteed aan de opleiding van belastingambtenaren dan men daar vroeger gewoon was te doen. TF7IJ zijn rw 6 jaar verder, en de situatie is, denken wij, niet veel veranderd. Dat betekent niet dat wat de minister toen zei niet juist zou zijn. De tijd gaat wei vlug, maar de soort toestanden die op dit gebied bestaan, veranderen maar heel langzaam. En de verschillen blij ven maar bestaan. Hoe groot de verschillen in feite zijn, is niet zo gemak kelijk vast te stellen. Wij werden daar kort geleden nog weer eens aan herinnerd, toen wij in Middelburg de Be- neluxstudXedag van de Nederlandse en de Belgische ver enigingen voor agrarisch recht bijwoonden .Deze studie dag ging niet over de belastingen maar over de bedrijfs schadevergoedingen in de landbouw bij onteigening. Over dit onderwerp, dat ook fiscale kanten heeft, wa ren 2 pre-adviezen uitgebracht. Het Nederlandse van mr R. A. Möizer Bruyns is een beknopt en helder overzicht van de Nederlandse wetgeving en practijk op dit gebied. Een zeer begrijpelijk stuk. TJET Belgische pre-advies is van mevrouw G. Suetens- Bourgeois lector aan de Leuvense universiteit. Dit pre-advies is een even goed en helder geschreven stuk als dat van de Nederlander. Maar nu komt het. De termen en begrippen die in Bel gië gebruikt worden verschillen heel wat van die in Ne derland gebruikelijk zijn. De Nederlanders b.v. wisten over het algemeen niet wat bedoeld werd met „vergoe ding voor navetten". Dat komt wel omdat ze te weinig in West Zeeuwsch-Vlaanderen komen, waar „vetten" nog het gewone woord voor „kunstmest" is, want het is oor spronkelijk een goed midden-Nederlands woord voor mest. Navetten kunnen wij dusi vertalen met „bemestingsre serve'. f)AT was echter niet het enige Als dat zo was geweest, was het gemakkelijk op te lossen. Nee, de hele aan pak van de onteigeningsvergoeding bleek anders. In theo rie en in de praktijk. Nu vormen de onteigeningsvergoeaxngen een klein stukje van het recht. Er zijn verder betrekkelijk weinig specialisten op dit gebied werkzaam. Toch bleek 't moei lijk, de wederzijdse opvattingen en problemen aan elkaar duidelijk te maken. De belastingen bestrijken een veel en veel breder ter rein, Er zijn veel meer uiteenlopende belangen bij be trokken. Verder spelen politieke opvattingen een grote rol. Dat alles brengt mee dat de harmonisatie op dit ge bied lang op zich zal laten wachten. Dat betekent ook dat er nog hard aan getrokken zal moeten worden. Want zon der harmonisatie van de belastingen zal de E.E.G. nooit werken zoals ze moet. PAAUWE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 3