(J) clo-instituut voor de veevoeding Een bijzondere batterij voor de opfok van kalveren Verplaatsing- en saneringsregeling agrarische bedrijfsgebouwen in woonkernen bepleit in Gewestelijke Raad voor Noord-Brabant 9 ir E. G. J. BRUGGINK C.L.O.-Instituut voor de Veevoeding „De Schothorst" Hoogland (U) EENVOUDIGE CONSTRUCTIE VAN een aantal zeugen worden de biggen op een leef tijd van 3 weken gespeend en overgebracht naar batterijen, waarvan bijgaande afbeeldingen een indruk geven. In een voormalig kuikenopfokhok, dat slechts matig is geïsoleerd, werden drie afdelingen gemaakt, zo danig dat in iedere afdeling acht batterijen konden wor den geplaatst. Op iedere batterij is plaats voor 10 big gen. De zijwanden bestaan uit multiplex of „plywood" (19 mm), waarvan platen van 1.23 x 2.44 m in de handel zijn, die i.e. geen snij verlies opleveren. De wanden zijn D® varkensmestbedrijven vragen terecht vrijwel steeds gespeende biggen. Op een zeer groot deel van de bedrijven worden de biggen op een leeftijd van 6a 7 weken gespeend. Bij vermeerderaars bestaat grote belangstelling voor methoden waarbij de biggen op een nog jongere leeftijd worden gespeend. Spenen op 3 a 4 weken geeft een besparing op kraam- hokken, waardoor de bouwkosten lager worden. Indien in de afspeenhokken roosters zijn aangebracht, is bij het uitmesten een niet onbelangrijke werkbesparing te be reiken. Vermeerderaars tonen dan ook veel belangstel ling voor deze vroeg-speenmethode en de daarbij beho rende wijze van huisvesting, die nog volop in ontwikke ling is. Op de voor- en nadelen van de verschillende systemen willen wij hier niet ingaan. Wij menen echter een nut tige bijdrage te leveren aan de gedachtenvorming met een beknopte beschrijving van een huisvestingssysteem voor vroeggespeende biggen, dat op De Schothorst sinds 1972 met veel succes wordt toegepast. vastgezet aan ijzeren profielen, waarop ook de vloer rust, die voor deel bestaat uit geperforeerde staalpla ten. De totale materiaalkosten per batterij bedragen ca ƒ225,(excl. BTW). Het bijzondere van deze batterij schuilt in de overdekte ligruimte. Noch in deze ligruim- te noch in de stal zelf vindt enige bij verwarming plaats. Het „dak" van de ligruimte is scharnierend aan de ach terwand opgehangen. De hoogte van de ingang aan de voorzijde alsook de warmtevoorziening (door de biggen zelf) kan aldus eenvoudig aan de leeftijd van de dieren worden aangepast. Het is gebleken dat in de overdekte ligruimte' (0.80 x 1.22 m) de temperatuur tot 18 C ho ger kan zijn dan in de stal. Hetzelfde principe, namelijk een effectief gebruik maken van de door de biggen zelf geproduceerde warmte, wordt op De Schothorst al vele jaren ook in de kraamstallen, met de z.g. biggenkist, toe gepast. In tegenstelling tot andere methoden van huisvesting zijn kostbare voorzieningen voor isolatie en ruimtever warming hier niet nodig. Een minimum vereiste is wel het vorstvrij houden van de ruimte i.v.m. de drinkwa tervoorziening. OPFOKRESULTATEN /^EDORENDE de periode april 1973januari 1974 zijn in totaal 444 biggen op deze batterijen opgezet, waarbij onbeperkt z.g. batterij korrel werd verstrekt. De resultaten die met 'batterijkorrel op bovenom schreven batterijen werden behaald, zijn weergegeven in onderstaande tabel. aantal biggen 444 gemiddeld begingewicht (3 weken): 5,39 kg gemiddeld eindgewicht (8 weken): 20,39 kg gemiddelde voeropname per big (3-8 weken): 23,6 kg Deze resultaten bewijzen dat het ook met een een- voudigfe en goedkope huivestingsmethode heel goed mo gelijk is met vroeggespeende biggen een 8-weeksgewicht van 20 kg en meer te bereiken. Behalve aan de voersa- menstelling dient dan echter wel een ventilatie en hy giëne in de stal veel aandacht te worden besteed. Voor het laatste is het van veel belang, dat alle batterijen in een afdeling gelijktijdig worden bezet en na afloop van iedere opfokperiode geheel worden schoongemaakt. Eén van de belangrijke punten die in de op 31 mei j.l. gehouden vergadering van de Gewestelijke Raad voor Noord-Brabant van het Landbouwschap aan de orde zijn geweest is het concept verplaatsing- en saneringsrege ling agrarische bedrijfsgebouwen uit woonkernen ge weest. Het is een bekend feit dat de aanwezigheid en de positie van vele agrarische bedrijfsgebouwen in of in de directe nabijheid van woonkernen van dorpen of steden uit een oogpunt van woonmilieu, verkeerssituatie en de beperkte mogelijkheden tot verdere ontwikkeling van het bedrijf steeds moeilijker aanvaardbaar wordt. De situatie wordt door de ontwikkelingen binnen en buiten de agrarische sector in de laatste jaren aanzien lijk in ongunstige zin beïnvloed. Van de achtergronden die daartoe geleid hebben en naar te verwachten valt in de toekomst nog in sterkere mate daarop van invloed zullen zijn, kunnen genoemd worden de groei van de woonkernen waardoor de agrarische bedrijfsvoering be lemmeringen worden opgelegd, omdat de hinder en overlast van bijv. mest en gier door de „import"-bevol- king meer als overlast wordt aangemerkt dan vroeger het geval was. Ook is de afstand van de bedrijfsgebou wen tot de bijbehorende akkers veelal aanzienlijk ver groot met als gevolg meer landbouwverkeer op de we gen en meer overlast voor de dorpskernbewoners. Ten slotte worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor een in de dorpskern gelegen bedrijf ernstig beperkt. Bij de hinderwetsaanvraag tot uitbreiding kan bijv. de eis worden gesteld dat de mestvaalt naar elders, buiten de bebouwde kom, verplaats moet worden. Vandaar dat reeds in het meerjarenplan van het Landbouwschap en in het groenbestek 1973 duidelijk de wens naar voren is gebracht dat maatregelen dienen te worden genomen ter stimulering van de verplaatsing van de landbouwbedrijven uit de bebouwde kom naar het landelijk gebied. Een eventuele verplaatsingsrege ling zou in het bijzonder kunnen bijdragen tot een be vredigende oplossing voor de bedrijven die in het kader van de toepassing van de Hinderwet ernstige moeilijk heden ondervinden en waarvan het voortbestaan uit milieuhygiënisch oogpunt moeilijk aanvaardbaar blijkt te zijn. Door het Landbouwschap wordt dan ook bepleit over te gaan tot het instellen van een regeling ter sanering en bedrijfsverplaatsing van agrarische bedrijven in of nabij de bebouwde woonkernen. De gedachten gaan daarbij naar de volgende regeling opdat: a. de ondernemer wordt in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen tot 'bedrijfsverplaatsing; b. de aanvraag woord beoordeeld mede op basis van het perspectief van de toekomstige ontwikkeling van het bedrijf. Het is niet de bedoeling de verplaatsing van bedrijven te stimuleren die een onvoldoende economische basis bezitten; c. onder voorwaarde, dat de gemeente bereid is tot een financiële bijdrage ter verplaatsing van het betrok ken bedrijf, ontvangt de ondernemer bij gunstige beoordeling van de aanvraag een redelijke financiële tegemoetkoming in de meerdere investeringslasten bij verplaatsing van het bedrijf in de bestaande om vang, rekening houdend met eventuele economische vpordelen van de nieuwe bedrijfsvestiging; d. de bijdrage wordt gefinancierd uit middelen van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Or dening en van het Ministerie van Landbouw (O.- en S.-fonds) en de betrokken gemeente; e. Indien het een bedrijf betreft, dat mede door de ligging en omgeving in ernstige moeilijkheden ver keert, maar geen voldoende economisch perpectief biedt, zal een andere oplossing moeten worden ge zocht (onteigening, c.q. aankoop door gemeente of bedrijfsbeëindiging O.- en S.-fonds). De Raad onderschreef volledig de noodzaak dat ten aanzien van verplaatsing en sanering agrarische bedrijfs gebouwen uit woonkernen tot een bevredigende regeling gekomen moet worden. Dit dwingt des te meer daar in de praktijk blijkt dat bedrijfsgenoten in de veredelings- sector, die in de dorpskernen gevestigd zijn, onoverko melijke moeilijkheden ondervonden indien bij uitbrei ding een hinderwetvergunning wordt aangevraagd. Overwegend wordt in deze gevallen negatief geadvi seerd de hinderwetvergunning te weigeren. Op basis van velerlei argumenten wordt uitbreiding onaanvaard baar geacht, dan wel zodanige voorwaarden gesteld dat daaraan redelijker wijs niet aan voldaan kan worden. Verplaatsing van het bedrijf zou dan, met alle konse- kwenties vandien, de enige oplossing bieden. Aanleg 380-K V -hoogspanningslijn Geertruidenberg Borssele. Daar in West-Brabant enige ongerustheid is ontstaan over het aanleggen van de 380 KV-hoogspan- ningslijn is met belanghebbenden een bespreking belegd en is de mogelijkheid van bezwaar en inspraak gege ven. Zodra het tracé vastgesteld is, zullen de belang hebbenden benaderd worden om een vertrouwenscom missie uit hun midden te vormen die namens hen zal onderhandelen over de hoogte van de schadeloosstel lingen. DE TWEEDE KAMER EN DE COMPENSATIE VOOR DE LAND- EN TUINBOUW gIJ het openbare debat, dat de Tweede Kamer op dins dag 11 juni j.l. aan de revaluatie en de BTW-compen- satie aan de land- en tuinbouw heeft gewijd is de motie- Tuynman, waarin het verzoek werd gedaan om met het Landbouwschap berekeningen te gaan uitvoeren om na te gaan hoe de prijsontwikkeling in de landbouw zonder re valuatie zou zijn geweest en hieruit de eventuele 'konse- kwenties te trekken met een meerderheid van stemmen verworpen! Dit nadat de minister van Landbouw zich be reid had verklaard voor de granen, suikerbieten en fa brieksaardappelen, de revaluatiecompensatie te handha ven, zij het op een andere wijze, bijv. in de vorm van een ha-toeslag. Voor deze toeslag zal op basis van voortzet ting van de BTW-cpmpensatie op jaarbasis bijna f 21 mil joen gulden zijn gemoeid en wel: granen 8.8 miljoen; suikerbieten 7.4 miljoen en fabrieksaardappelen f 4.6 miljoen. In overleg met het Landbouwschap zullen in het kader van en in mindering op de reeds toegezegde 25 miljoen deze bedragen voor genoemde akkerbouwprodukten be schikbaar worden gesteld. Het dan nog daarop overblij vende bedrag zal in overleg met het bedrijfsleven voor1 het oplossen van andere knelpunten van meer structu rele aard gebruikt kunnen worden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 9