Rond de
S< heide
Regen was zeer welkom, doch
niet voldoende
UIT DE
PRAKTIJK
Van bieten- naar aardappel-malaise
Voor zwaar getroffen bedrijven wordt 1974 een rampjaar!
iSjjJSF'.
-tv r-
Wat gebeurt er met
het Baalhoekkanaal?
Eindelijk viel er in WEST ZEEUWSCH-VLAANDE-
REN tijdens de eerste week van juni op de meeste
plaatsen enige regen van betekenis. Alleen langs de
kust is het nog steeds veel te droog. Voor de aardappe
len moet het evenwel nog meer regenen. Op vele per
celen staan nog steeds niet alle planten boven. Zowel
bovengronds als ondergronds gebeurt er met dit gewas
te weinig. De gigantische beregenings-installatie van De
Feijter uit Breskens is dan wel een uitkomst '(cap. 1.4 ha
tegelijk), doch één machine kan onmogelijk aan de be
hoefte voldoen. Bovendien is het voor een aardappelte
ler dure regen, alhoewel het ons toch wel verantwoorde
kosten lijken.
Op de avond van de 6e juni heeft het rond Aarden
burg flink gehageld. Vooral vlas, plant- en zaai-uien,
stambonen, stamslabonen, witlof en in mindere mate
aardappelen en bieten hebben hier flink van geleden.
Even tevoren had een nachtvorst hier en daar even
eens schade berokkend. Wat het weer betreft krijgen
we in ons gewest dit jaar wel alles wat niet deugt. De
oogst stond er in genoemd gebied vrij goed voor, zodat
ook dit weer een jammerlijke zaak is. Evenals de scha
de op enkele percelen stamslabonen, welke heeft moeten
leiden tot herinzaaien. Behalve schade door hagel, speelt
hier bodemherbicideschade en mogelijk nog zoutschade
tussen door.
Het zal iedere lezer van deze rubriek duidelijk zijn,
dat het dit jaar toch wel zeer moeilijk is voor de schrij
vers hiervan, positieve zaken op papier te zetten. Daar
om is het goed te stellen dat de stand van de granen
ons goed voorkomt. Op de meeste bedrijven echter
wordt maar een klein deel van het inkomen door deze
gewassen bepaald.
Iets wat we eigenlijk nooit tegenkomen van betekenis,
n.l. „braken" is nu regelmatig te zien. De polder inkij
kend, zien we dat onze buurman in onlangs uitgereden
uien bonen aan het zaaien is. Een ander gewas kan het
haast niet zijn. Doch ook voor bonen is het al laat! De
tijd zal leren of ook hij dit perceel maar niet beter had
gebraakt.
Wij vragen ons af waar het dit jaar allemaal mee zal
eindigen. Als De Bilt zegt dat het elk jaar vrijwel even
veel regent in ons land en er nu in het eerste half jaar
nog zeer weinig neerslag is gevallen of we over enige
tijd metde oogst van de produkten wel over voldoende
droog weer zullen beschikken
Het is eentonig, maar we blijven op NOORD-BEVE
LAND nog steeds over de droogte praten en schrijven.
De regen die begin juni is gevallen, is slechts een drup
pel op een gloeiende plaat geweest. Het was weliswaar
een aangename verfrissing voor de gewassen die er goed
bijstaan, maar voor de gewassen die hard vocht nodig
hebben, zoals b.v. aardappelen, vooral op de zwaarder^
grond, was het van weinig of geen betekenis. De boven
kant van de aardappelruggen is wat vochtig geworden,
maar de kern is nog steeds droog. De aardappelen rea
geerden hier spontaan op door boven in de rug wortel
tjes te vormen i.p.v. in de ondergrond. We vragen ons
af hoe deze aardapp'elen de zomer door zullen komen.
Bij voldoende neerslag 30 mm) zullen deze aardap
pelen ongetwijfeld aan de groei gaan. Het is echter de
vraag hoe de plant dan zal reageren. De mogelijkheid is
echter niet uitgesloten dat deze aardappelen, vanwege
hun physiologische ouderdom, te vroeg tot knolvorming
zullenovergaan. De ontwikkeling van het produktie-ap-
paraat, loof en wortels, blijft dan achter, met alle ge
volgen van dien. Zo zien we dat het niet uitgesloten is
dat de bedrijven met de zwaardere grond van de bieten-
Wat de regenhoeveelheid betreft zijn we in WALCHE
REN nog steeds maar erg krap bedeeld. Een totale hoe
veelheid van 2530 mm lijkt heel wat, maar is, over
verschillende dagen verdeeld, in deze tijd van het jaar
weer snel verdwenen. Voor hetgeen reeds boven staat is
elk buitje gunstig, maar voor hetgeen nog niet boven
staat of voor aardappelen zijn deze ontoereikend en
grotere hoeveelheden gewenst. Alle hoon op tijdig vol
doende regen is nu wel vervlogen. Voor de bovenstaan
de gewassen kan alleen maar de schade geringer zijn
naarmate de regen vlugger komt. Van veel percelen
lijkt het vanaf de weg nog redelijk te zijn met de stand
van de gewassen, maar wanneer men op de percelen
komt valt het dikwijls nog tegen.
Voor de zwaarst getroffen bedrijven is de balans nu
wel opgemaakt. Dit zou voor sommigen wel eens een
rampjaar kunnen worden. De laatste financiële reser
ves moeten worden aangesproken en die zijn er maar
weinige. Of er moet wéér krediet worden opgenomen,
wat de schuldenlast verzwaard. Tot overmaat van ramp
zijn er ook nog kollega's die een blauwe enveloppe in
de bus hebben gekregen met een voorlopige aanslag die
er niet om liegt. Deze is dan gebaseerd op een voor
gaand jaar met een hoog inkomen. Wanneer men nu aan
kan tonen hoe slecht het er dit jaar voor staat, moet het
toch wel mogelijk zijn deze aanslag tot nul terug te
draaien!
Het schijnt dat er grondgebruikers zijn die hun land
maar onbebouwd willen laten dit jaar. We gaan er ver
der geen kosten meer aan spenderen, is het motief. Naar
onze mening is dit dit een onjuist standpunt! De on-
kruidbestrijding moet toch doorgaan. Er is dikwijls al
een flinke hoeveelheid kunstmest gestrooid. Bovendien
is het schadelijk voor de struktuur van de grond wan
neer deze een zeer lange tijd is blootgesteld aan felle
zonneschijn en bijv. slagregens. Reden waarom we toch
zouden willen pleiten voor het inzaaien van één of an
der groenbemestings- of voedingsgewas. Een geringe
investering in een aantal kg graszaad of zaad van een
j
Troosteloze aanblik van één van de
vele bietenpercelen in het Z.W.-
kleigebied.
ander geschikt gewas, lijkt ons beter verantwoord dan
het perceel zomaar te laten liggen! Ook voor de gras-
groei zijn de weersomstandigheden minder gunstig. De
grasvoorraad is te gering om voldoende wintervoer te
winnen.
Al met al zijn we wat de oogstvooruitzichten betreft
maar pessimistisch gestemt. In een normaal jaar met
een goede stand van de gewassen is deze tijd de mooiste.
De meeste gewassen zijn dan in hun mooiste ontwikke
lingsstadium. Nu echter, met nog verschillende kale
percelen en veel'-pèrcelen met holstaande gewassen, be
leven we er niet de vreugde aan als in andere jaren.
Het landschap vertoont teveel lidtekens van de nog
steeds aanhoudende droogte en de ongunstige struktuur
die de afgelopen winter ons naliet!
malaise in de aardappelmalaise verzeild raken. Het
wegvallen van beide steunpilaren van het akkerbouw
bedrijf zou voor de bedrijven een ramp betekenen.
De wintertarwe is dit jaar vroeg wat ontwikkeling be
treft. Normaal zijn we gewend dat de eerste aren eind
mei zichtbaar zijn. Dit jaar konden we omstreeks 24 mei
de eerste aren reeds vinden. Het graan staat er gezond
bij. Behoudens enkele percelen, is de aantasting door
meeldauw, bladseptoria e.a. zeer gering. Gele roest heb
ben we gelukkig nog niet gevonden. Nu de wintertarwe
begint te bloeien, blijkt dat velen een voorbehoedende
bespuiting tegen de afrijpingsziekte uitvoeren, om het
graan ook tijdens de verdere afrijping te vrijwaren van
schimmelaantasting.
In OOST ZEEUWSCH-VLAANDEREN scheen maan
dag j.l. de zon en het was omstreeks 25 graden. De
vruchten die er staan, groeien op het ogenblik goed. De
laatste hand wordt nog gelegd aan de verpleging van
meest herzaaide gewassen. Enkele percelen bieten zijn
nog aan het uitkomen, maar deze keer willen we het
niet eens hebben over de stand van de gewassen en
eens even stil staan bij een probleem Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen zo nauw bij betrokken is. Wat of wanneer
gebeurd er iets met het Baalhoekkanaal? Waarom moet
het zo lang duren vóór er een beslissing kan worden
genomen? Alles hangt er aan vast o.a. de zwakke plaat
sen in de zeewering met alle gevolgen daaraan verbon
den. De ruilverkaveling Kieldrecht-Noord mag nu weer
uitgevoerd worden. Dit wijst erop dat het Baalhoekka
naal nog wel enkele jaren op zich zal laten wachten.
Als men dit toch van plan is, waarom laat Den Haag dit
dan niet weten. Nu vergeten zij de bevolking achter de
zwakke zeewering. Als de storm windkracht tien of elf
heeft bereikt, slaakt men een zucht van verlichting als
hij weer geluwd is en er geen ongelukken hebben plaats
gehad!
Nog even de aandacht voor het prijsbeleid. We weten
dat het niet gemakkelijk is op het ogenblik. Maar willen
er op wijzen dat het voor de praktische boer steeds
moeilijker wordt de eindjes aan elkaar te knopen. De
prijzen van de gegarandeerde produkten zijn veel te
laag en nu de prijzen van de vrije produkten ook erg
zijn gedaald, vrezen we voor het ergste!
Daarom doen we een beroep op hen die de teugels in
handen hebben! De tijd van lange en dure vergaderin
gen is voorbij, men wil nu wel eens daden zien. Het
Zeeuwse spreekwoord zegt: „Ik worstel en ontzwem".
Help hen en geef daarmee de gehele Zeeuwse landbouw
de reddin'g!
(Zie verder pag. 6.)
In vroeger jaren hadden de boeren alleen maar last
van muizen en ratten en het vee en de paarden, vooral
in de zomer, vrij veel last van de vliegen. Dat was zo de
gewone gang van zaken en de oplossing ter bestrijding
was ook wel heel erg simpel. Honden en katten hielden
het ongedierte in tÖfcm en de dieren verjaagden met hun
lange staart de vkegen. Een bepaald natuurlijk even
wicht werd zo ontfewust bereikt en het gaf ook weinig
problemen. De boer van vandaag heeft echter geheel an
dere zorgen. Terwijl_ velen hun vakantieplannen afron
den wordt de boer. geconfronteerd met een grote ver
scheidenheid aan dierlijke parasieten, welke zijn gewas
sen veel schade kunnen berokkenen. Het is bepaald geen
eenvoudige zaak geworden. En wanneer men denkt de
kwaal volledig onder de knie te hebben, dan krijgen we
soms weer met een andere parasiet te maken of treedt
er bij de oude bekenden een zekere vorm van resistentie
op. En dan staan we weer voor een nieuw dilemma. De
boer met de wandelstok hebben we nog goed gekend,
doch deze heeft plaats gemaakt voor de boer met de bril
op en vooral dit laatste is nodig voor het onderkennen
van de diverse bladluizen in de gewassen. In de bieten
hebben we thans twee nieuwkomers er bij gekregen, na
melijk een grote groene luis en de Charlotte luis. Buur
man heeft van beiden reeds studie gemaakt en vindt
vooral de laatste niet onaardig om te zien. Ze doet qua
de Volkskrant 31-7-'73
type wat Frans aan, doch ze schijnt evenals de perzik
bladluis heel gevaarlijk te zijn, daar ze het vergelings-
ziektevirus in het gewas kan verspreiden. We moeten
dus weer extra op onze hoede zijn en onze gewassen
maar dikwijls controleren. Hiermede bezig zijnde rijst
toch wel de vraag waar al die nieuwe soorten van luizen
vandaan komen. Ook hiervoor heeft buurman een ver
klaring. Nu we steeds meer met Franse rooiers gaan
werken, vindt hij het wel logisch, dat ook de Charlotte
luizen met deze rooisystemen over de grens komen. Per
soonlijk kunnen we het hiermede niet eens zijn. Reeds
maanden lang hebben de met noord-oostelijke winden
te kampen gehad en om die redenen voelen we meer
voor een uitleg in die richting. Op de a.s. Zeeuwse spuit-
dag zullen we ongetwijfeld wel meer hierover verne
men. Vroeger hadden we hier te lande te maken met
een zuiver zeeklimaat en thans wordt dit meer en meer
een E.E.G.-klimaat en zo zullen we aan vele nieuwe
dingen beslist toch wel moeten wennen. Aangename en
onaangename dingen wisselden zich in het verleden nog
al eens af en zo zal het wel blijven ook. Het is alleen
maar een kunst om de prettige dingen er uit te pikken.
Door de voorlichtingsdienst worden wekelijks in de
bieten de bladluizen geteld en aan de hand daarvan
worden waarschuwingen via de radio gegeven. Momen
teel zijn er veel meer luizen dan in andere jaren en te
vens valt op, dat er nog zoveel onbespoten percelen in
onze omgeving liggen. Bestrijden is een dure zaak en
deze kosten zijn thans niet erg welkom, maar we moeten
toch wel goed in het oog houden, dat de gevleugelde lui
zen zich geweldig snel kunnen verplaatsen en zo heel
gemakkelijk de gehele streek kunnen infecteren. Tien
tot veertien dagen kunnen we rekenen als veiligheids
termijn van een bespuiting. Als half juli de natuurlijke
afbraak van de luizen weer normaal aanvangt, dan kun
nen we nu voor ons zelf nog een spuitschema opstellen
van één of twee keer spuiten. Van wezenlijk belang is
daahbij echter, dat de buurt er net zo over denkt en zich
niet troost met de gedachte, dat een flinke regenbui
heel veel bladluizen doodt. Onze grootmoeders schijnen
er vroeger wel zo over gedacht te hebben toen ze hun
bloemen en planten buiten op de stoep in de regen heb
ben gezet. Dat was nog in de sprookjestijd, doch die is
nu voorbij!