ai KNLC VERZEKERINGSINSTELLINGEN VAN DE ZLM Uitkeringen van winst? r\E laatste tijd worden met name de levensverzeke raars aan de tand gevoeld. De consumentengids laat praktisch geen nummer voorbijgaan om enkele beschou wingen te wijden aan de droevige afkoopregeling etc. E DENKEND AAN SEPTEMBER 3 Vooral ook in verband met de enorme rentestijging wordt de vraag steeds luider van: waar blijft de levens verzekeraar toch met z'n enorme rentewinsten? Waarom verlagen zij de premies niet of bestemmen zij geen groot deel van de winst voor het verhogen van de toekomstige uitkeringen? Vooral dit laatste zou een goed ding zijn om dat daarmee dan de inflatie voor een deel kan worden op gevangen. Al deze geluiden zijn o.i. niet ten onrechte. Het is vooral de inflatie, die bij de verzekerden een enorm stuk onbehagen oproept. Zij betalen jarenlang z.g. harde guldens om op een bepaalde datum, hetzij een uitkering ineens of een lijfrente te ontvangen. Is deze uitkeringsda tum aangebroken dan komt ook prompt het nominale be drag op tafel, maar dan blijkt er weinig of niets meer voor gekocht te kunnen worden. Persoonlijk vinden wij, dat de levensverzekeraar daar veel te weinig aan heeft gedaan, terwijl zij daartoe wel in staat waren. Nu wordt er allerwege over gereclameerd en is Leiden in last. Zelfs is het zover, dat het publiek weinig of geen interesse meer toont voor het sluiten van een ge mengde of pensioenverzekering. Dat hebben de levens verzekeraars dan voor een groot gedeelte aan zichzelf te wijten! UITZONDERINGEN BEVESTIGEN DE REGEL **R zijn uiteraard gunstige uitzonderingen en de consu ment dient te weten welke en waar. Welnu, een onderlin ge spreekt niet van winst, maar van overschotten. Zo heeft het O.B.F. een rondschrijven opgesteld van de volgende inhoud: ,,De Onderlinge Levensverzekeringsmaatschappij O.B.F. groeit sinds 1922 dank zij het vertrouwen, dat men in de eigen organisatie stelde. Onderling verzekeren betekent immers, dat de bedrijfs- overschotten aan de deelnemers ten goede komen. Dat het vertrouwen terecht is verleend, bewijzen de resulta ten. Van de verzekeringen, welke in 1972 tot uitkering kwamen wegens het bereiken van de einddatum van de polis, was ingeschreven in de jaren 1946 tot en met 1950: ƒ662.800,kapitaal. Op deze polissen werd uitgekeerd: ƒ908.025,42 kapi taal. Gemiddeld werd op deze polissen 37 meer uitgè- keerd, dan waarvoor premie was betaald. DAT ZIJN FEITEN Hoewel de huidige rentestand hogere verwachtingen rechtvaardigt dan de ervaringen over de periode 1946 tot 1972 hebben geleerd, schermen wij liever niet met opti mistisch winstprognoses. Ook voor ons is de toekomst een gesloten boek. Wel is zeker, dat toekomstige bedrijfs- overschotten ook uw uitkeringen gunstig zullen be ïnvloeden., als u zich bij het O.B.F. aansluit. En voor uw toekomst en die van uw nabestaanden is verzekeren een onontbeerlijk middel voor het verkrijgen van financiële zekerheid". Tot zover het rondschrijven. Hoewel het altijd moeilijk is over de eigen zaak objectief te schrijven willen wij hier toch wel verklaren, dat dit inderdaad de feiten zijn. Dat er op een overeengekomen uit te keren bedrag van 662.800 maar liefst ƒ908.025,42 is uitgekeerd liegt er niet om. Kijk, dan gebeurt er toch wel wat met de gemaakte over schotten! Dat is wat de Consumentengids bedoelt. Van daar ook, dat wij met het O.B.F. zijn gaan samenwerken, omdat zij geheel voldoet aan onze en wij dachten ook uw opvattingen. DESKUNDIG ADVIES OBJEKTIEVE VOORLICHTING DEDEN temeer ook, dat wij u met klem adviseren om, wanneer u overweegt een levens/risico-verzekering te sluiten nader kontakt met ons op te nemen. U weet, dat wij een deskundige in dienst hebben op het terrein van de levensverzekering, n.l. de heer J. Cevaal. Hij kan u met raad en daad bijstaan in het kiezen van de juiste vorm van verzekering. Dat is op zichzelf al een bijzonder belangrijke zaak. Dat hij u dan over het algemeen ook zal adviseren deze post bij het O.B.F. te sluiten, zal u gezien het bovenstaande, vrij logisch voorkomen. Het komt ons voor, dat velen uwer nog veel te weinig gebruik maken van onze bemid deling op dit terrein. Vrij dom overigens, want het is in uw eigen nadeel. Enfin, als de guldens duurder worden zult u ook op dit aspect meer moeten gaan letten. We hebben een voorlichter wel eens horen zeggen, dat alle verzekeraars oplichters zijnl Het ömgekeerde hebben wij ook wel eens gehoord! Aan zulke uitspraken wordt dan meestal toegevoegd, dat de waarheid wel in het mid den zal liggen. Dat kan in dezen echter moeilijk omdat we beide partijen dan echt tekort doen. Belangrijk is, dat u onderscheid weet te maken. Dat het inflatiespook al vele strepen door de rekening heeft gehaald mag niet leiden tot ongemotiveerd denken en handelen. Niemand kan n.l. zeggen, hoelang en in welk tempo de inflatie nog door gaat. Vandaar, dat wij het houden bij ons advies gebruik te maken van onze objektieve voorlichting en bemidde lingsmogelijkheden op dit terreinl DE L VERSTERKING LAND- EN TUINBOUW NOODZAKELIJK A LS de zomer- nog moet beginnen, lijkt het voorbarig al aan de herfst te denken. Maar landbouwpolitiek gezien is er alle reden om, niet zonder zorg, september en volgende maanden in de beschouwing te betrekken. Dan zal immers de nieuwe graanoogst er zijn en er moet door Brussel een richtprijs voor tarwe waargemaakt wor den! Maar zijn de nodige instrumenten er voor aanwezig? Dan zal met de herfst uitstoot meer slachtvee op de markt komen; hopelijk zoveel mogelijk gespreid, want des te minder zal het prijspeil „door de bodem zakken". Er gaan dan ook meer varkens komen en daarvan gaat per L november de prijsbodem omhoog, dus alle kans op des te grotere verstoringen op de totale vleesmarkt. Ook hier moet Brussel een wijs en slagvaardig marktbeheer wor den toegewenst. Het C.O.P.A. is van plan om in verband met de voort gaande kostenstijging een tussentijdse richtprijsverho ging voor te stellen. Tegen die tijd zullen we dtus horen hoe dat valt. En niet in de laatste plaats: de derde dinsdag in septem ber komt onze regering met haar beleidsvoornemens voor het nieuwe parlementaire jaar. Land- en tuinbouw zullen in dat kader meer mogen verwachten dan vorig jaar werd geboden. GEVOELIGE LANDBOUW r\IT de reacties van onbehagen in landbouwkringen op recente geldpolitieke gebeurtenissen valt lering te trekken over de positie van de agrarische bedrijfstak in de moderne volkshuishouding. De misère met de opwaar dering van de gulden ligt nog vers in het geheugen, is nog aan de gang eigenlijk. Veranderingen in de geld waarde zijn altijd onverwacht-grof en vaak pijnlijk, moei zaam bevochten verbeteringen zijn met één slag verdwe nen. Het gaat er dan in deze maatschappij om dat de één daardoor niet onevenredig zwaarder worden getroffen dan de ander. Het protest van landbouwzijde tegen de wij ze van compensatie voor de gulden-opwaardering (2 toeslag via de B.T.W.) en tegen de beëindiging daarvan, vond zijn grond vooral hierin dat het inkomensbeleid (prijsbeleid voor belangrijke produkten) in het hare werd getroffen. En dat komt hard aan als de inflatie voortholt en ongelukkigerwijze ook nog de marktsituatie verslech tert (tarwe, slachtrunderen en -kalveren). Een bedrijfstak van kleinere zelfstandige ondernemers heeft daar minder weerstand tegen dan één met grote onpersoonlijke on dernemingen, waar de werkers in eerste instantie worden ontzien of sociaal-verzekerd worden opgevangen. (Zie verder pa*. 10) pER 1 juli a.s. worden de minimumlonen verhoogd met L 10.7 Voor 23-jarigen wordt dit f 1.190,80 per maand of f274,80 per week. Voor een 22-jarige wordt dit resp. 1.1011,50 en f 254,20. Zo daalt het tot het voor een 15-jarige f 476,30 per maand of f 109^0 per week ts, als hij of zij een volle week, dat wil zeggen 5 dagen zou wer ken. Als wij deze bedragen lezen dan gaan wij onwillekeu rig vergelijkingen maken. Vergelijkingen met vroeger, d.w.z. zo ongeveer 40 jaar geleden. Toen was het loon van een 15-jarige per week f 2,50 tot f 3,d.w.z. over een heel jaar hetzelfde bedrag dat nu in anderhalve week ver diend. wordt. De prijzen waren toen natuurlijk ook lager en de gulden was niet de inflatiegulden van nu maar er is in de positie van de jeugdige werknemer toch heel wat verbeterd. En daar kunnen we blij om zijn. Dat hier echter ook gevaren zitten is zonder meer duidelijk. Het is niet alleen een mogelijkheid maar ook een werke lijkheid dat door het opvoeren van de jeugdlonen voor een aantal bedrijven de jeugdarbeid te duur wordt. Dan komt daardoor jeugdwerkloosheid, die nog versterkt wordt door de een of twee dagen partiële leerplicht. Dit laatste levert, vooral als er geen regeling getroffen kan worden over de dagen dat de jeugdigen niet in het bedrijf werken, uit een organisatorisch oogpunt soms heel wat bezwaren op, die men probeert door het in dienst nemen ivan oudere werknemers op te vangen. pR dringt zich ook een andere vergelijking op. De minimumlonen gelden voor diegenen die in dienst betrekking zijn. Niet voor wie krachtens de familiever houding meewerkt in het ouderlijk bedrijf. Zou nu de meewerkende zoon of dochter ook aan het minimumloon komen? Naar onze ervaring blijven velen daaronder. Het is mogelijk dat dit komt, omdat de ouders bewust de be loning te laag houden. Dan is dat niet de juiste instelling, want als de bedrijfsresultaten het toelaten heeft het mee werkende kind moreel recht op een beloning die gelijk is aan het gebruikelijke loon dat aan derden betaald zou moeten worden. Als de bedrijfsresultaten het toelaten. Maar daar wringt dikwijls de schoen. De winsten in de bedrijven, waar kin deren meewerken, dat zijn dus de midden- en kleinbedrij ven in landbouw in ruime zin en in middenstand en am bacht, zijn in vele gevallen te laag, om aan de meewer kende dochter of zoon een beloning toe te kennen die ge lijk is aan die aan derden zou moeten worden betaald. Wij moeten er dan ook nog mee rekenen, dat vergelij king van 2 jaarlonen niet zonder meer juist is. De in het bedrijf meewerkende maakt diktvijls veel meer uren dan de derde zou doen. f N veel bedrijven is de toestand wat dit betreft dus on- gezond. Wat is hieraan te doen? Het inkomen op voeren heeft men niet in de hand. Dan eruit trekken. Om schakelen in andere richting. Ook werknemer worden. In een aantal gevallen waarin het thuis werken alleen maar gebeurt omdat men dit liever wil en niet omdat de om vang en aard van het werk dit nodig maakt. Met andere woorden: als er teveel mensen in het bedrijf rondlopen. Bedrijfsvergroting. Iedereen wil dit wel als hij in het geval verkeert dat het inkomen onvoldoende is. Helaas is het maar zelden mogelijk en alsj het mogt lijk is zijn de kosten ervan (denk aan de grondprijzen) vaak zo hoog dat een groter bedrijf niet betekent een groter inkomen. Nu is het zo dat de echte moeilijkheden er niet zijn op het moment dat de keuze gemaakt moet worden of een zoon al dan niet in het ouderlijk bedrijf zal gaan mee werken. Hij is dan nog ongetrouwd. Uit het bedrijf moet maar één gezin leven. Met wat zakgeld en een bromfiets kan de zoon met zijn kameraden meedoen en dan is hij te vreden. Maar dit verandert als de zoon wil gaan trouwen en er 2 gezinnen moeten gaan leven uit het bedrijf. Dan kan het niet meer. Althans in een aantal gevallen. Somber verhaal, zegt u misschien. Wat is de bedoeling? De jongeren adviseren geen boer te worden. Dat beslist niet. Boeren moeten er zijn en zullen er altijd blijven. Het is wel de bedoeling dat men in deze tijd nu de voor veel jongeren de schoolexamens achter de rug zijn en de be roepskeuze actueel wordt, de eigen situatie kritisch be kijkt en niet alleen maar uit traditie handelt. Wat dit punt betreft zullen ouders, indien maar enigszins moge lijk, de zoon die voor de keuze staat ook moeten informe ren' over de inkomens die uit het bedrijf worden behaald. Dan kan de keuze op grond van feiten worden gemaakt en worden moeilijkheden in de toekomst voorkomen. PAAUWE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 3