Voelt u zich
zo'n duizendpoot?
MANUS-H0LLAND B.If.
De schade
door wateronttrekking
WMZ in
W esterschouwen
De melkprijs
in discussie
12
commissie grondwaterwet waterleidingbedrijven
(Cogrowa) heeft onlangs een voorstel gedaan over
schadeclaims, die inwoners van de gemeente Wester-
schouwen .hebben ingediend tegen de gevolgen van de
wateronttrekking door de NV Watermaatschappij Zee
land (WMZ). Van de zes ingediende verzoeken tot scha
devergoeding werd er één toegewezen, vier werden af
gewezen en één verzoek is nog in behandeling. Vijf van
de zes schadeclaims zijn afkomstig van fruitkwekers.
WMZ heeft zich inmiddels met het voorstel van de Co
growa akkoord verklaard.
Het voorstel van de ministeriële commissie vloeit voort
uit de resultaten van een uitvoerige studie over de mo
gelijke relatie tussen de wateronttrekking in de dui
nen bij Haamstede door WMZ en optredende droogtever
schijnselen bij gronden in de omgeving. Uit de studie
blijkt onder meer dat er verschillende faktoren zijn, die
invloed kunnen uitoefenen op de verandering van de
grondwaterstand. Naast de wateronttrekking door WMZ,
zijn dat volgens de Cogrowa:
de bebossing en in het algemeen een dichtere be-
groei van de duinen;
de wateronttrekking door campings, zomerwoningen
en caravans;
de afwatering van bemaling van de polders;
de afslag en groei van de duinen;
[het binnendringen van zout grondwater.
kommissie konkludeertverder dat het bovenste wa
ter (het zogenaamde freatisch water) boven de
veenlaag, alsmede boven de kleilaag, niet merkbaar door
de water onttrekking vanWMZ wordt beïnvloed (WMZ
onttrekt alleen zogenaam diep grondwater, tussen 25 a
40 meter NAP). „Deze wateronttrekking kan hier der
halve geen schade aan boomgaarden etc veroorzaakt
hebben. Het is echter aannemelijk dat een lagere grond
waterstand door de dichtere begroeiing van de duinen
en een verbeterde afwatering van de kultuurgronden is
veroorzaakt", aldus de cogrowa.
Wel is het volgens de kommissie zo dat het bovenste
water in het noorden en het westen van het duingebied,
zowel door de wateronttrekking van WMZ als door an
dere oorzaken gedaald is. De cogrowa merkt ook op dat
van de zogenaamde nuttige neerslag een belangrijk deel
nodig is om het binnendringen van zout grondwater te
gen te gaan. „Mede door de omvang van de huidige ont
trekking van WMZ zal een geleidelijk binnendringen
van zout grondwater optreden. De marge tussen de nut
tige neerslag en-de onttrekking is thans zo klein dat in
droge jaren de nuttige neerslag geheel onttrokken
wordt", stelt de Cogrowa.
kommissie heeft gekonstateerd dat de bedrijven
van vier personen die schadeclaims hebben inge
diend, op gronden liggen boven de beschermende veen-
en/of kleilaag. Omdat het bovenste grondwater boven
de beschermende laag niet door de wateronttrekking
wordt beïnvloed, verklaart de Cogrowa de klachten on
gegrond.
In één geval ligt het bedrijf gedeeltelijk op gronden
buiten de beschermende laag. „Voor zover het bedrijf
buiten dit gebied ligt, kan schade ondervonden wor
den doordat de waterstand verlaagd is ten gevolge van
de wateronttrekking van WMZ en door in de omgeving
aanwezige partikuliere onttrekkingen. Naar schatting
komt cira 80 van de ten gevolge van de onttrekking
optredende gronjJwaterstandverlaging voor rekening
van WMZ", aldus de Cogrowa, die daarom deze klacht
gegrond verklaart.
De schadeclaim waarover het onderzoek nog niet is
afgerond, betreft optredende droogte verschijnselen in
een tuin. De verwachting is dat het voorstel hierover
binnenkort zal komen.
WMZ heeft vorig jaar aan drie fruittelers die reeds
geruime tijd terug verzoeken om schadevergoeding had
den ingediend een tegemoetkoming uitbetaald, om de
konsekwenties van de tijdrovende studie voor deze on
dernemers zoveel mogelijk weg te nemen. WMZ deed
dit onder de uitdrukkelijke vaststelling dat het géén
„schuld bekennen" betrof, maar louter om de gevolgen
van het lange wachten weg te nemen.
Uit het voorstel van de Cogrowa is gebleken dat er
van de drie verzoeken één gegrond is verklaard. Bij de
definitieve afhandeling van de schadeclaims, zal WMZ
een en ander verrekenen.De twee andere fruitkwekers
hoeven de ontvangen vergoding van WMZ nit alsnog
terug te betalen.
IN 1967 nam de Hoofdafdeling Veehouderij van het Landbouwschap op ver-
zoek van de 3 CLO's het vraagstuk van de waardeverhouding van vet en
eiwit in de melk in studie. Met name ging het daarbij oevr de vraag of uitbe
taling van de melk,mede op basis van het eiwitgehalte, moest worden gestimu
leerd, mede met het oog op de toekomstige wereldbehoefte aan eiwit, daarop
diende te worden aangepast.
De daartoe ingestelde commissie schakelde voor zijn studie het Pudoc te Wa-
geningen in, dat in 1968 na uitvoerge studie en literatuuronderzoek tot de vol
gende conclusie kwam:
„De melkeiwitsituatie en de vooruitzichten bieden geen aanpassing van beteke
nis op korte termijn om in versterkte mate het melkeiwit te betrekken in de
uitbetaling van de melk, noch tot het op langere termijn fokken op eiwitgehalte".
|\E commissie kwam tot deze conclusie in een wat moeilijke situatie. Ener-
zijds bestond er in zuivelbeleidskringen de neiging om het accent meer
naar het eiwit te verleggen, anderzijds bleken de commerciële mogelijkheden
beperkt te zijn.
Een uitspraak: „Veehouderij stop maar met het streven naar een hoger eiwit
gehalte in de melk", zou bij een veranderde situatie (grotere behoefte en meer
koopkracht) bijna onherstelbaar zijn, omdat eiwitgehalteverhoging in de melk
een kwestie van jarenlange selectie en fokkerij is. Een uitspraak: „Veehouders
verhoog het eiwit in de melk" zou in tegenspraak zijn met de uitkomsten van
het literatuuronderzoek.
De wijsheid van de commissie won het v*n het prestige van de commissie.
Men liet de faktor tijd een beslissende rol spelen. Sinds 1 mei 1957 was men
in Friesland reeds begonnen om het eiwitgehalte mede te betrekken in de uitbe
taling van de melk. In 1966/"67 waren er van de 351 fabrieken in Nederland
(totaal aantal exclusief het westen) 34 fabrieken die uitsluitend op vetgehalte
uitbetaalden, 146 fabrieken die ook rekening hielden met de „plas" en 171 die
op één of andere wijze ook het eiwitgehalte bij de uitbetaling betrokken. In
1972 werd echter meer dan 80 van de Nederlandse melk mede naar eiwit
gehalte uitbetaald.
MET deze cijfers is een heel duidelijk ontwikkeling gedurende de laatste 15
jaar geïllustreerd. De prijsverhouding melkvet en melkeiwit op basis van
de interventieprijzen van boter en magere melkpoeder, zoals deze na 1968 door
Brussel jaarlijks worden vastgesteld onderstreept deze ontwikkeling. Tot 1968
werd een nationaal zuivelbeleid gevoerd. De verhouding melkvet/melkeiwit
was in de jaren vóór 1968 ongeveer 70 30: Tussen 1968 en 1971 was de ver
houding ongeveer hetzëlfde.dochdaarna begon de verschuiving. In 1971ï'72 was
houding ongeveer hetzelfde, doch daarna begon de verschuiving. In 1971/'72 was
de vet/eiwitverhouding op 66: 34; in 1972/'73 op 65 35; in 1973/'74 op 58 42
en dit lopende jaar op 53 47. Bij Nederlandse kosten en rendementen mag de
53 47 vertaald worden in 50 50. Als de uitbetaalde melkprijs bij 3,70 vet
dit jaar gelijk zouzijn aan de richtprijs, dan ontstaat een verhouding 46 54 en
bij 3,96% vet (is vetgehalte Nederlandse melk) dan komt de verhouding op
48 52 te liggen.
Uit de desbetreffende cijfers blijkt dat in Nederland gedurende de laatste 15
jaar een prijsverschuiving heeft plaatsgevonden van voor het melkvet en
voor het melkeiwit, maar voor het melkvet en voor het melkeiwit.
IN het algemeen kan men stellen dat de zaak rond het vet- en eiwitgehalte
in de melk de laatste jaren sterk in discussie en in beweging is. Er gaan
stemmen op die zeggen dat de in dit artikel genoemde (slapende) eiwitcom
missie tot nieuw leven gewekt mot wordn. Anderen menen dat er een nieuwe
commissie moet komen, bestaande uit commerciële zuivelmensen, uit veeteelt
en fokkerij deskundigen en uit zuivelbeleidsmensen; weer anderen vragen zich
af in hoeverre het commercieel verantwoord is'de verschuivingen tussen vet en
eiwit, ten gunste van het laatste, nog verder door te voeren. Wat is de vraag,
wat is de koopkracht, kortom hoever moet men gaan. De hamvraag is natuur
lijk waar de meest optimale verhouding in de toekomst ligt. Zij die eiwit wil
len, moeten het ook kunnen betalen.
Worstelend met al deze problemen heeft de Commissie Melkveehouderij van
het Landbouwschap in overleg met de drie Centrale Landbouworganisaties, met
de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond FNZ, met de Vereeniging voor Zuivel
industrie n Mlkhygiëne WZM en met het Centraal Orgaan voor Melkhygiëne
COM, het Dagelijks Bestuur van het Landbouwschap de vraag voorgelegd of
het niet zinvol is over deze zaak (en over de uitbetaling naar kwaliteit) een
studiedag te beleggen.
Het antwoord was positief. Op 23 augustus as. wordt in de bioscoopzaal van
„Hoog Brabant" te Utrecht deze zaak ter discussie gesteld. Deskundige inleiders
en forumleden zullen hun visie geven over de uitbetaling van de boederijmelk
naar samenstelling en kwaliteit. Daar het iedere veehouder raakt, wordt een
grote belangstelling verwacht. Het conceptprogramma luidt als volgt:
10.15 uur: Opening door Drs. R. Zijlstra.
10.30 uur: Inleiding door Prof J. Mol (Voorz. Centraal Orgaan voor Melk
hygiëne). „Uitbetaling van boerderijmelk naar hygiënische kwali
teit." (Het puntenstelsel zal tijdens deze inleiding aan de orde
komen).
11.00 uur: Inleiding door Ir. J. M. van der Bas (direkteur Boter-, Kaas- en
Melkproductencontrolestation te Den Haag). „Residuen van be
strijdingsmiddelen in de boederijmelk".
11.30 uur: Forumdiscussie met in het forum: Dr. Ir. Th. Galesloot als voor
zitter (voorzitter Technische Commissie van het C.O.M.); Prof. J.
Mol; Ir. A. W. de Graaf (secr. Bond van Coöperatieve Zuivelfa
brieken in Friesland); Drs. L. van Hoepen (voorzitter S.V.M.) en
Ir. J. .M van der Bas.
12.45 uur: Lunchpauze.
14.00 uur: Inleiding door Drs. H. Schelhaas (secretaris F.N.Z.). „Uitbetaling
van de boerderijmelk naar vet/eiwitsamenstelling".
14.30 uur: Forumdiscussie met in het forum: Drs. L. P. A. M. Oomens (pres.-
direkteur Zuid-Nederlandse Meikind.); Drs. J. I. M. Vriend (Hoofd
sectie Zuivel van de afd. Marktordening van het Ministerie van
Landbouw); Drs. H. Schelhaas (secretaris F.N.Z.); Drs. C. Timmer
(direkteur Coöperatie Melk Centrale).
16.00 uur: Sluiting door de heer P. J. Loonen (voorzitter Commissie Melkvee
houderij van het Landbouwschap).
Dan wordt het tijd, dat U Manus in de arm
neemt. Een mens heeft tenslotte maar twee
handen. Manus biedt met zijn internationale
know-how, automatisering en dichte dealernet
alles wat U nodig heeft.
Laat Manus met zijn melkwinningsapparatuur
voortaan maar die duizendpoot in Uw bedrijf
zijn. Dan bent U beter af.
Over variaties in bijvoorbeeld visgraatstallen
heeft U bij Manus niet te klagen. Manus
ontwikkelde zelf diverse typen. Over de
verdere range van onze produkten kunnen we
kort zijn: roestvrijstalen klauw, brijvoederauto-
maat, lichtsignalering, afname-apparatuur,
manurotor, was- en reinigingsapparatuur,
meesters in melkwinning
automatische afsluithekken, voederautomaten,
pulsator. Manus heeft het.
Industrieweg 91 - Zutphen - Tel. 05750-15344