„Suffix" in het strijdperk tegen de wilde haver KORTE WENKEN Bestrijding bladluizen in tarwe Nogmaals de bestrijding van toprol en bladluizen in consumptie-aardappelen 7 «TELDE HAVER is een van de lastigste eni moeilijkst te YV bestrijden onkruiden in de graanteelt. Gelukkig is het wilde-haverprobleem in Nederland nog vrij beperkt. Toch is in bepaalde gebieden, waaronder Zeeland, de Verordening wilde-haverbestrijding" van kracht en de bestrijding ervan verplicht gesteld. De administratieve uitvoering ervan berust bij de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap voor Zeeland, die de ontheffingsaenvra- gen mede beoordeelt. In 1973 waren dit er overigens nog maar 5, waarvan er echter slechts twee verleend werden. Deze kwamen alleen nog maar uit Zeeuws-Vlaanderen. De controle op de uitvoering berust bij de A.I.D. Dat niet iedereen zich aan de Verordening heeft gehouden blijkt uit de opgemaakte processen-verbaal, n.l. 79. Daarvan vielen er 5 op Schouwen-Duiveland, 12 op Zuid-Beve land, 11 op Walcheren en 51 in Zeeuws-Vlaanderen. Uit de rapporten blijkt dat er bijv. op Zuid-Beveland weer meer wilde haver was dan vorig jaar, terwijl ook op Wal cheren een lichte verspreiding geconstateerd werd. De controleurs daar zoeken de oorzaak in vervuilde combines en in enkele gevallen ook via vlas en uienzaad. Vooral in het zilveruienzaad, dat vermeerderd wordt in Italië en Israël, werd het voorkomen van wilde haver geconsta teerd. Zowel in Oost als West Zeeuws-Vlaanderen werd in 1973 een lichte toename van besmetting geconstateerd. Rubriceren van de P.V.'s naar het aantal geschatte wil de-ha ver planten in Zeeland gaf het volgende beeld: beneden de 100 planten per ha 100500 planten per ha 5001000 planten per ha meer dan 1000 planten per ha 33 p.v.'s 36 p.v.'s 7 p.v.'s 3 p.v.'s nen. Deze soort kiemt hoofdzakelijk in het najaar en is wintervast, m.a.w. ook strenge vorst kan niet voor een natuurlijke opruiming zorg dragen. Daar komt nog bij dat een deel van het zaad pas in het voorjaar kiemt. A. fatua die in Nederland voorkomt, kiemt voornamelijk in het voorjaar en is niet vorstbestendig. Kieming van beide soorten vindt over 'n lange periode plaats en kan tot be gin mei doorgaan. Hieruit volgt dat tegelijkertijd vele verschillende ontwikkelingsstadia van wilde-haverplant- jes naast elkaar zullen voorkomen en dat daarom de be strijding liefst zo laat mogelijk zal moeten plaatsvinden om alle kiemers te treffen. De moeilijkheid is dus in het bijzonder dat er grasach tige planten van uiteenlopende ontwikkeling getroffen moeten worden in een ander grasachtig gewas dat hier van geen schade mag ondervinden. Vooral de „laat-kie- mers" mogen niet ontsnappen, omdat zij dan juist weer de basis voor een nieuwe vermeerderingscyclus zouden kunnen gaan vormen. MIETTEGEN STAAN DE het opschonen en vernietigen W van planten blijkt dus het wilde-haverkwaad nog steeds niet verdwenen te zijn. Ook hygiënische maatrege len als zaadzuivering, schoonmaken maaidorsers, ploegen, branden van de stoppel enz., geven geen afdoend resul taat. Chemische bestrijding moet de oplossing bieden. Al hoewel de laatste jaren een aantal specifieke wilde-ha- verbestrijdingsmiddelen is ontwikkeld en op de markt gekomen, bleek steeds opnieuw dat deze niet volledig vol deden aan eisen die eraan gesteld moeten worden. WILDE-HAVERBESTRIJDING is geen specifiek Ne derlands probleem. Vrijwel in alle landbouwge bieden waar tarwe en gerst worden verbouwd, wordt wil de haver aangetroffen. Er zijn zelfs gebieden waar van een „epidemie" gesproken zou kunnen worden. Alleen al in Canada is zo'n 17.000.000 ha bouwland (4.7 x oppervl. van Nederland) met wilde haver besmet. In Engeland verdubbelde het besmette areaal in vijf jaar tijd tot 800.000 ha. Groot zijn de problemen ook in de lan den rondom de Middellandse Zee, zoals in Marokko, Tunesië, Griekenland, Italië, Spanje en Portugal. Maar ook het meer gematigde klimaat gebied van West- Europa, waaronder de Beneluxlanden, heeft met de problemen van wilde-haverbestrijding te maken. Naar schatting is in Nederland zo'n 20 a 30.000 ha bouwland in enige mate met wilde haver besmet; een cijfer dat ook voor België wordt aangenomen. OVER de hele wereld bekeken doen de grootste pro blemen zich voor met A. ludoviciana in wintergra IN het Personeelsblad „Olie" van de Kon. Shell Groep waaraan wij een en ander ontlenen, wordt aandacht aan een bestrijdingsmiddel tegen wilde haver besteed, dat Shell Research ontwikkeld heeft en door de P.D. dit jaar voor ons land is toegelaten. Met de nadruk op de late kieming is men erin geslaagd 'een produkt te ontwikke len dat specifiek op wilde haver werkt, maar daarbij on afhankelijk is van het ontwikkelingsstadium van het on- Bij Wildehaverzaden is het kafje zwaar behaard en heeft een ongveer' 3 cm lange geknikte kafnaald. kruid. Men kan met dit middel namelijk nog spuiten in een gewas dat reeds zover is ontwikkeld dat ook de laat ste kiemers nog worden meegenomen. Een ander zeer be langrijk voordeel is, dat men de beslissing om al of niet te spuiten zeer lang kan uitstellen. Ook kan een dag met goed spuitweer worden afgewacht. Dit produkt, dat de naam Suffixheeft gekregen, werd vrt-GOO veldproeven verspreid over 30 landen getest. Meer dan 150 tarwevariëteiten waren in het programma opge nomen. „Suffix" bleek hierbij volledig veilig voor het ge was. en gaf bedrijfszekere resultaten. De werking van JSuffia?' is tegelijk eenvoudig en vernuftig. Het produkt veroorzaakt groeiremming in de wilde-haverplant, door dat het proces van celstrekking in de stengel wordt stil gezet. Bij de tarwe gebeurt niets en deze groeit dan ook normaal door. De gebruikte dosering en het tijdstip van toepassing geven de tarwe de kans de wilde haver volle dig te overgroeien voordat deze zich van de groeiremming Kan herstellen. De wilde-haverplantjes kunnen de con currentie niet meer aan en sterven vervolgens af. JSuffix" is zo specifiek, dat het middel alleen in tar we gebruikt kan worden. Voortgezet onderzoek met het doel te komen tot een herbicide die ook bruikbaar is voor gerst, heeft uiteindelijk geleid tot het vinden van Bar- non", een verbinding die analoog is aan Suffix", vogens hetzelfde principe werkt en die in 1974 op de wereldmarkt zal verschijnen. Al met al zeer waardevolle ontwikkelin gen. Omtrent het toepassen van Suffix kan nog worden opgemerkt dat breedbladige onkruiden bij voorkeur vóór de Suffix-toepassing bestreden dienen te worden. Daar bij moet minstens een week tussenruimte aangehouden worden. Verder is van belang dat nooit andere herbici den met Suffix gemengd mogen worden, wel alle fun- giciden en COC. Menging moet echter nooit als routine worden beschouwd. Zowel voor de Suffix-toepassing als voor een andere bespuiting dient het juiste tijdstip te worden gekozen. Alleen indien deze tijdstippen samen vallen kan gemengd worden. BI. C.A.R. Zevenbergen AKKERBOUW OM GRASZAAD TE DROGEN met meer dan 40 vocht, is het gewenst eerst 24 uur onverwarmde lucht door te blazen. Voor een snelle droging is het gewenst hierna de lucht wat op te warmen. Het graszaad enkele keren omscheppen bevordert de regelmatige droging. Zo dra het zaad tot 18 vocht is teruggedroogd behoeft de lucht niet meer opgewarmd te worden. DE KIEMKRACHT VAN GRASSZADEN kan achter uitgaan door een te hoge temperatuur bij het drogen en de bewaring. Het is dan ook van groot belang de tempe ratuur van het graszaad vooral bij het drogen regelmatig voor het drogen van graszaden mag niet boven 30 C wor- te kontroleren. Deze mag niet boven 30 C komen. De lucht voor het drogen van graszaden mag niet boven 30 C worden opgewarmd. Zodra het graszaad maar 13 a 14 vocht meer bevat, is het gewenst af en toe eens te ven tileren met koude, droge buitenlucht. VEEHOUDERIJ MAAGDARMWORMEN kunnen zeer veel schade toe brengen aan de kalveren. Doe deze jonge dieren daarom pas buiten, als de eerste snede gras is gemaaid. Hiermee word de kans op besmetting al een stuk kleiner. Bedenk dat voorkomen nog steeds beter is dan genezen. IN NIEUW GRASLAND kunnen mollen veel schade aanrichten. De grasmat wordt vaak doorwoeld met als ge volg een holle zode. Probeer dan ook de mollen te vangen met klemmen of te vernietigen met mollendood. BETONVLOEREN VOOR ERF OF SCHUUR kunnen heel goed in eigen werk worden gemaakt. Let daarbij op de juiste verhouding van cement (1 deel) zand (2 delen) grint (2 delen). Bescherm het gemaakte werk tegen re gen en zon maar houdt het vochtig tot het geheel hard is geworden. WORMSTEKIGHEID IN ERWTEN wordt veroorzaakt door een rupsje van een klein, grauw vlindertje, dat men 's avonds boven de erwtenpercelen kan zien vliegen. De eerste bestrijding moet gebeuren als aan de rand van het perceel de oudste percelen beginnen te zwellen. De tweede bestrijding is een week later. Parathion en diazinon kunt u aanwenden tot 10 dagen voor de oogst, gardona tot 4 dagen voor de oogst. DE MELIGE KOOLLUIS in kool komt voor aan de on derkant van de koolbladeren en in het hart van de kooi. Ze doet daar veel schade. Met parathion is deze luis moei lijk te bestrijden. Tot 4 weken voor de oogst kunt u beter spuiten met 1 l Meta-systox R, 1 l thiometon of 1 l Di- mecron per ha. STAMSLABONEN ALS TWEEDE GEWAS kunnen tot uitelijk 5 juli worden gezaaid. Hierna zaaien geeft bijna altijd een te lage opbrengst. Stamslabonen vereisen een kruimelige bouwvoor met daarnaast voldoende openin gen voor een goede bodemventilatie. Meestal is dit te be reiken door de stoppel van het eerste gewas te cutivate- ren, 15 cm diep te ploegen en hierna met een rotor egge te verkruimelen. In het artikel „De maand juni op Z.W. landbouwbedrijf" van het C.A.R.Goes in ons nummer van 31 "mei j:l: wor den een aantal middelen vermeld die toegelaten zijn voor de bladluisbestrijding in tarwe. Bayer Nederland B.V. te Arnhem wijst ons erop dat daartoe ook het preparaat Metasystox R behoort toegelaten onder nummer 4872 N, mits dit middel toegepast wordt met een spuitmachine in een dosering van 0,75 ltr/ha en niet met gebruikmaking van een vliegtuig. Alhoewel de heer Vcrhage van C.A.R.Goes de vori ge week in dit blad reeds uitvoerig aandacht besteedde aan de bestrijding van toprol en bladluizen in aardappe len, deze week nog een ongeveer gelijkluidend bericht van ir. M. Heuver, consulent voor Planteziekten en On kruid bestrijding in de Landbouw te Wageningen. Dit luidt: „Vorig jaar heeft de bestrijding van bladluizen in aard appelen plaatselijk nogal moeilijkheden opgeleverd. Door een al te regelmatig spuiten werden de bladluizen onge- veilig terwijl de natuurlijke vijanden van de bladluizen, die anders vaak in staat zijn de bladluispopulatie enigs zins in de hand te houden wel werden gedood. Bij de be strijding van vergelingsziekte in bieten is inmiddels dit voorjaar gebleken dat opnieuw resistente groene perzik luizen voorkomen. We zullen daarom in aardappelen eveneens rekening moeten houden met het voorkomen van ongevoelige bladluizen. Het is daarom van 't grootste belang met overleg de situatie te benaderen en beslist niet meer te spuiten dan strikt noodzakelijk is. Deze noodzaak doet zich voorlopig alleen voor in gebie den waar in 't verleden schade door toprol is pgetreden. Toprol wordt veroorzaakt door de aardappeltopluis, die nog wel goed te bestrijden is met parathion en de gebruikelijke sijstemisdhie luisdodenden midde len. Bij een vroeg uitgevoerde bespuiting wordt aan lieveheersbeestjes en andere natuurlijke vijanden van bladluizen en minste schade toegebracht. Het advies voor de bestrijding van toprol luidt daarom voor dit jaar: Zo spoedig mogelijk, liefst vóór 15 juni, één bespuiting uitvoeren met parathion of een systemisch luisdodend middel. Herhaling van de be spuiting is ongewenst en doet meer kwaad dan goed. Mocht later in de tijd de bladluissituatie i.v.m. resistente groene perzikluizen toch uit de hand lopen, dan kan zo nodig worden gespoten met Pyrimor."

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 7