Hl 15 JAAR DEMONSTR ATIEBEDRIJF ZEEUWS-VLAANDEREN 10 C.AJR. - Goes Ing. A. BAKKER In 1958 nam de „Stichting Demonstratiebedrijf Zeeuwse h-Vlaanderen" de exploitatie in handen van het Demon- stratiebedrijf in de Braakmanpolder (te Biervliet) die toen pas in cultuur was gebracht. Het bestuur was gevormd uit vertegenwoordigers van de afdelingen c.q. kringen der C.B.T.B., N.C.B. en ZLM in Zeeuwsch-Vlaanderen. De bedrijfsgrootte bedroeg bij de oprichting 22,30 ha cultuurgrond. Bij een verantwoorde onderlinge verhouding van grond, arbeid en kapitaal (o.a. de inventaris), moest een doelmatige bedrijfsvoering kunnen worden getoond aan de praktijk. Dit is altijd het doel van het Demonstratie-bedrijf geweest. De bedrijfseconomische resultaten ten aanzien van de ontwikkeling van kosten en opbrengsten hebben dan ook altijd in het middelpunt van de belang stelling gestaan. In dit artikel wordt weergegeven hoe het demonstratiebedrijf zich in de voorbije 15 jaren heeft ontwikkeld. De bedrijfseconomische resultaten worden hierbij nader geanalyseerd. BEDRIJF SOPZET - BOUWPLAN BIJ de oprichting van het bedrijf in 1958 werd gekozen voor een gemengde bedrijfsopzet. Van de 22,30 ha cultuurgrond was 3 ha grasland, waarop mestvee werd ge houden. Na 4 jaar, in 1962 dus, werd dit grasland gescheurd vanwege toen tegenvallende resultaten en het feit dat alle grond van het bedrijf (ook het grasland) goed geschikt gebouwd voor 150 ton uien. Dit gedeelte, 15 x 10 m, wordt aan 3 zijden dichtgebouwd met houten drukvaste en geïsoleerde wanden, afgedekt met golfplaten. De uien werden vroeger van het veld verkocht maar wor den nu afgezet via de uienpool van Cebeco - Zuidwest. De bestaande pachtschuur is vanwege haar vorm en bestaande stalruimte en de ingebouwde aardappelcellen te krap gewor den. Voor de bouw van deze hangar is ook subsidie toege zegd in het kader van de Bijdrageregeling voor Agarische Bedrijfsgebouwen. BEDRIJFSECONOMISCHE RESULTATEN y!AN het bedrijf wordt een bedrijfseconomische boekhou ding bijgehouden, als zijnde een normaal landbouw bedrijf; dus exclusief die specifieke bestuurskosten van de Stichting en gerekend met berekende arbeidskosten voor de bedrijfsleider volgens L.E.I.-normen. De afschrijving gebeurt uiteraard op basis van vervangingswaarde en over al het geïnvesteerde en omlopend kapitaal wordt rente berekend. In het volgende overzicht de ontwikkeling van de totale opbrengsten, kosten en netto-overschot sinds de oprichting van het bedrijf. Gegevens per ha cultuurgrond Netto-overschot Laatstgenoemd gewas is vanaf 1971 in de plaats gekomen van de luzerne. In 1971, 1972 en 1973 werden als diverse gewassen respectievelijk winterpeen, graszaad en korrelmais geteeld. In 1974 bestaan de „diverse" gewassen uit stam- slabonen voor conserven als contractteelt. In de loop der jaren is het percentage hakvruchten sterk opgeklommen: 28 in 1958, 38 in 1962, 57 in 1966 en 63 gedurende de laatste jaren. Oogstjaar Opbrengsten Kosten Jaarlijks 3jaarl. voort- schr. gem. 1958 2546 1960 586 X 1959 2476 1938 538 455 1960 2125 1883 242 380 1961 2359 1998 361 531 1962 2758 1769 989 454 1963 1955 1942 13 576 1964 2874 2148 726 533 1965 3305 2446 859 729 1966 2779 2177 602 490 1967 2492 2484 8 250 1968 2854 2713 141 473 1969 4181 2910 1271 592 1970 3399 3036 363 477 1971 2968 3171 203 600 1972 4747 3106 1641 X I v— Bij de opening in 1958. toen er naast de bedrijfsleider nog een vaste arbeidskracht op het bedritf was. bleek te zijn voor akkerbouw, met name voor hakvruchten als aardappelen en bieten. Voor het op peil houden van de organische stof voorziening werd in plaats van het grasland en stalmest in 1962 luzerne in het bouwplan opgenomen. De arbeidsbezetting bestond uit twee man. Reeds in 1966 werd overgegaan op een éénmansbedrijf dat toen door de sterk stijgende arbeidskosten op deze be drijfsgrootte de meest optimale bedrijfsopzet bleek te zijn. Doordat de voorjaarsmechanisatie bij de suikerbietenteelt en de chemische onkruidbestrijding nieuwe mogelijkheden boden, werden de hakvruchten bij deze eenmansopzet ge handhaafd en zelfs uitgebreid. Ook werden zaaiuien in het bouwplan opgenomen. In 1971 kon door bijpachten het bedrijf vergroot werdien tot 26 ha cultuurgrond. Het volgende overzicht geeft weer hoe het bouwplan zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld. Bouwplan in procenten van de oppervlakte cultuurgrond Jaar Gewas 1958 1962 1966 1970 1972 1974 Wintertarwe 13 25 25 25 27 13 Zomergerst 27 2 12 Consumptie aardappelen 12 13 27 26 25 23 Suikerbieten 16 25 25 25 23 27 Zaaiuien 5 10 13 13 Erwten 12 13 6 Luzerne 12 12 12 Diversen 7 12 12 12 Grasland 13 Het bouwplan heeft vrijwel altijd voor ongeveer V4 deel uit granen bestaan. Door tegenvallende kg-opbrengsten van de wintertarwe wordt vanaf 1973 de helft van de granen in genomen door zomergerst, diie op deze grond gemiddeld een hogere kg-opbrengst per ha geeft dan wintertarwe. Ver der bestaat het bouwplan voor deel uit consumptieaard appelen, y4 deel suikerbieten, Vh deej zaaiuien en J/8 deel diversen. Het deel „diversen" is altijd wisselend van samen stelling geweest, afhankelijk van de dan geldende situatie, en bestond vroeger uit blauwmaanzaad, vlas of graszaad. MECHANISATIE IJEEDS bij de oprichting van het bedrijf werd voor de trekkracht uitgegaan van één trekker met een een voudige basisinventaris. De oogstwerkzaamheden met gro tere machines en het poten en sproeien werden door die loon werker uitgevoerd. Hierin is heel wat verandering gekomen. In 1963 werd een sproeimachine aangeschaft. Het precisiezaaien van bieten, aardappelen poten en de oogst van de granen zijn nóg altijd loonwerk. De oogst van de aardappelen en uien gebeurt echter in een samenwerkingsverband met twee naburige be drijven. Hierop wordt in het vervolg van dit artikel nog uit voerig ingegaan. Het rooien van de suikerbieten was lange tijd loonwerk. Sinds 1972 worden de bieten door de bedrijfs leider zelf gerooid. Hij gebruikt hiervoor een éénrijige bun kerrooier van iemand van de samenwerkingsvorm tegen een bepaald tarief per ha. Ook de afvoer naar de fabriek gebeurt door de bedrijfsleider zelf, waarvoor enkele jaren geleden een voorlader is aangeschaft. De nieuwwaarde van de in ventaris, werktuigen en trekker, is sterk gestegen. Bedroeg dieze nieuwwaarde in 1962 nog 1.590,— per ha, in 1966 was dit 2.504,en in 1972 reeds 3.520,per ha. GEBOUWEN EN INRICHTING |^A het scheuren van het grasland had de veestal zijn eigenlijke bestemming verloren. Deze werd daarom uitgebroken en ingericht als ontvangstruimte voor excur sies. Met eigen arbeid werd de bestaande velddreef verhard met betonstroken. Tevens werd een verharde opslagplaats voor bieten (10 x 17 m) gemaakt met kasseien. In 1962 werd in de bestaande schuur een luchtgekoelde vorst vrije aardiappelbewaarplaats gebouwd voor 75 ton. In 1972 en 1973 is deze uitgebreid tot 210 ton aardappelopslag. De gemiddeld nog resterende 80 ton wordt provisorisch tot november opgeslagen. De aardappelen worden momenteel in drie keer tegen dagprijs verkocht. In 1968 werd een machineberging achter de schuur ge bouwd van 12 x 6 m. Op dit moment zijn er vergevorderde plannen om deze zomer een nieuwe hangar te bouwen van 15 x 20 m. Hierin wordt een luchtgekoeldie bewaarplaats De geldopbrengsten vertonen vooral de laatste jaren grote verschillen per jaar, sterk afhankelijk van de gemaakte aardappel- en uienprijzen. De opbrengsten zijn over de laatste jaren evenwel behoorlijk gestegen dankzij de gemid deld goede geldopbrengsten van aardappelen en uien. De kosten zijn sterk gestegen, hoewel deze op dit bedrijf verhoudingsgewijs redelijk goed in de handi zijn gebleven. De terugval in de kosten in 1962 wordt veroorzaakt doordat in dat jaar het vee is afgestoten. In 1966 is overgegaan op het éénmansbedrijf. De laatste jaren is de kostenstijging beperkt gebleven van wege eigen oogstwerkzaamheden middels de samenwerkings vorm, eigen bietentransport en eigen opslag van de aard appelen in plaats van bij derdien. Ook de bedrijfsvergroting met 4 ha in 1971 heeft op de kosten per ha een gunstige invloed gehad. Vanaf 1962 tot 1971 zijn de kosten in 9 jaar met 77 ge stegen, terwijl de opbrengsten gerekend met 3 jaarlijkse ge middelden in genoemde periode van 1961/1963 tot 1970/1972 met 57 zijn gestegen. Het netto-overschot vertoont vooral de laatste jaren zeer grote verschillen per jaar. Daarom is het beter hier te kijken naar het 3-jaarlijks voortschrijdend gemiddelde. We kunnen stellen dat het netto-overschot per ha in deze 15 jaar onge veer gelijk is gebleven. Dit betekent diat dankzij allerlei aan passingen de kostenstijgingen van het bedrijf zijn opgevan gen. Zo zijn de arbeidskosten in deze periode ongeveer verdrie voudigd, de rentekosten en afschrijvingen zeer sterk geste gen doordat de rentevoet en de vervangingswaarde van in ventaris en pachtersinvensteringen veel hoger zijn geworden. Al deze kosten, voor een deel dus berekende kosten en be drijfseconomisch in rekening gebracht zijn dus door hogere opbrengsten goedgemaakt. De uiteindelijke bedrijfseconomi sche winst komt echter ongeveer op hetzelfde bedrag uit als 15 jaar geleden! Het is interessant dit eens te vergelijken met de situatie op de L.E.I.-bedrijven in Zeeland. Deze bedrijven zijn ge middeld 30 a 40 ha, dus groter in oppervlakte dan het De monstratiebedrijf.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 10