11 Het is gewenst om deze bespuiting na onge veer 3 dagen te herhalen. Hiervoor is men aangewezen op parathion 25 in een dose ring van 1 ltr of 1 kg per ha. Het gebruik van DDT is niet meer toegestaan. Wormstekigheid kan worden voorkomen door een bespuiting uit te voeren met para thion 25 (1.6 ltr of kg/ha), diazinon (2.5 ltr of kg/ha), mevinfos (2 ltr/ha) of tetra- chloorvinfos (4 ltr/ha) voor de rupjes zich hebben kunnen inboren. Voor de bepaling van dit tijdstip gaat men meestal af op de ontwikkeling van de peul. De eerste bespui ting moet worden uitgevoerd wanneer aan de rand van het perceel de oudste peulen be ginnen te zwellen. Een eventuele tweede be spuiting moet dan ongeveer een week na de eerste worden uitgevoerd. NB. Vooral bij de conservenerwten kan de veiligheidstermijn weieens beperkingen in de keuze van het middel opleggen. GRANEN Op dit moment (half mei) staat het graan er nog gezond bij wat betreft de aantasting door bladziekten. iDe verdere ontwikkeling Op verdachte percelen tarwe en zomer- gerst moet men letten qp de aanwezigheid van eitjes van de tarwestengelgalmug op het blad. Bij het uitkomen van de larven uit de eitjes moet een bespuiting worden uitge voerd met 1 kg/ltr parathion 25 of 1 ltr fenitrothion per hectare. Hoewel de tijd voor het toedienen van een overbemesting met kalksalpeter op de wintertarwe nu eigenlijk voorbij is, kan op te lichte tarwe nog met ureum worden gespoten. Dit moet wel ge beuren voor het in de aar komen. In verband met de kans op verbranding is 50 kg ureum per ha wel maximaal. MAIS niet system!sche middelen (dithiocarbamaten) maneb, diverse merken 2.0 kg/ha Duphar Dithane M 45 2.0 kg/ha Miltoxan 2.0 kg/ha Vondtoreb 2.0 kg/ha De bladluizen veroorzaken in tarwe de meeste schade in de periode van de bloei tot het melkrijpheidsstadium. Men dient tot de bestrijding van de bladluis over te gaan wan neer per halm minstens 10 luizen aanwezig zijn. De volgende luisbestrijdingsmiddelen zijn in tarwe toegelaten: systemische: thiometon (vele merken) 1 ltr/ha ddmethoaat 40 (Rogor en Perfektion) 0.5 ltr/ha niet systemisch: formothion (Formothion Sandoz 25) 1 ltr/ha malathion U.L.V. (Liro-malathion UJL.V.) 1 ltr/ha De aardappelvoorraadpositie lijkt momenteel zodanig dat bij het nog verder zakken van de prijs aantrekkelijk wordt aardappelen op stal of weide bij te voeren en daarnaast het overschot in te kuilen. 2JOLANG het gewas niet meer dan 6 blaadjes heeft, kan tegen zaadonkrui- den en tevens tegen kweek en andere gras- achtigen nog gespoten worden met 23 kg atrazin speciale uitvloeier. Wortelonkrui den als o.a. klein hoefblad en aardappelop slag zijn chemisch haast niet te bestrijden. Groeistoffen zijn in mais niet toegelaten en bovendien niet verantwoord. Machinaal schoffelen doet kort na de op komst weinig schade, in een later stadium kan echter schade ontstaan doordat dan te veel wortels worden beschadigd. Tegen klein hoefblad kan een bespuiting tussen de rijen met een zware concentratie DNOC nog uitkomst bieden. Ook tijdens deze maand zal er nog een groot deel van het ruwvoer gewonnen moeten worden voor de stalperiode. Maai tijdig en zorg er zoveel mogelijk voor dat het gras snel opnieuw kan gaan groeien. van de aantasting door blad- en aarziekten zal sterk afhangen van het weertype in de voor ons liggende periode. Indien bij gerst geen gebruik is gemaakt van een meeldauwresistent ras of van een zaadbehandeling met Milstem, kan een be spuiting met een meeldauwbestrijdiingsmid- del noodzakelijk zijn. Wanneer in het gewas het 3e blad van boven voor 1015 met schimmelpluis is bedekt, kan een bespuiting met de volgende middelen worden uitge voerd: Calixin 0.75 ltr/ha Milgo E Asepta Furginex 1.0 ltr/ha Imugan Deze middelen kunnen gemengd worden met MCPA of MCPP. De indruk bestaat dat bij tarwe laat op tredende meeldauw, die het vlagblad en de aar aantast, de meeste schade veroorzaakt. Met een eventuele bestrijding kan daarom beter worden gewacht tot het laatste blad is gevormd. Naast de voor de gerst genoem de middelen kan men in tarwe ook gebruik maken van spuitzwavel (5 kg 0.1 ltr uit vloeier). Gezien het geringe effect van deze middelen op meeldauw in tarwe moet bij de schimmelbestrijding de klemtoon worden ge legd op de bestrijding van de afrijpingsziek ten. Daarom is, gezien het effect op de later optredende afrijpingsziekten, in die gevallen waarin kort voor het in aar komen veel meeldauw in de tarwe voorkomt, een com binatie van dithiocarbamaten en spuitzwavel het meest aantrekkelijk. Voor de bestrijding van de afrijpingsziek ten komen in de eerste plaats de systemi sche middelen in aanmerking. De beste resultaten worden bereikt wanneer bij het begin van de bloei één behandeling met deze middelen wordt uitgevoerd. Men kan echter ook gebruik maken van middelen op basis van dithiocarbamaten, ge combineerd met spuitzwavel. De eerste be spuiting wordt dan uitgevoerd als het vlag blad gevormd is, kort voor het in de aar komen; de tweede behandeling eveneens bij het begin van de bloei. Voor de bestrijding van de afrijpingsziekten in tarwe kan men gebruik maken van de volgende middelen: i systemische middelen dosering Benlate maneb 0.5 2 kg/ha Bavistin M 4.0 Derosal maneb 0.5 2 kg/ha AA topsan 3.0 Topsin M maneb 1.0 2 kg/ha niet systemische middelen (dithiocarbamaten spuitzwavel) Goldion spuitpoeder 5.0 kg/ha AiAmasul 5.0 kg/ha Cryptosan 5.0 kg/ha STAMBONEN Vffr ^OOR de late zaai van stambonen zijn de omstandigheden, zoals vochtigheid van de grond en het weer vaak minder gun stig voor de langwerkende middelen. Meestal is dan na opkomst van het gewas nog een behandeling nodig met diinoseb-acetaat (Ivo- sit) of dinoseb (DNPB). 'Deze middelen moe ten met veel water en een grove druppel worden gespoten. Beide middelen kunnen worden toegepast wanneer de bonen de eer ste twee niet-samengestelde blaadjes bezit ten. Een bespuiting moet in of tegen de avond worden uitgevoerd als de bladeren schuin van de stengel afhangen. Dit zgn. slaapstadium moet nauwkeurig in acht wor den genomen, omdat anders gemakkelijk schade optreedt. Ivosit moet in een dosering van 3 kg/ha op een droog gewas warden verspoten, terwijl de grond bij voorkeur vochtig moet zijn. Voor de toepassing van DNPB (67y2 ltr/ha) is het gewenst dat het gewas door enkele dagen droog weer goed is afgehard. Dit middel werkt beter op wat grotere onkruiden. In stamslabonen kan be ter geen DNPB worden gebruikt. Voor bruine bonen, geteeld voor zaaizaad, en enkele rassen stamslabonen is het ge wenst enkele malen een bestrijding uit te Elk jaar komen er ook hu de landbouw vee! ongevallen voor. Hier een demonstratie van het achteroverslaan van een trekker. Deze demonstratie zal ook te zien zijn op de voorlichtingsdagen „VEILIGHEID IN DE LANDBOUW" op 6 en 7 juni a.s. te Schoondijke. voeren met 4 kg/ha maneb of zineb. Hier mee moet worden begonnen zodra de eerste ziekteverschijnselen worden waargenomen. Deze bespuiting moet om de 10—12 dagen worden herhaald. SUIKERBIETEN QEZIEN de dit jaar toch wel zeer on regelmatige opkomst is de kans op vervuiling van de bietenpercelen groter dan normaal. Een volvelds- of een rijenbespui- ting met de bestaande apparatuur heeft op dit tijdstip van het jaar weinig zin meer. Een te groot deel van de grond wordt door het blad van de bietenplantjes afgeschermd. 'Het blad werkt dan als een paraplu voor de eronder kiemende onkruiden. Voor het geval dat een late chemische on- kruidbestrijding noodzakelijk wordt geacht, is een meer aangepaste rijenspuit vereist. De rijenspuit kan dan als volgt worden aan gepast: Per rij worden in dit geval twee spuitdoppen gebruikt, die elkaar volledig overlappen. Deze spuitdoppen moeten ï.vm. de afstelling, aan een T-vormige constructie in draaibare koppen aan de sleepvoet worden gemonteerd. De sleepvoet moet tussen de rijen lopen, waardoor een markering om de rij te volgen wel gewenst is. Om het naar beneden hangende blad op te kunnen lichten, kan aan de sleepvoet een bladlichtertje wor den bevestigd (zie Landbouwmechanisatie no. 25-04). Met een aldus aangepaste rijen spuit is het dan mogelijk om nog een late rijenbespuiting uit te voeren met 6 ltr Beta- nal evt. 5 ltr Schering 11 E olie of 2 kg Pyramin) of 3 kg Pyramin 2 ltr Citowett Of de toepassing van Betanal in juni moge lijk is zal afhangen van de dan heersende temperaturen. Bij een temperatuur van meer dan 18° C is de kans op schade reëel. De toepassing van Pyramin Citowett is onder deze omstandigheden meer op zijn plaats. Deze combinatie van middelen werkt dan vrij straf op het reeds bovenstaande onkruid. In noodgevallen kan men een bespuiting met Gramoxone (4 ltr) tussen de rijen uitvoeren tegen onkruiden als o.a. kweek, duist, klein hoefblad, aardappelopslag. Hiertoe moet de rijenspuit worden voorzien van goede af- schermkappen. Een ander probleem vormen de onkruid- of opslagbieten. Deze z.g. eenjarige zaad dragers schieten zeer vroeg in het zaad en brengen de volgende problemen met zich mee. Zij zijn n.l.: hinderlijk bij de verzorging hinderlijk bij de oogst nadelig voor opbrengst en kwaliteit gevaarlijk door verdere zaadvorming bij schieten in het eerste jaar, waardoor rijp zaad in de bietenvelden wordt verspreid gevaarlijk uit het oogpunt van de bieten- moeheid. Om dit euvel zoveel mogelijk te bestrijden zullen daartoe alle schieters, die voor o.a. 15 juli zichtbaar zijn, moeten worden ver wijderd. Dit kan het beste door de bloeisten- gel in de grond af te steken, zodat de biet niet opnieuw kan uitlopen. Uitgetrokken en tussen de rijen gelegde bieten kunnen n.l. onder vochtige omstandigheden weer aan slaan en doorgroeien. Bladluizen komen dit jaar zeer vroeg in de bieten voor. Reeds werd via de radio en kaarten gewezen op de noodzaak hier in Zeeland tegen te spuiten. Met name in West Zeeuws-Vlaanderen, op Walcheren en in de Zak van Zuid-Beveland was reeds vorige week de toestand kritiek. Elke dag uitstel van de luisbestrijding betekent hier schade. De kans op schade door vergelingsziekte en zuigen door bladluizen is het grootst in late en holstaande gewassen. De combinatie van de slechte opkomst van de bieten met het vroege optreden van de bladluizen maakt de situatie bepaald zorgelijk. Controleer dan ook uw bieten regelmatig. Begin juni is een enkele groene perzikbladluis per plant vol doende om een besmetting met vergelings ziekte tot stand te brengen. Bestrijding vindt plaats met een systemisch insecticide. Wat de bietenvlieg betreft wordt er langs deze weg nog eens op gewezen, dat een be spuiting niet gauw rendabel is. Eerst wan neer de helft van de planten mineergangen vertonen is een bespuiting met parathion, diazinon, Dipterex of dimethoaat verant woord. UIEN Valse meeldauw en bladvlekkenziekte kunnen de opbrengst zeer nadelig be ïnvloeden. Bovendien zal in een aangetast gewas bewaaruien de werking van een anti- spruitmiddel tegenvallen. De bestrijding van deze loofschimmels moet voorbehoedend .worden uitgevoerd d.m.v. een regelmatige toepassing van maneb /zineb, in een hoeveelheid van 3 kg per ha. In zaaiuien kan het spuitschema worden aan gepast aan de weersomstandigheden, d.w.z. bij gunstige omstandigheden voor de schim mel wekelijks spuiten en in andere gevallen om de 10 14 dagen. Bij aanhoudend koud en vochtig weer kan de bladvlekkenziekte niet geheel afdoende worden onderdrukt met de hiervoor genoemde middelen. Onder der- (Zie verder pa£. 15)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 11