Mest die niet stinkt
Zuiveringsschap Drenthe
al eind op weg!
10
CCHONE lucht en schoon water zijn onontbeerlijke
bestanddelen van ons leven en dat van dier en
plant. Jammer genoeg worden door allerlei oorzaken als
toenemende bevolkingsdichtheid en industrialisatie, wa
ter zowel als lucht langzamerhand zó verontreinigd dat
de overheid door wettelijke maatregelen hierin verbete
ring tracht te brengen. Zo is in de strijd tegen de water
verontreiniging de Wet Verontreiniging Oppervlaktewate
ren tot stand gekomen en op 1 december 1970 van kracht
geworden. De uitvoering van deze belangrijke wet is in
een aantal provincies door de provincie zelf ter hand
genomen. In andere provincies, zoals in Zeeland, zijn be
staande waterschappen met de uitvoering van de wet
belast. In Gelderland, Overijssel, Limburg en Drenthe
tenslotte zijn voor de zorg van de kwaliteit van het op
pervlaktewater speciale waterschappen opgericht, de
zgn. zuiveringsschappen.
Drenthe is, wat betreft de uitvoering van de water-
zuiveringsaktiviteiten, al een eind op weg. Daar werd op
15 mei j.l. een rioolwaterzuiveringsinstallatie in gebruik
genomen die te Gieten werd gebouwd. Ter gelegenheid
hiervan werd door het Zuiveringsschap Drenthe een voor
lichtingsbijeenkomst gehouden waarbij een aantal facet
ten van de waterzuiveringsproblematiek werden belicht.
Op enkele aspecten van dit „zuiveringsbedrjjf" willen we
hier in het kort nader ingaan.
OPZET ZUIVERINGSSCHAP DRENTHE
XIET zuiveringsschap Drenthe is op 28 mei 1970 door
provinciale staten van Drenthe opgericht. Tevens
stelden provinciale staten by deze gelegenheid een regle
ment voor het zuiveringsschap vast, hetwelk eind 1971
de vereiste koninklyke goedkeuring heeft gekregen, zo
dat het zuiveringsschap begin 1972 met zyn taak kon be
ginnen. Vóór het zuiveringsschap werd opgericht is er
ook daar nog al wat strijd geweest over de vraag of de
bestaande waterschappen, dan wel de provincie, dan wel
een op te richten zuiveringsschap, met de zorg voor de
kwaliteit van het oppervlaktewater zou worden belast.
Uiteindelijk is de strijd beslist op grond van de overwe
gingen, dat de bestaande waterschappen in onze provin
cie bij het ontbreken van de nodige technische deskun
digheid, niet in staat zijn de watervervuiling met vol
doende middelen tegen te gaan. Bovendien hebben de
bestaande waterschapsgrenzen, evenals de gemeente
grenzen, nadelige invloeden ten opzichte van het kwali
teitsbeheer. Voorts is gesteld, dat een zuiveringsschap
als strikt onafhankelijk en sterk gespecialiseerd orgaan,
de betrokken bevoegdheden effectiever kan uitvoeren
dan een provinciaal bestuur, dat zich by zyn besluitvor
ming moet laten leiden door een afweging van soms
strijdige belangen. Tevens werd gevreesd, dat de be
strijding van de waterverontreiniging slechts één van
de vele provinciale problemen zou worden, waardoor
het gevaar bestaat, dat dit probleem niet die prioriteit
verkrijgt waarop het krachtens de urgentie recht heeft.
Interessant is ook de bestuurssamenstelling van dit zui
veringsschap. Hierbij is uitgegaan van een evenwicht
tUSFon onai-»ii^n nralb. Aftlr /I*» Kalao^init.
betalers zyn en anderzijds de belanghebbenden bij schoon
water welke geen rechtstreekse belastingbetalers zyn.
Als vervuilers zijn aangemerkt de gemeenten en de in
dustrieën als vertegenwoordigers van huishoudelijke- en
industriële vervuilers. Hiervan zijn voor ieder van deze
„vervuilende" groep 5 bestuursleden aangewezen. De
waterschappen welke in het verleden ook het kwaliteits
beheer van een groot deel van het oppervlaktewater had
den, zijn door aanwijzing van 7 bestuursleden samen met
3 bestuursleden van respectievelijk drinkwatervoorzie
ning, volksgezondheid en sport visserij, de vertegenwoor
digers van belanghebbenden bij schoon water. Dit zuive
ringsschap kent naast een algemeen bestuur van 20
leden en een voorzitter, met stemrecht in dit algemeen
bestuur, een dagelyks bestuur van 4 leden en de voor
zitter.
Deze leden worden gekozen door het ajgemeen bestuur
uit de vertegenwoordigende groepen van resp. gemeen
ten, Kamer van Koophandel en Fabrieken, waterschap-
Pen en één dagelyks bestuurslid uit de vertegenwoor
digers van de Drinkwaterleidingmaatschappy Drenthe,
de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid De voor
zitter wordt benoemd door G.S. op aanbeveling van het
algemeen bestuur. Zyn beneming geldt voor de tyd van
6 jaar.
GEVOLGEN VOOR DE LANDBOUW
J\E voorzitter van het zuiveringsschap Drenthe gaf in
zyn uiteenzetting de volgende bijzonderheden over
de opzet en werking van dit zuiveringsschap. De kern
van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren ligt in
het verbod om zonder een vergunning op kunstmatige
wyze afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stof
fen te brengen in het oppervlaktewater. Met dit kunst
matig wordt bedoeld de verontreiniging via riolen of
andere afvoerleidingen zoals greppels e.d Een algemene
maatregel van bestuur, waarbij een verbod wordt inge
steld voor een lozen anders dan met behulp van een
werk is thans in een vergevorderd stadium van voorbe
reiding.
Wat zijn nu voor de agrarische ondernemingen de con
sequenties van het lozingsverbod? In concreto kan wor
den gesteld, dat zonder vergunning van het zuiverings
schap in Drenthe geen gier, dunne mest, mestvocht,
schrob- en spoelwater of andere afvalstoffen van het be
drijf op het oppervlaktewater of op de riolering mag
worden geloosd. Dit betekent, dat deze stoffen via een
gesloten systeem afgevoerd dienen te worden en/of te
worden opgevangen in een gier/mengmestkelder, om
bijv. daarna weer over het land te worden verspreid. Dit
recirculatiesysteem leitd tot een gesloten stoffenkring-
loop, welke ten goede komt aan het biologisch evenwicht
in de natuur. De zo juist genoemde gier/mengmestkelder
mag geen noodoverloop hebben. Voorts zal er voor moe
ten worden gezorgd, dat de kelder een voldoende capa
citeit beeft om de gier, de dunne mest, het mestvocht,
het schrob- en spoelwater en het andere afvalwater van
het bedrijf over een voldoende lange periode te bevat
ten. De opslagcapaciteit bij kalver-, varkens- en kippen
mest erijen zal tenminste voor vier maanden toereikend
moeten zijn. Voorts dient erop te worden toegezien dat
de mestopslag zodanig plaatsvindt, dat er geen uittredend
vocht in de watergang kan geraken. Uiteraard zal elk
bedrijf voor zichzelf moeten nagaan op welke wijze de
afvoer en de verwerking van de afvalstoffen dient plaats
te vinden.
VERWERKING MESTOVERSCHOTTEN
MET betrekking tot het probleem van de verwerking
van de mestoverschotten merkte hy op, dat over
het algemeen de „veredelingsbedryven" met een areaal
grond de mest voldoende kwyt zullen kunnen vooral als
deze bedryven in een gebied zyn gelegen met weinig
iraroHAÜnffclanHhnnw TJirt hof Vw4riif in aan tfahiosi mof
veel veredeling dan kan de afzet op het eigen bedrijf
door de teelt van b.v. mais worden opgevoerd. Zonodig
kan men de overtollige mest kwijtraken door op de per
celen meer mest te brengen dan overeenkomt met de
bemestingsnormen. Deze wijze van handelen is over het
algemeen veelal goedkoper dan het transport van de
mest over grotere afstand of andere systemen.
Voor de bedrijven met veel veredeling, geen grond en
gelegen in gebieden met veel veredelingslandbouw weegt
het probleem van de mestoverschotten zwaarder. Deze
bedrijven zullen moeten zoeken naar mogelijkheden de
mest af te zetten naar gronden in de omgeving. Deze
wijze van afzet is weliswaar vrij duur, maar tot een
afstand van plm. 25 km van het Dedryf goedkoper dan
andere methoden. Boven de 25 km komt de biologische
afbraak al of niet in combinatie met scheidingsapp^ra-
tuur in aanmerking. Het drogen eq verbranden van mest
is alleen een financieel haalbare kaart voor enkele zeer
grote veredelingsbedryven. Voor kleinere bedryven is
EXPERIMENT MESTBELUCHTING
Het beluchten van drijfmeet (om dtze ttankvrlj
te maken), wordt reeds op praktykbedrfyven getest
Op deze bedrijven vindt de beluchting plaats in h#t
bassin dat tegelijkertijd dient voor de bewaring van
deze mest.
In samenwerking met het I.M.A.G. (voormalig
I.LB.) zal op het Varkensproefbedrijf te Sterksel
een proef worden opgezet, waarbij de beluchting in
een relatief klein bassin plaatsvindt, terwijl de mest
na beluchting in een groter bassin zal worden op
geslagen tot het moment van afzet Op deze w|jze
kan volstaan worden met een beluchter met een
geringere capaciteit
Voor deze proef worden gebouwd:
een bassin van 240 m3, waarin de beluchter go-
plaatst wordt;
een bassin van 1500 m3, voor de opslag van do
beluchte most
Beproefd zal worden welke beluchtingeduur en
-intensiteit tot het gewenste resultaat leiden.
Begroot ia, dat ten opzichte van het tdf au toe
gebruikelijke systeem, de kosten ven de bofttohting
en bewaring met 40—50% verlaagd kunrfen wor
den.
Tijdschrift van de Nationale Raad voor
uit: Landbouwkundig Onderzoek-TNO
april 1974/2)
De stank van de ventilatielucht van stal
len wordt in hoofdzaak veroorzaakt door
de mest van de dieren. Vooral varkens- en
kippemest stinkt. In de praktijk wordt de
mest onder de stal bewaard; bij de mo
derne stallen met roostervloeren (waar de
mest doorheen valt) staan de dieren
boven de dunne mest.
Ook de mest die buiten wordt opgesla
gen, in afwachting van het moment waar
op hij wordt afgevoerd naar een ander
bedrijf of naar het land, veroorzaakt
stank. Ook het uitrijden van mest bij de
bebouwde kom, campings en dergelijke
buitenverblijven geeft dikwijls aanleiding
tot klachten.
Soms is stankoverlast te vermijden door
de mest in de grond te injecteren, maar
op grasland en gedurende natte jaarge
tijden is dit niet altijd realiseerbaar.
Het wassen van de ventilatielucht alleen
is dus niet altijd voldoende om alle klachten
kwijt te raken; ook de veroorzaker van de
stank moet worden aangepakt.
In het kader van de Projectgroep Behan
deling en Transport van mest van Megista
is met subsidie van de Commissie Hinder-
preventie en het O&S-fonds door het
ILB een serie praktijkproeven opgezet
met beluchting van dunne mest.
Bij de gewone opslag van dunne mest is
in de mest geen zuurstof aanwezig. In
dergelijke omstandigheden krijgen
anaerobe bacteriën (bacteriën die zonder
zuurstof leven) de kans zich te ontwik
kelen. Anaerobe afbraakprocessen gaan
altijd gepaard met de ontwikkeling van
kwalijk riekende afbraakproducten.
Brengt men echter de mest regelmatig in
goed contact-met zuurstof, dan ontwik
kelen zich zuurstofminnende (aerobe)
bacteriën, die de stankcomponenten met
behulp van zuurstof afbreken. Op dit
principe berust het stankvrij maken van
mest door beluchting. Het ILB heeft
ervaring opgedaan met drie beluchtings
systemen.
Het eerste systeem, dat in Amerika veel
gebruikt wordt, is het beluchten onder de
stal. In principe is dat alleen mogelijk
bij stallen met roostervloeren.
De mestkanalen onder de roostervloer
zijn op de einden van de stal met elkaar
verbonden; in het zo ontstane rond
Beluchten van dunne mest in een grondput met\
drijvende beluchter.
gaande kanaal wordt een rotor geplaatst
die de mest rondstuwt en lucht (dus
zuurstof) inslaat. Hoe wei er gunstige
berichten over uit Amerika zijn bleek dit
systeem meer na- dan voordelen te heb
ben: er kan een zo ernstige schuimvor-
ming optreden dat de varkens in het door
de roosters naar boven gekomen schuim
komen te staan, terwijl bij het op gang
brengen van het proces - na stilzetting
voor bijvoorbeeld reparatie een zo
sterke ontwikkeling van schadelijke gas
sen optreedt, dat binnen een paar minu
ten alle varkens bewusteloos zijn. Omdat
het systeem nog meer technische nadelen
heeft is men er spoedig van afgestapt.
Wel goede ervaringen zijn er met twee
systemen voor beluchting buiten de stal.
De mest wordt bewaard in een boven
grondse silo van betonelementen of in
een met beton beklede grondput. De
opslagcapaciteit moet zo worden geko
zen, dat perioden waarin de mest niet
kan worden uitgereden kunnen worden
overbrugd. Dat.komt neer op een capaci
teit van 100 dagen, waarbij van de vol
gende hoeveelheden dunne mest wordt
uitgegaan: 500 liter per mestvarken, 100
I per fokzeug, 1200 I per vleeskalf en 30
per legkip. Bij een opslagcapaciteit boven
de 300 m3 is een grondput vóórdeliger.
Deze wordt half boven, half in de grond
gemaakt, omringd door een dijk van de
uitgegraven grond en van binnen bekleed
met gewapend beton.
Het beluchten gebeurt continu met een
drijvende beluchter. Deze zuigt de vloei
bare mest van onder aan en slingert hem
over het oppervlak weg, waardoor deze in
aanraking komt met lucht.