Is aardappelopslag te voorkomen? ft 4 m 9 Ir. J. A. H. HAENEN C.A.R. - Zevenbergen In de laatste 10 20 jaren zijn de drainage en de ontwatering op veel bouwlandpercelen behoorlijk verbe terd, waardoor de kans op water overlast in de winter aanmerkelijk is teruggelopen. Een aardappel houdt van een droge grond zodat de overwinteringskansen van de knol len die bij het rooien op het land achter blijven, ook zijn toegenomen. Eén van de grootste problemen in de akkerbouw is momenteel de op slag van aardappelen. Een analyse van het aardappelop slagprobleem en daarbij enige prak tijkervaringen, die mogelijk een aan wijzing inhouden om dit probleem terug te dringen, vormen de hoofd moot van dit artikel. VOORAF AARDAPPELTEELT IN VOGELVLUCHT Als de grond in het voorjaar voldoende droog is, wordt het land tot een diepte van cirka 10 cm losgemaakt. Bij het poten komen de aardappelen in de losgemaakte grond boven op de onaangeroerde grond te liggen. Daarna worden de aardappelruggen opgebouwd. Aan de uitein den van de hier horizontaal groeiende stolonen ontwik kelen zich de aardappelknollen. Op een grotere diepte dan waar de moederknol is weggelegd komen derhalve geen aardappelknollen voor. Als bij het rooien in de partij aardappelen doorgesne den knollen voorkomen, is de aardappelrooimachine on voldoende diep afgesteld. Het ontbrekende stuk van der gelijke doorgesneden knollen, en eventueel ook gave knollen, blijven zo op het land achter. Bij een goede afstelling van de rooier is de bron voor deze aardappel opslag uitgeschakeld. Bij het rooien passeert de opgenomen aardappelrug de rooi- c.q. zeefketting. Hier worden grond en aardappe len gescheiden. Vooral bij een wat ruime afstand tussen de staven vallen er zeer veel aardappelen, kriel, door de zeefketting. Deze aardappelen liggen grotendeels boven op het land en globaal gesteld komen er dieper dan 5 cm vrijwel geen uitgezeefde aardappelen voor. Als bij het rooien de aardappelen rechtstreeks op een meerijdende wagen worden gedeponeerd, komt het .he laas wel eens voor, dat er aardappelen worden gemorst. Deze aardappelen, die niet op de wagen terecht ko men of er afrollen, zijn vrijwel uitsluitend grote knollen en ze komen zo terug op het land. Door nauwlettend toe zien en sekuur werken kan dit gevaar voor aardappelop slag worden vermeden. Na het rooien zijn er veel wielsporen van trekkers en wagens zichtbaar. De bovenlaag, bestaande uit fijn ge zeefde grond, is in deze wielsporen flink in elkaar ge drukt. Om het risiko van verslemping en waterstagnatie te voorkomen, is het begrijpelijk dat de praktijk het aard appelland na het rooien liefst zo spoedig mogelijk wil bewerken. Na één of meerdere bewerkingen wordt het aardappelland dan op wintervoor geploegd of met een vastetandcultivator bewerkt. AARDAPPELOPSLAG Als het aardappelland op wintervoor is geploegd en er in het volgend voorjaar een gewas als suikerbieten wordt geteeld, kan men bij het opsteken van aardappel opslag-planten vaststellen, dat de moederknol van der gelijke opslagplanten zich niet dicht bij de oppervlakte bevindt, meer meestal dieper, en globaal gesteld, wel op een diepte van 10 cm of meer in de bouwvoor. Wanneer op aardappelland in plaats van het op winter voor ploegen een niet kerende grondbewerking met de vastetandcultivator is uitgevoerd, blijven bij het rooien op het land achtergebleven aardappelen boven in de bouwvoor liggen. Dit is gemakkelijk te konstateren, wan neer op dergelijk bewerkt land na aardappelen suikerbie ten zijn gezaaid, door enkele opslagplanten op te steken. Aardappelopslag in wintergewassen, bijv. wintertarwe na aardappelen loopt niet zo sterk in het oog als die in zomergewassen. Toch is deze er wel, hetgeen vaak over duidelijk tot uiting komt als na een dergelijk gewas, win tertarwe, bieten worden verbouwd. Het is duidelijk dat op de met vaste tandcultivator be werkt land de bij het rooien achtergebleven knollen eer der zullen bevriezen dan op wintervoorgeploegd land. Jammer genoeg is er de laatste winters slechts zo wei nig vorst geweest, dat er vrijwel geen aardappelen onverschillig of deze boven of onder in de bouwvoor voor kwamen zijn bevroren, met de algemeen bekende nare gevolgen van dien. WINTERTARWE OP AARDAPPELLAND ZONDER OPSLAG Op een perceel van 4,25 ha met cirka 50 afslibbaar delen in de bouwvoor aan de Koekoeksedijk onder Ze venbergen stond in 1973 een goed gewas Bintje. De aard appelen zijn met een tweerijige rooier en meerijdende wagens gerooid. Na het rooien is het land twee keer met de triltandcultivator overlangs met een tussenpauze van een week bewerkt. Begin november is dit perceel met een tweeschaar- ploeg, voorzien van voldoende breed werkende voor- scharen, die 7 8 cm diep werkten, 27 cm diep geploegd. Op deze wijze zijn de bij het rooien op het land achter gebleven aardappelen behoorlijk diep weggelegd. Na het ploegen lag het land er ,,stug en stijf" bij. Op 2,50 ha het achterste gedeelte van dit perceel is het land vervolgens twee keer t.w. overlangs en overdwars, flink met de triltandcultivator bewerkt om een zaaibed voor wintertarwe te maken. Rond half novem ber is de tarwe gezaaid en deze is met een triltandculti vator oppervlakkig ingewerkt. Bij waarnemingen op 3 en 4 mei l.l. waren er in deze wintertarwe geen aardappelopslagplanten te vinden. Met een schop is toen gezocht naar aardappelen of restanten daarvan in de bouwvoor. Bij deze opgraving zijn alleen maar rotte aardappelen ontdekt (zie hiervoor ook de be treffende foto no. 1) en deze bevonden zich in de onder ste helft van de bouwvoor. Voor het transport van triltandcultivator en zaaimachine is er over het geploegde land van het voorste gedeelte van het perceel, met de trekker een trekkerpad gereden. Na het zaaien van de wintertarwe is dit trekkerpad een paar keer met de triltandcultivator bewerkt. SUIKERBIETEN OP HETZELFDE PERCEEL MET AARDAPPELOPSLAG Op de resterende 1,75 ha staan nu suikerbieten. Hier is het aardappelland behoudens het bewerkte trek kerpad na het ploegen zo de winter ingegaan. Na de nodige voorjaarsgrondbewerking zijn er suikerbieten ge zaaid. De bieten zijn goed opgekomen, maar de aard appelopslag (zie foto 2) is, behalve op het met de tril tandcultivator bewerkte trekkerpad, tegen de verwach ting in niet weggebleven. Voor een mogelijke verklaring van deze aardappelopslag worden hier enkele feiten weergegeven. De intensieve bewerkingen met de tril tandcultivator in het najaar 1973 zijn op het bietenland nogmaals met uitzondering van het bewerkte trekker pad niet uitgevoerd, zodat de bovenlaag van de bouw voor gedurende de winter hier minder gesloten was dan op het gedeelte waar wintertarwe was gezaaid. Op het tarweland zijn de in de onderste helft van de bouwvoor achtergebleven aardappelknollen gestikt en op het bietenland is dit niet gebeurd. Een bevestiging hiervan is in dit ene geval terug te vinden in het feit dat er op het hier meermalen genoemde trekkerpad in het bietenperceel geen aardappelopslag voorkomt. NOG EEN ERVARING OVER AARDAPPELOPSLAG IN 1973 Op een perceel met 25 30 afslibbare delen in de bouwvoor aan de Huizersdijk onder Zevenbergen wintertarwe na voorvrucht aardappelen was in 1973 geen aardappelopslag te vinden. Het perceel was behou dens een ietwat minder intensieve bewerking met de tril tandcultivator op dezelfde wijze bewerkt als het be schreven perceel met 50 afslibbare delen. -1 A )c Verrotte aardappelknollen uit de onderste helft van de bouwvoor In het wintertarwe perceel. Perceel, 50 afslibbaar, op de voorgrond suikerbieten met aardappelopslag en op de achtergrond wintertarwe. Let op de reeds nieuw gevormde knollen aan de boven gehaalde opslagplanten. Nu staan er op het perceel met 25 30 afslibbare delen suikerbieten, waarin momenteel geen aardappelop slag staat. Nu wil het toeval, dat op een aangrenzend perceel met eenzelfde gehalte aan afslibbare delen in 1972 ook aard appelen zijn verbouwd eveneens gevolgd door winter tarwe en daar staan nu ook suikerbieten. In deze bieten staat echter wel veel aardappelopslag. Hier zijn bij de grondbewerking geen speciale maatregelen genomen om aardappelopslag te voorkomen. SLOTBESCHOUWING Voor een nadere oriëntering om tot een mogelijke op lossing van het probleem aardappeloplag te komen is het m.i. verantwoord het volgende te stellen. Bij wintertarwe na aardappelen biedt een grondbewer king die er op gericht is om de op het land achterge bleven aardappelen onder in de bouwvoor te laten stik ken perspektief. Wanneer na aardappelen de akkerbouwer suikerbieten, een akkerbouwmatig te telen conservengewas of een an der zomergewas wil verbouwen, verdient het in ons land, met slechts weinig strenge winters, eveneens aanbeve ling de bij het rooien op het land achtergebleven knol len in de onderste helft van de bouwvoor te laten stik ken. In plaats van wintertarwe moet er dan liefst nog enige weken vroeger, of beter gezegd zo vroeg mogelijk een snel groeiend groenbemestingsgewas worden ge zaaid. Even uw aandacht voor het volgende: Voorzover er in de landbouw grond ontsmet wordt, gebeurt dit meestal na aardappelen. Voor het verkrijgen van een goed effect moet de grond na het ontsmetten worden dichtgedrukt. Nu is het bekend, dat op goed ontsmet aardappelland er het volgend jaar slechts relatief weinig opslag voor komt. Voor het zaaien van wintertarwe of een groenbemes tingsgewas na aardappelen, moet er derhalve een vol doende fijn zaaibed worden gemaakt. In het voorjaar kan de akkerbouwer dan met de daar voor geëigende apparatuur al naar gelang de omstandig heden voor het betroffende zomergewas wel een geschikt zaaibed maken. Naast de in dit artikel beschreven percelen met wei nig of geen aardappelopslag zijn er in de praktijk elders ongetwijfeld ook wel percelen waar de aardappelopslag a al dan niet tegen de verwachting in verstek heeft laten gaan. Bij en vrije gedachtenwisseling hierover tus sen akkerbouwer en voorlichter kan de geschiedenis van de grondbewerking etc. dan van de percelen in kwestie boven water komen. Middels het regionale consulent schap kunnen deze waarnemingen dan landelijk worden gebundeld. Het inzicht om de aardappelopslag terug te dringen wordt dan ongetwijfeld verdiept en dit leidt wel licht mede tot een afdoende oplossing van dit hardnek kige probleem. PRIJSVRAAG BESTRIJDING AARDAPPELOPSLAG Aardappelopslag (spontane, ongewenste nateelt van in of op de grond achtergebleven aardappelknollen) is de laatste jaren in de akkerbouw één van de grootste problemen. De opslagplanten soms tot 80.000 stuks per hectare zijn veelal afkomstig uit de in de grond overwinterde aardappelknollen. Bij de aardappeloogst blijven tussen 25.000 en 400.000 knollen achter. Vaak zijn dit hoofdzakelijk ondermaatse knollen die door de grondketting van de rooimachine worden uitge- zeefd. Zelfs uit knolletjes van 1 cm in doorsnede kun nen nog opslagplanten ontstaan. Zodra een plantje boven staat, begint het vaak al nieuwe knolletjes te vor men, die voor voortzetting van het probleem zorgen. Zoals ook uit nevenstaande bijdrage van ir. Haenen blijkt zijn bestrijdingsmogelijkheden van aardappelop slag tot dusverreondanks uitgebreid onderzoek in vele richtingen, nauwelijks voorhanden. De knollen in de winter boven in de grond te houden waar de be vriezingskansen het grootst zijn is tot nu toe de beste remedie. Veel akkerbouwers hebben hierop de grondbewerking aangepast door na aardappelen met een vastetandcultivator diep te cultivateren in plaats van te plodgen. Het succes van de methode die ook de voorlichtingsdienst aanbeveelt is echter afhanke lijk van het optreden van vorst. Ook het verpulveren van de verliesknollen tussen kneusrollen aan de rooi machine en/of in een aparte werkgang, is thans in on derzoek. Dit onderzoek biedt zoals het nu lijkt zeker perspectieven. Gezien de veelzijdigheid van het opslagprobleem moet niet alleen het onderzoek over de bestrijding van de aardappelopslag verder gestimuleerd worden maar ook andere nieuwe ideeën naar voren laten komen om dit vraagstuk zo mogelijk op een breed front aan te pakken. De Nederlandse Aardappel Associatie heeft daarom het initiatief genomen om een prijsvraag uit te schrijven. Dankzij financiële middelen van het bedrijfsleven kan een onafhankelijke jury circa 50.000,aan prijzen uitkeren, waarvan 25.000, voor de oplossing die de hoofdprijs waardig wordt ge keurd. Ingezonden kunnen worden voorstellen en ontwer pen voor methoden (inclusief teeltsystemen e.d.), mid delen (ook chemische), technieken, machines en ma chine-onderdelen, kortom al hetgeen kan dienen ter bestrijding van aardappelopslag. Belangstellenden kun nen zich voor nadere informatie en toezending van het prijsvraagreglement wenden tot ing. L. M. Lumkes, secretaris van de Commissie Prijsvraag Bestrijding Aardappelopslag, per adres Proefstation voor de Ak kerbouw, Bornesteeg 45, Wageningen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 9