Nieuws uit de
IJsselmeerpolders
Praktische tips bij het spuiten
Voederwinning staat
voor de deur
Van de proef boerderij en
Meegenomen: pakjes-kuil
6
ASPEKTEN VAN DE LANDBOUW
IN DE IJSSELMEERPOLDERS - MEI '74
Ing. H. DE BOER.
Bij het aanbreken van het spuitséizoen een aantal prak
tische tips:
Kontroleer of steeds dezelfde maat spuitplaatjes op de
spuitboom is gemonteerd; houd de verschillende maten
steeds gescheiden.
Kontroleer de spuitplaatjes op vervuiling, aanwezigheid
van bramen en op de rondheid van de spuitopening (ook
bij nieuwe machines!); spuitplaatjes met zichtbaar ovale
gaten zijn versleten!
Stel de boomhoogte zo af, dat de doppen elkaar dubbel
overlappen; bij scheefhangende of schommelende spuit
boom iets hoger afstellen.
Ga nooit de druk regelen met het motortoerental; de
pompkapaciteit die wordt opgegeven geldt voor 540 af-
takas-toeren per minuut.
Wanneer de manometer sterk reageert op de pompsla
gen, is het vloeistofniveau in de windketel te hoog
(luchtlekkage?) of is de drukregelaar ontregeld (kogel
iets hoger afstellen of een groter injekteurspuitstuk mon
teren).
Bij gebruik van de injekteur voor het vullen, de spuit-
kraan op „afzuigen" zetten en de verdeelkraan voor de
spuitboom op de stand „dicht" zetten.
De hoeveelheid per ha kan reeds voor het spuiten als
volgt worden gekontroleerd:
D x d
x 10.000 x liter per ha
V x b
hierin is D aantal doppen op de spuitboom
d afgifte per dop in liters per minuut
V rijsnelheid in meters per minuut
b werkbreedte in m van de spuitmachine
x hoeveelheid vloeistof in liters per ha.
De roering in liters per minuut moet minstens 20 zijn
van de pompkapaciteit; wanneer de hoeveelheid per ha
is ingesteld kan de roering als volgt worden 'berekend:
Roering in liters per minuut pompkapaciteit (1/min.)
v x b
x aantal liters per ha.
10.000
Spoel de machine na gebruik grondig door.
Ing. W. A. HEINSBROEK
In 1973 werden de eerste percelen gras bestemd voor in
kuilen gemaaid in de periode van 1015 mei. Een aantal
percelen snijrogge werd zelfs nog wat vroeger gemaaid. In
1972 werden de eerste percelen 510 dagen eerder gemaaid
dan in 1973 en het laat zich aanzien dat ook in 1974 al vroeg
gemaaid zal kunnen worden.
Het beste maaistadium ligt bij een drogestof-opbrengst van
ongeveer 30003500 kg per ha. Dit maaistadium komt over
een met een opbrengst van 3,5 a 4 ton hooi per ha. Men kan
er dan van verzekerd zijn dat de voederwaarde hoog is, het
gras gemakkelijk kan worden bewerkt voor vlug en egaal
voordrogen en de hergroei weer spoedig op gang komt. Be
halve de weersomstandigheden in het desbetreffende voor
jaar zijn ook de bemesting met stikstof en het al of niet
voorweiden van invloed op de maaidatum van het in te kui
len gras.
Als de grasgroei echter flink op gang is gekomen kan de
opbrengst van goed bemeste en kwalitatief goede grasland-
percelen in een korte tijd sterk toenemen. Per dag stijgt de
drogestof-opbrengst gemakkelijk 150180 kg per ha. Dit
betekent dat in een tijdsbestek van bijvoorbeeld twee weken
de drogestof-opbrengst per ha toeneemt van 2500 kg tot on
geveer 5000 kg. Bij zeer hoge drogestof-opbrengsten komt
de hergroei zo traag op gang dat de totale produktie per ha
terugloopt.
PLANNING IS NODIG
Het is van belang dat de koeien regelmatig over voldoen
de weidegras van prima kwaliteit kunnen beschikken. Hier
voor is het nodig dat de eerste percelen al worden beweid.
Als het gras nog erg jong is, moet op stal wat grovere gras-
kuil of hooi worden bijgevoerd. Telkens na enkele dagen
wordt omgeweid.
De perceelsgrootte dient op deze werkwijze te zijn afge
stemd. De beweidingsduur per perceel moet bij voorkeur
niet langer zijn dan vier dagen. Wanneer per ha grasland
2,5 koeien worden gehouden en per 4 dagen wordt omgeweid
kan men ongeveer 50 van die eerste snede maaien. Bij een
zwaardere veebezetting en/of minder intensief weiden, een
langere beweidingsduur van 4 dagen, is dit maaipercentage
lager.
In verband met het weerrisiko, de bewerkbaarheid en de
spreiding van hergroei wordt aangeraden om de genoemde
50 te maaien oppervlakte niet in 1 keer maar in 2 of 3
keer te maaien, telkens met bijvoorbeeld een week tussen
ruimte. Als nadeel wordt aangevoerd dat de hele oppervlakte
DE WAAG
KOPZIEKTE. Kopziekte bij melkkoeien treedt vooral op
als de dieren onvoldoende magnesium uit het voederrant
soen kunnen opnemen. Bovendien wordt kopziekte bevor
derd door ongunstige weersomstandigheden (wisselende
temperaturen, guur en regenachtig weer). In voorgaande
jaren is op een aantal bedrijven in de IJsselmeerpolders on
derzoek verricht naar de mineralensamenstelling van weide-
gras en andere ruwvoedermiddielen. Het onderzoek vond
plaats onder auspiciën van het toenmalige Onderzoekcen
trum en in samenwerking met de Gezondheidsdienst voor
Dieren te Zwolle.
Uit dit onderzoek werden onder andere de volgende aan
wijzingen verkregen. De magnesiumvoorziening ilaat met
name te wensen over:
aOp lichte magnesiumarme gronden
b. Bij opname van gras waarin zoveel eiwit en kali voor
komt, dat een voldoende magnesium-benutting in het
gedrang komt.
QE nadelige invloed van het weer kan men ondervangen
door de koeien in het begin van de weideperiode
enkele weken alleen overdag in de weide te laten.
Door bovendien op stal nog bij te voeren met minder-
kopziektegevaarlijk ruwvoer, wordt die grasopname be
perkt en daarmee ook het kopziektegevaar.
Het verstrekken van 50 gram magnesiumoxyde per koe
per dag in de perioden dat kopziektegevaar het grootst
is (mei/juni en september/oktober).
De magnesium kan men geven als zogenaamde antikop-
ziekte-koek (brok) of in de vorm van fijn gemalen, gebrande
magnesiet. Magnesiet kan men voordat het vee wordt inge-
schaard over het gras in de weide uitstrooien (30 kg per ha).
Als men op stal nog vochtig ruwvoer geeft kan men mag
nesiet ook over dit voer verstrekken in een hoeveelheid van
50 gram per koe per dag.
DE KANDELAAR
ZAAIEN EN POTEN. Op 25 maart is een aarzelend begin
gemaakt met het zaaien van 5 ha haver. Door die slechte
struktuurtoestand van de grond is daarna enkele dagen ge
stopt. De laatste dagen van maart zijn de werkzaamheden
echter hervat met het zaaien van haver terwijl ook een be
gin werd gemaakt met de bieten. In de periode van 110
april werden de resterende bieten de uien en de doperwten
gezaaid, alsmede de aardappelen gepoot. Ook alle proefvel
den werden in deze periode aangelegd.
Ir. W. J. JOOSTEN en Ir. A. J. RIEMENS.
1 'Bij het zaaiklaar maken van het bietenland bleek dit jaar
overduidelijk dat vlak ploegwerk van zeer groot belang
was om een goed zaaiibed te maken. In dit opzicht had
de nieuwe Niemeyer ploeg zeer bevredigend werk ge
leverd.
Het aardappelland is voor een groot gedeelte bewerkt
met de volle veldsfrees op een diepte van 4 5 cm om
een redelijk pootbed de verkrijgen. Ongeveer 5 ha zijn
gepoot met de poot-frees kombinatie. Op deze zware
grond was het dit voorjaar noodzaak zeer ondiep te wer-
kea
ONTWIKKELING VAN DE GEWASSEN
De wintertarwe ontwikkelt in het algemeen goed ondanks
dat slechts op één perceel een stikstof 'bemesting is ge
geven.
Ongeveer 10 dagen na het zaaien stonden de eerste biet
jes boven. Als gevolg van het droge weer mag verwacht
worden dat de opkomst vrij onregelmatig zal zijn.
DIVERSEN
In aansluiting op de proeven met ruimere rijenafstanden,
zijn dit jaar plm. 2 ha konsumptie-aardappelen op 90 cm
gepoot, om na te gaan in hoeverre deze ruimere rijenaf-
stand ook op praktijkschaal aantrekkelijk zijn.
In kombinatie met een viertal buurbedrijven en de proef-
.boerderij „De Kandelaar" is een Hemos-klepelmaaier
aangeschaft, die o.a. ingezet kan worden voor het maaien
van slootkanten.
PLANT AANTALLEN SUIKERBIETEN
Uit een onderzoek naar de standdichtheid bij suikerbieten
is de laatste jaren naar voren gekomen dat er een vrij ruime
marge is toegestaan zonder dat dit grote invloed heeft op de
opbrengst. Bij een plantaantal van 45.000 moet nog niet aan
overzaaien worden gedacht als er van een redelijke verdeling
van de planten sprake is. Suikerbieten die op 10 cm of nog
iets ruimer zijn gezaaid, hoeven bij een vrij groot plantaan
tal van 100.000 per ha nog niet te worden gedund. Is op
7 cm gezaaid en staan er rond 100.000 of iets meer planten
per ha, dan kan enige korrektie in handwerk aanbeveling
verdienen. Vrij veel planten kunnen dan namelijk te weinig
ruimte hebben; minder dan de minimaal gewenste 10 cm.
Meerdere tellingen op een perceel geven vaak een ander
beeld dan de „algemene indruk".
Op een bedrijf in Oostelijk Flevoland kon vorig jaar een
flinke oppervlakte gras op stam worden aangekocht. Voor
normaal inkuilen was die afstand tussen bedrijf en grasper
ceel te groot (ongeveer 12 km). Het gras bestemmen voor
hooien leek te riskant, gezien de afstand voor transport van
los hooi. Met pakjes hooi zou dit probleem zijn opgelost
maar dit geeft anderzijds problemen bij de ventilatie in de
hooitas.
Besloten werd het gras voor te drogen tot circa 50 dro-
gestof, het daarna in pakjes te persen en de pakjes in te
kuilen. Het inkuilresultaat was prima. Broei en schimmel
kwamen in de kuil niet voor. Om tot. dit beste resultaat te
komen moest echter aan een aantal voorwaarden worden
voldaan:
De kuilbreedte afstemmen op de breedte van het te ge
bruiken plastic zeil.
De kuil op een droge plaats m^ken.
Op de grond onder kuil een plastic zeil aanbrengen en
de uiteinden rondom de eerste laag pakjes terugslaan
(zie schets).
Elke volgende laag pakjes, ter lengte van een half pak,
inhouden.
Bij voorkeur niet meer dan 6 lagen pakjes stapelen.
De buitenste pakjes van elke laag lossnijden zodat de
schuin oplopende zijkanten vloeiend verlopen.
De kuil afdekken met twee plastic zeilen van elk 0.15
mm dik. Het eerste zeil over de kuil wordt zo ver moge
lijk onder de onderste laag pakjes geduwd.
De gehele kuil (ook de schuin oplopende zijkanten) af
dekken met 30—40 cm grond. Al deze maatregelen zijn
O.oo wi cfc er
VOOR AAN ZICHT PAK'Jea -K-UIL.
PLASTIC ZCIL
GRONDAFORKtClNG
nodig om een goed resultaat te krijgen. Alleen als men
hiertoe bereid is, is een pakjes-kuil op zijn plaats in de
gegeven omstandigheden.
niet ineens kan worden ingekuild vanwege de afwerking van
de kuil. Gebleken is echter dat het niet bezwaarlijk is om
een voordroog-rijkuil af te werken in etappes, mits de kuil
tussentijds met een sterk plastic zeil luchtdicht wordt afge
dekt.
HET INKUILEN
Prima kuilvoer dient te bestaan uit een jong, bladrijk ge
was dat tijdens een korte veldperiode in voldoende mate en
egaal is voorgedroogd tot minstens 45 a 50 droge stof.
Ook moet aan het inkuilen veel aandacht besteed worden.
De belangrijkste voorzieningen bij het inkuilen zijn:
1. De kuilhoop regelmatig en intensief aanrijden zodat de
kuil weinig zal nazakken en de luchthoeveelheid in de
kuil tot een minimum wordt teruggebracht. Ook is vast
aanrijden gunstig met betrekking tot het optreden van
nabroei tijdens het voeren in de stalperiode.
2. De kuil bij voorkeur afdekken met een nieuw p.e. plastic
zeil van 0,15 mm en op dit zeil ongeveer 20 cm grond
aanbrengen. Ook de zijkanten van de kuil dienen geheel
met grond te worden afgedekt. Grond dient vooral voor
bescherming van het plastic zeil. Bij het opbrengen van
grond moet men er op letten dat het plastic zeil niet
wordt beschadigd.
In voorgaande jaren werden eveneens gunstige resulta
ten verkregen door afdekken van rijkuilen met twee
plastic zeilen over elkaar zonder gebruik van een grond
laag. In tegenstelling tot deze goede ervaring in voor
gaande jaren blijkt in 1973/1974 het bovenliggende zeil,
afkomstig van een aantal plasticleveranciers, onvoldoen
de bestand te zijn tegen de direkte weersinvloeden, onder
andere de zonnewarmte. De afgelopen maanden deden
deze problemen zich herhaaldelijk voor, uitsluitend bij
kuilen die met twee plastic zeilen waren afgedekt. Het
lijkt niet verantwoord om de desbetreffende plastic fabri
katen nog te bestemmen voor kuilafdekken zonder grond,
tenzij de plastic kwaliteit wordt verbeterd.
3. Aan gras dat onvoldoende is voorgedroogd kan men het
best een hoeveelheid zout toevoegen. De volgende tabel
geeft aan hoeveel zout dient te worden gebruikt.
4. Methode
van
toevoegen
Vers gras,
ca. 18
drogestof
Iets verwelkt
gras, ca. 25
drogestof
Voorgedroogd
gras, ca. 30
drogestof
op de kuil
overgeschud
gewas op
het veld
7,5 - 3
(580)
6%
(1160)
2
(280)
4%
(560)
1,5%
(175)
3
(350)
Tussen haakjes is de benodigde hoeveelheid zout in kg
per ha vermeld, er van uitgaande dat wordt gemaaid bij een
drogestof-opbrengst van 3500 kg per ha.