KNLC BUNDELING COÖPERATIEVE AARDAPPELAFZET Euromarkt goed beheren 3 Wel achten wij voor de toekomst het op de twee com missies gebaseerde Centraal Orgaan een wat wankele basis en lijkt het geven van een duidelijke eigen iden titeit aan deze samenwerking zeker noodzakelijk. Immers een logisch gevolg van deze afzetbundeling zal moeten zijn dat daardoor een verkoopapparaat kan worden op gebouwd dat behalve op de binnenlandse, vooral ook op de exportmarkt slagvaardig en agressief kan gaan optre den. Hier ligt immers duidelijk de kans om via gespecia liseerde krachten, gecombineerd met de bij Agrico aan wezige kennis en ervaring, ook op de belangrijkste bui tenlandse markten effektief te gaan opereren. En juist daaraan heeft het in de coöperatieve afzetsektor tot nu toe nog wel eens ontbroken. POSITIE AARDAPPEL B.V. ZUID-WEST LJOE moeten we in dit geheel de positie van de nog jonge Aardappel B.V. Zuid-West zien? In de eer ste plaats achten wij het van groot belang dat in het Zuid-Westen op de ingeslagen weg voortgegaan kan worden met een rationalisatie van het collecteren en ver werken der aardappelstroom. In dit kader zal op korte termijn een verdere concen tratie van de sorteercapaciteit p'aatsvinden door sluiting van de sorteerinrichtingen te 's-Heer Arendskerke en Kamperland. De tot nu toe bij deze bedrijven aange voerde aardappelen zullen het komende seizoen voor wat Noord-Beveland en West Zuid-Beveland betreft naar Middelburg en voor Oost Zuid-Beveland naar Steenber gen gaan. Aan de andere kant is het dachten wij een goede zaak dat de in twee jaar met de leden/telers op gebouwde relatie niet nu al weer drastisch gewijzigd moet worden. Zeker, nu blijkt dat de omzet van de Aardappel B.V. een gestage groei te zien geeft. Wel zijn wij van mening dat op den duur een sterkere, bij voorkeur meerjarige, binding van de leden met dè Aardappel B.V. gewenst zal zijn. Tegenover de toene mende investeringslasten in de verwerkingseenheden dient immers de zekerheid te bestaan dat over voldoen de produktie beschikt kan worden om de capaciteit op timaal te benutten. En dat kan alleen indien telers bereid zijn hun produkt meerjarig ter beschikking te stellen. Het lijkt dan ook een logische ontwikkeling om in de toekomst enig onder scheid te maken in bijvoorbeeld de sorteertarieven voor telers, die een meerjarige verbintenis voor hun totale kwantum sluiten, tegenover telers die er de voorkeur aan ge\*en jaarlijks te besluiten of een gedeelte, dan wel het hele kwantum aan de Aardappel B.V. zal worden gele verd! Een zaak die ook op korte termijn nadere studie zal vergen is ongetwijfeld de vraag of de leden/telers in de gelegenheid gesteld moeten worden meerjarige vaste prijscontracten af te sluiten, zoals dat onder meer bij Zuiderdel mogelijk is. VERSCHUIVINGEN BINNEN DE AFZETMARKT QEZIEN wij de ontwikkelingen op de markt voor con- sumptieaardappelen van de laatste tijd dan kan een tendens waargenomen worden in de richting van meer en meer produkt dat reeds vóór de oogst is vastgelegd. Een ontwikkeling die wij reeds vorig jaar maart in ons commentaar signaleerden en die door de cijfers van oogst 1973 is bevestigd. Immers van deze oogst bleek volgens de laatste cijfers reeds bijna 40 vóór het oogsten ge bonden te zijn. De ontwikkelingen zowel binnen de parti- kuliere als coöperatieve aardappelafzet wijzen er verder op dat het percentage aardappelen dat via kontrakten, (Vervolg van pagina 1) pools, producentengroeperingen etc. reeds vóór de oogst wordt vastgelegd, nog gestaag zal toenemen. De vrije markt krijgt daardoor steeds meer het karak ter van een restmarkt, met de daaraan verbonden steeds groter wordende prijsverschillen. Dit laatste is een lo gisch gevolg van het feit dat kopers, die zich al van te voren voor een belangrijk gedeelte hebben ingedekt, nu efenmaal anders zullen opereren dan kopers die dit nog niet hebben gedaan. Naarmate meer produkt vast komt te liggen, wordt de prijszetting voor het overblijvende aardappelkwantum dus onevenwichtiger. In dit kader vragen wij ons af of het in de toekomst nog wel aanvaardbaar zal zijn de uitbetalingsprijs van de pools in belangrijke mate te koppelen aan de prijsvor ming op deze steeds kleiner wordende vrije markt. Naar onze mening zal een steeds groter percentage van het in de pool ingebrachte produkt via voorkopen vastgelegd dienen te worden en zal in feite iedere kans om dit op een voor de boer rendabele wijze te doen moeten worden aangegrepen. Nu verschilt het percentage van de poolomzet, dat vast gelegd is tussen de samenwerkende organisaties nogal. Zo wordt bij de Aardappel B.V. een percentage van om streeks 25 aangehouden. Naar onze mening zal voor het hele samenwerkings verband zo snel mogelijk gestreefd moeten worden naar een voor de oogst vastleggen van tenminste de helft van het beschikbare kwantum. Daarmee zou dan ook een zekere minimumprijsgaran tie voor de leden/telers bereikt kunnen worden. Samenvattend konkluderen wij dat de aardappel- afzetconaentratie binnen de coöperatieve sektor een goede zaak is, zeker indien men er in slaagt een werkelijk slagvaardig, internationaal gericht verkoopapparaat op te bouwen. Daarnaast is deze concentratie een onderdeel van het proces naar grotere afzeteenheden binnen de aardappelsektor, gebaseerd op zoveel mogelijk vaste bindingen met de telers en daarmee samen gaande het terugdringen van het speculatieve ele ment van de aardappelteelt voor zowel het gros van de telers, als de aardappelverwerkende bedrijven. Hoewel wij in dit commentaar met name ingin gen op de ontwikkelingen binnen de coöperatieve sektor, betekent dit namelijk geenszins dat binnen de partikuliere sektor niet even belangrijke ontwik kelingen zich voordoen. Wij zullen daar in de loop der tijd ongetwijfeld nog op terugkomen. LUTEIJN. RICHTPRIJZEN MOETEN WAARGEMAAKT WORDEN r jongste Brusselse vaststelling van richt- en bo demprijzen van de voornaamste landbouwprodukten heeft de nodige commentaren opgeleverd. We herhalen slechts, dat een belangrijke toets bij de beoordeling was en is in hoeverre in de doorgaande enorme kostenstij gingen tegemoet wordt gekomen. Maar er is dunkt ons reden voor zorg of de instrumenten, de middelen om die richtprijzen te verwezenlijken, wel deugen. En of ze wel goed worden gehanteerd. Die instrumenten van marktbeleid of marktbeheer zjjn, zoals bekend, invoer heffingen en uitvoerrestituties, inleveringsregelingen, speciale toeslagen en nog enkele. We hebben altijd gedacht het begrip richtprijs goed verstaan te hebben: een prijs vastgesteld op verant woorde sociaal-economische gronden, die vervolgens met behulp van een aantal instrumenten wordt nage streefd. Het resultaat kan wat hoger of lager uitkomen. Aan de benedenkant is er vaak een bodemprijs (inter ventieprijs). We kunnen ons eventueel ook een zekere bovengrens voorstellen, al wordt die niet te voren vast gesteld. Maar niet dat de richtprijs (of de drempelprijs, dat is de „tot aan de buitengrens vertaalde" richtprijs) zelf als maximumprijs geldt. Terecht heeft het ÜOPA in zijn reaktie op de prijsbe- sluiten weer op de noodzaak van een goed EEG-markt- beheer gewezen. Dat marktbeheer faalde al wat granen (vooral tarwe) en rundvlees betreft. De wijze echter waarop dit doorgaat en zich tot andere produkten uit breidt, doet het vertrouwen in „Brussel" teloorgaan. Het vertrouwen, dat waar wordt gemaakt, wat als EEG- prijsbeleid (en dus inkomensbeleid voor de EEG-land- en tuinbouw) is vastgesteld. Het is al erg genoeg dat na tionale geldpolitieke maatregelen op niet te grijpen en niet te begrijpen manier het moeizame opgebouwde landbouwinkomensbeleid voor een deel afbreken. (Zie verder pag. 8) JN twee voorgaande artikelen hebben wij een over- -* zicht gegeven van enkele bepalingen uit het wets*- voorsteldat de regering bij de Tweede Kamer heeft in gediend voor een nieuwe regeling van het erfrecht op bepaalde punten. Met name betreft dit de wijziging van de erfrechtelijke positie van de langstlevende echtgenoot en van natuurlijke kinderen. Ons is gevraagd of deze regeling, als zij wet wordt zoals ze is voorgesteld, ook zal gelden voor een tweede of ver dere echtgenoot van een overledene. Het antwoord daarop is, dat er geen verschil gemaakt wordt tussen de rechten van een langstlevende eerste en tweede (eventuel ver dere) echtgenoot. Maar: dit is geen wijziging in de be staande wetgeving! Sedert 1 januari 1970 zijn de beper kingen die vroeger aan het erfrecht van tweede en vol gende echtgenoten gesteld waren, al vervallen. Ook nu staat dus de tweede en volgende echtgenoot als hij of zij de langstlevende is, gelijk aan wie in eerste echt was ge huwd. Het werd ook meer dan tijd dat deze beperkende bepalingen -vervielenZij stamden uit het latere Romein se recht, n.l. uit een edict van twee Romeinse keizers, dat in het jaar 472 werd uitgevaardigd. In de juridische vaktaal werd dit voorschrift zolang het heeft bestaan, nog genoemd de „lex hac edictali", naar de beginwoorden van dat edict, dat ongeveer 1500 jaar ge leden werd uitgevaardigd. In het oud-vaderlands recht, het recht dat o.a. gold onder de republiek der Zeven Ver enigde Nederlanden werden de bepalingen van dat edict opgenomen in het geldende recht. In het Burgerlijk Wet boek van 1838 bleef dit zo. De achtergrond van het be perkte erfrecht van de tweede echtgenoot was het ver langen de erfdelen van kinderen uit het eerste huwelijk niet te veel aan te tadten ten voordele van de tweede echt genoot. YVER de verhouding tixssen echtgenoten onderling en tussen ouders en kinderen zijn geheel andere opvat tingen gegroeid. In een korte tijd is( op dit gebied zoveel veranderd dat de oude bepaling niet meer gehandhaafd kon worden. Veranderende opvattingen in de samenle ving leiden tot de vorming van nieuw recht. In dit verband willen wij wel opmerken dat in het bij zonder bij een opvolgend huwelijk, wanneer uit een eer der huwelijk kinderen aanwezig zijn, het dikwijls nood zakelijk is, op huwelijkse voorwaarden te trouwen. Het gebeurt ook al veel, maar soms laat men het toch nog ach terwege. Soms denkt men er eenvoudig niet aan. Dit lijkt wat wonderlijk, maar men komt dit toch tegen. Wat hiervan het gevolg zou kunnen zijn, willen wij il lustreren aan de hand van een voorbeeld. Het is geen ge val uit de praktijk, dusI niemand hoeft te denken dat het over haar of hem gaat! Overigens is het ook niet alleen maar theorie. Het kan zo gebeuren! c*TELLEN wij het geval dat een weduwnaar, die een landbouwbedrijf uitoefent, hertrouwt. Het bedrijf is 50 ha groot en volledig eigendom. De eerste echtgenote is overleden in de tijd dat de grondprijs nog maar f 4.000 per ha was, de gebouwen inbegrepen. Dat is 200.000 aan onroerend goed. Wij nemen verder aan dat er toen aan inventaris en aan andere goederen nog voor een waarde van f 80.000 aanwezig was en daartegenover een schuld van f 100.000. Het vermogen was dus toen f 180.000 groot. Wij nemen verder aan dat het huwelijk uxls gesloten in gemeenschap van goederen en dat er 2 kinderen uit ge- joren waren. De nalatenschap van moeder was de helft van het totale vermogen, dus 90.000. Daarvan kregen vader en kinderen elk gedeelte, dus f 30.000. Nu her trouwt vader. Er worden geen huwelijksvoorwaarden ge maakt en ook geen testament. Wat is nu de situatie als vader overlijdt vóór de tweede echtgenote? Wij nemen aan dat uit het tweede huwelijk geen kinderen zijn ge boren. Stel dat de hofstede inclusief gebouwen nu f 10.000 per ha waard is. Verder dat de schuld van f 100.000 is afge lost. Dat dit mogelijk was komt misschien doordat de kin deren lang in het bedrijf hebben meegewerkt. Hun moe derlijk aandeel is uitgekeerd. De waarde van de andere activa stellen wij op f 130.000. TT ET gezamenlijk vermogen van vader en diens twee- 11 de echtgenote is: Hofstede 50 ha a 10.000 Overige zaken Hiervan is de nalatenschap van vader de helft of Daarvan krijgen de echtgenote en kinderen ieder is De vrouwt krijgt dus f 315.000, 500.000,— 130.000, 630.000,— 315.000 420.000,—. 105.000,— 105.000 is Als de stiefmoeder geen testament maakt, erven de stiefkinderen van haar niets. Erven doen alleen bloedver wanten. Hieruit blijkt dat het nalaten van bepaalde maatregelen vooraf grote gevolgen kan hebben. Bij minder goede ver houdingen tussen stiefouders en stiefkinderen kunnen hier grote moeilijkheden ontstaan. Het voortbestaan van een bedrijf kan zelfs in gevaar komen. Men moet juist in deze gevallen vooraf de nodige regelingen treffen. Na tuurlijk moeten daarbij de belangen van alle betrokkenen worden afgewogen. Maar dat geldt voor elke regeling! PAAUWE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 3