groenbemesters
j
Onkruid-
bestrijding in
zaai-uien
telefoon 01102 —1441
Lichter en minder werk
bij de bemesting
6
S.N.Ui.F. Middelharms
In de huidige tijd is het een noodzaak geworden het
dure handwerk zoveel mogelijk te beperken. Bij de on-
kruidbestrijding kan dit door een verantwoord gebruik
te maken van de thans beschikbare onkruidbestrijdings
middelen.
Als regel kunnen hiermee de meeste eenjarige zaad-
onkruiden goed bestreden worden. Wortelonkruiden en
opslag van aardappelen en witlof zijn moeilijk te bestrij
den. De mate waarin deze „onkruiden" voorkomen be-
paait dan ook vaak de behoefte aan handwieden.
Uien zijn trage kiemers. Afhankelijk van de grond-
temperatuur en de weersomstandigheden verlopen tus
sen zaaien en opkomst 10 tot 25 dagen. Gedurende deze
periode heeft het onkruid ruimschoots de gelegenheid
om te ontkiemen.
Omdat uien tot een gewaslengte van circa 6 cm boven
dien erg gevoelig zijn voor chemische middelen, is het
nodig om reeds vóór de opkomst de nodige maatregelen
te nemen.
Uien blijven tot aan de oogst een open gewas, zodat
ook na de opkomst de onkruidbestrijding de nodige aan
dacht opeist.
VOOR DE OPKOMST
Om het onkruid als het ware in de kiem te smoren
verdient het aanbeveling tussen zaaien en opkomst een
bodemherbicide te gebruiken. Dit kan gebeuren zodra de
omstandigheden na het zaaien hiervoor geschikt zijn.
Bodemherbiciden werken het beste op een bezakte,
vochtige grond, waarop nog geen onkruid tot ontwikke
ling is gekomen. Wanneer een dergelijk middel onder
deze omstandigheden wordt toegepast, mag een langdu
rige en goede werking verwacht worden.
Het tot nog toe meest gebruikte middel voor de vóór
opkomst-bespuiting is ongetwijfeld Ramrod (werkzame
stof: propachloor). Met ingang van teeltseizoen 1974
heeft ook het middel Luxan propachloor 65 een ont
heffing verkregen voor gebruik in uien. In de in 1973
uitgevoerde veldproeven kwam laatstgenoemd middel in
werking overeen met Ramrod. Het eveneens voor uien
toegelaten middel Alicep wordt vanwege de beperking
van de toepassing tot grond met meer dan 25 afslib-
bare delen en 2 humus vrij weinig meer in zaai-uien
gebruikt. Op de zwaardere gronden wordt het nog wel
toegepast in kombinatie met Ramrod, als mengsel van
3.5 kg Ramrod 1.5 kg Alicep.
Het doel hiervan is dan een betere werking te verkrij
gen tegen de moeilijk met propachloor (Ramrod/Luxan
propachloor) te bestrijden onkruiden zwaluwtong, per-
zikkruid, varkensgras en witte krodde. Bij het onderzoek
werden met dit mengsel echter nogal wisselvallige resul
taten bereikt, zodat hiervan zeker geen „wonderen" ver
wacht mogen worden. Met de thans beschikbare bodem-
herbiciden worden niet alle onkruidsoorten even afdoen
de bestreden. Om de „ontsnapte" onkruiden nog voor de
opkomst op te ruimen is het altijd verantwoord een kon-
taktherbicide toe te passen.
De vanouds bekende middelen Reglone en Gramoxone
vervullen hierbij nog steeds een nuttige funktie. Ter be
strijding van tweezaadlobbige onkruiden kan tot aan de
opkomst gespoten worden met Reglone. Op percelen
waar grassen overheersen heeft Gramoxone de voor
keur.
NA DE OFKOMST
De eerste mogelijkheden voor een veilige toepassing
van onkruidbestrijdingsmiddelen na de opkomst van hel
gewas zijn aanwezig vanaf een gewaslenr'te van 6 cm. De
uien hebben bij deze gewaslengte het tweede echte pijp
je gevormd.
Vóór dit ontwikkelingsstadium is de kans op gewas
beschadiging, ook bij toepassing van verlaagde doserin
gen, groot. Vooral ais kort na een bespuiting veel neer
slag valt kan ernstige groeiremming of zelfs afsterving
van planten ontstaan.
Voor de onkruidbestrijding in uien komen verschil
lende middelen in aanmerking.
Voor de toepassing na de opkomst van het gewas zijn
middelen met bodemwerking en middelen met zowel
bodem- als kontaktwerking beschikbaar. Tot de eerstge
noemde groep behoren Ramrod, Luxan propachloor en
chloor-IFC. Zij geven alleen een bevredigend resultaat
als ze worden toegepast op onkruidvrije, vochtige grond.
Op percelen met reeds bovenstaand onkruid kan men
goede resultaten bereiken met het middel Lironion, een
bodemherbicide met kontaktwerking. Omdat alleen niet
afgehard onkruid tot het 2-4 bladstadium afdoende te
bestrijden is, kan de bespuiting het beste kort na regen
worden uitgevoerd.
Op sommige percelen kan ondanks een goed bestrij-
dingsschema door b.v. langdurige droogte een zodanige
situatie ontstaan, dat deze met bovengenoemde midde
len niet bevredigend kan worden opgelost. In dergelijke
noodgevallen, waarin dan sprake is van reeds flink ont
wikkeld onkruid, is het mogelijk gebruik te maken van
het kontaktmiddel ioxynil (merken: Actril en Certrol
REVEILLE tetraploid Engels raaigras
TETILA tetraploid Italiaans raaigras
ROTONDE tv/h Kuhn) rode klaver
RETOR witte klaver
KONINKLIJK KWEEKBEDRIJF EN ZAADHANDEL
D. J. VAN DER HAVE b.v. KAPELLE 3615
20. Deze toepassing is echter niet zonder risiko voor het
gewas. Om gewasibeschadiging zoveel mogelijk te beper
ken is een voldoende afgehard gewas van 10 a 15 cm
lengte vereist. Een bespuiting na een droge periode bij
zonnig, warm weer biedt de beste kans van slagen.
Ook al wordt met bovengenoemde bodemherbiciden
een optimaal resultaat bereikt, dan nog is het in de
meeste gevallen niet mogelijk om de uien tot aan de
oogst onkruidvrij te houden. Vooral in vochtige zomers
kunnen laat kiemende onkruiden, zoals zwarte nacht
schade en kamille, zich nog laat in het seizoen in grote
getale ontwikkelen. Op dat moment hebben de uien
echter een zo groot loofpakket, dat een bespuiting met
kontaktmiddelen weinig rendement meer oplevert. Om
deze late onkruidgroei tegen te gaan kan daarom het
beste nog vroegtijdig, b.v. einde juni, nogmaals met een
bodemherbicide worden gespoten.
SPUITSCHADE AAN BÜURGEWASSEN VOORKOMEN
Het komt jaarlijks voor, dat in een uiengewas toege
paste onkruidbestrijdingsmiddelen schade aan buurge-
wassen veroorzaken. Om de nare gevolgen van schade te
voorkomen dient u bij aanwezigheid van gevoelige ge
wassen in de nabijheid van het uienperceel hiermee bij
het spuiten rekening te houden.
Overwaaien van de sproeivloeistof voorkomen en spui
ten met een grove druppel bij een lage druk is onder
deze omstandigheden een eerste vereiste. Voor buurge-
wassen riskante toepassingen zijn:
Reglone en Gramoxone. Bij overwaaien van de
sproeivloeistof kan bij aangrenzende gewassen ernstige
bladbeschadiging ontstaan. Bij tulpen kan tevens de
bloemaanleg vernietigd worden.
Ramrod en Luxan propachloor 65 Door over
waaien van sproeivloeistof en door dampwerking kan
schade worden toegebracht aan bijna of geheel in bloei
zijnde tulpen. Onder deze omstandigheden wordt het ge
bruik van deze middelen ontraden.
Chloor-IPC. Chloor-IPC kan o.a. schade veroorza
ken aan vlas, blauwmaanzaad, bloeiende granen en gras
sen en aan augurken. Wanneer één van deze gewassen
op een afstand van minder dan 200 m wordt geteeld,
wordt het gebruik van chloor-IPC afgeraden.
Van het Consulentschap voor Bo
demaangelegenheden in de Land
bouw ontvingen wij een exemplaar
van het onlangs verschenen boekje
„Verlichting en besparing van ar
beid bij de bemesting". Uitgegeven
door het ministerie van Landbouw
en de Ned. Kunstmest Federatie kan
dit boekje bij het Consulentschap
besteld worden door f 7,50 over te
schrijven op girono. 94.13.94, onder
vermelding van Verzoeke toezen
ding „Arbeidsbesparing bemesting".
70WEL bij de landbouwer als de plaatselijke distri-
buteur van kunstmest neemt de belangstelling voor
de mogelijkheden van losse aflevering van kunstmest en
oplossingen ervan toe. De praktische toepasbaarheid er
van is niet alleen afhankelijk van de technische moge
lijkheden op de boerderij, maar ook van de mogelijk
heden voor de kunstmestindustrie en -distributie de ge
vraagde soorten kunstmest in deze vormen tegen rede
lijke prijs te leveren.
Op initiatief van de RLC Bodem- en Bemestingsvraag
stukken werd in 1969 in het kader van de O. en S. pro-
jekten met een praktijkonderzoek naar de mogelijkhe
den van het gebruik van losse kunstmest en meststofop
lossingen onder Nederlandse omstandigheden begonnen.
In samenwerking met landbouwkundig onderzoek, Voor
lichting en kunstmestindustrie werd een breed samen
gestelde werkgroep ingesteld die zowel de opzet, de be
geleiding van het onderzoek als de samenstelling van
deze publikatie verzorgde. Het volgende geeft een in
druk van de praktische mogelijkheden en de voor- en
nadelen van de verschillende systemen van kunstmest
verwerking voor de landbouw.
BEMESTINGSASPEKTEN
AVER het gehele jaar gezien wordt aan de bemesting
met kunstmest maar een klein gedeelte van de to
tale arbeidstijd op 't Landbouwbedrijf besteed. Dit is één
van de redenen waarom tot voor kort weinig aandacht is
besteed aan het vinden van mogelijkheden om de beno
digde arbeidstijd voor dit onderdeel van het werk te
verkorten. In bepaalde perioden van het jaar kan het
wel degelijk belangrijk zijn in zo kort mogelijke tijd het
gehele te bemesten areaal van de benodigde meststoffen
te kunnen voorzien.
De laatste tijd neemt de belangstelling voor arbeids
besparing en vooral arbeidsverlichting bij de opslag en
verwerking van kunstmest op het landbouwbedrijf dui
delijk toe. Ongetwijfeld komt dit vooral door het duur
der en schaarser, worden van arbeidskrachten in de land
bouw.
Vooral het tillen van de soms vuile zakken kunstmest
wordt steeds meer als vermoeiend en onaangenaam er
varen.
Het zware handwerk, zoals het tillen en leegstorten
van zakken met kunstmest kan op de boerderij slechts
gedeeltelijk worden vergemakkelijkt bij toepassing van
gezakte kunstmest. Volledig uitsluiten van zwaar hand
werk door mechanisatie is slechts mogelijk door het ge
bruik van los op de boerderij geleverde kunstmest of
van meststof-oplossingen. Hierdoor wordt bovendien re
latief een belangrijke arbeidsbesparing verkregen.
Welke voordelen door het toepassen van niet gezakte
kunstmest of meststof-oplossingen kunnen worden ver
kregen, is sterk afhankelijk van het bedrijfstype. Ten
einde hierin inzicht te krijgen zal de landbouwer aan
dacht moeten besteden aan verschillende aspecten, zo
als:
1. Welke systemen zijn mogelijk en passen het beste
onder de omstandigheden op het bedrijf (grasland
of akkerbouw, grondsoort, verkaveling, enz.)? Hier
bij spelen ook de werking van de meststoffen, dus
■bemestingstechnische aspecten, een rol.
2. Welke technische voorzieningen moeten worden ge
troffen en wat zijn daarvan de kosten?
3. In welke mate is arbeidsbesparing en/of -verlichting
mogelijk?
4. Voor welke meststoffen is het systeem toepasbaar?
5. Kan de plaatselijke kunstmestdistrilbutie de meststof
in de gewenste vorm op het juiste tijdstip leveren
en tegen welke prijs?
De landbouwer kan de bemesting ook geheel of ge
deeltelijk door een loonwerker laten verrichten. Hij be
hoeft dan zelf geen arbeid meer te verrichten, maar zal
uiteraard de arbeid van de loonwerker moeten betalen.
Deze aspecten worden in dit rapport in een aantal
hoofdstukken door verschillende auteurs behandeld. In
totaal zijn daarmee de ervaringen vastgelegd van allen
die van 1969 tot en met 1971 gezamenlijk hebben ge
tracht onder Nederlandse omstandigheden ervaring op
te doen op dit gebied door middel van het O. en S.-pro-
jekt „Arbeidsbesparende en arbeidsverlichtende bemes
tingsmethoden". Voor uitvoerige inlichtingen hierover
wordt verwezen naar het Documentatieverslag van dit
projekt. In een slothoofdstuk zijn summier enkele al
gemene conclusies samengevat.
(Zie verder pag. 17)