VERZEKERINGSINSTELLINGEN VAN DE ZLM Groene kaart wel meenemen Onderverzekering bij brand SCHADEREGELING FLUOR-VERONTREINIGING ÊM O ET internationaal verzekeringsbewijs, kortweg groene kaart genoemd is destijds ingevoerd op grond van internationale afspraken. Bij overschrijding van de grenzen werd gekontroleerd of u een geldige groene kaart bij u had hetgeen dan als bewijs diende, dat u inderdaad een W.A.-verzekering had lopen welke voldeed aan de gestelde eisen voor dat land. Wij schrijven in de verleden tijd omdat met ingang van 15 mei a.s. de controle van de groene kaart aan de gren zen door een aantal landen is afgeschaft. v Deze land zijn: België, Luxemburg, Frankrijk, Italië, West-Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Engeland, Ier land, Denemarken, Noorwegen, Zweden en Finland. Een groot aantal automobilisten hebben uit de reeds verschenen publikaties opgevat, dat zij op hun komen de reis naar één van bovenstaande landen geen groene kaart meer mee moeten nemen. Met nadruk zij er op gewezen, dat het bij reizen naar het buitenland van groot belang blijft ook na ophef fing van de controle aan de grenzen de groene kaart steeds bij zich te hebben. Immers, met de groene kaart kunt u bij een ongeval in het buitenland aantonen, dat u tegen wettelijke aan sprakelijkheid bent verzekerd, terwijl het document bij het registreren van de gegevens van groot belang is voor een vlotte schadeafwikkeling. Nogmaais, als u de groene kaart thuis zou laten, komt u na 15 mei a.s. wel over de grenzen van voornoemde landen. Toch dient u de groene kaart mee te nemen voor het geval u een ongeval krijgt in het buitenland. Trouwens ook bij een aanrijding in ons eigen land doet de groene kaart dienst als bewijsstuk. Daarom ons dringend advies de groene kaart steeds bij de hand te hebben! ONDERVERZEKERING BIJ BRAND T^AGELIJKS woedt er hier of daar wel een brand, waarbij onroerende goederen en roerende goede ren verloren gaan. In de krantenberichten zien we dan onder zo'n brandvermelding staan „gedupeerde is tegen brand verzekerd". Er staat nooit bij: goed, half of slecht verzekerd. Uit statische gegevens blijkt, dat b.v. de helft van de inboedels in Nederlandse woonhuizen is onderverze- kerd. Bij woonhuizen en bedrijfspanden is dit percentage onderverzekering geringer maar naar schatting toch ook nog 25 Dat onderverzekering een bron van ellende kan opleveren zal u duidelijk zijn. Toch bent u zelf mo gelijk ook onderverzekerd? De bouwkosten zijn de laat ste jaren enorm gestegen. Een woning, gebouwd in 1966 kost nu al het dubbele. Met de inboedel en inventarissen is het niet anders. Velen zijn nog steeds van mening, dat wanneer bij een gedeeltelijke brandschade het schadebedrag onder de verzekerde waarde blijft, de volledige schade wordt uit gekeerd. Dit is een grote misvatting. Stel, dat een ge bouw voor 50.000,is verzekerd op herbouwwaarde condities. Gemakshalve nemen we aan, dat de herbouwkosten inmiddels 100.000,bedragen. U bent dan voor de helft onderverzekerd m.a.w. u loopt voor de helft eigen risico. Nu komt er brand en er verbrandt.de helft van het ge bouw, dus volgens taxatie is de schade 50.000, Dan zal de brandverzekeraar, hoewel die ƒ50.000,' schade gelijk is aan de verzekerde som, u deze ƒ50.000 niet uitbetalen. Immers, u liep 50 eigen risico en derhalve wordt ook 50 van 50.000,vergoed. Ditzelfde verhaal geldt voor de inboedel en inventaris. INDEX-CLAUSULE /~\M deze tegenvallers tegen te gaan hebben brand- verzekeraars enkele jaren geleden een methode ontwikkeld, waarbij de verzekerde waarde jaarlijks stijgt op basis van de gegeven indexcijfers van het C.B.S. Met een brandverzekering op index-basis voor inboe del en woning voorkomt u achterop te geraken, mits althans het uitgangspunt d.w.z. het beginbedrag juist is! Voor inboedels geldt dan bovendien nog, dat belangrijke aanschaffingen, zoals wasautomaat, kleunen T.V., antiek etc. wel extra opgegeven dienen te worden. Diegenen onder u, die nog niet op index-basis verze kerd zijn, adviseren wij dit alsnog aan te vragen bij uw brandverzekeraar. Bovendien doet u dan goed de zaak eerst te laten taxeren door de brandinspecteur, opdat het uitgangspunt goed zal zijn. FUNDERINGCLAUSULE SCHRAPPEN I CJP een groot aantal brandpolissen voor bedrijfsge- bouwen komt nog steeds de clausule voor, dat fundering is medeverzekerd en begrepen is in de ver zekerde som. Dit betekent dan bij totale brand, dat de fundering veel al wordt opgetrokken als zijnde niet beschadigd. Afge zien nog van de vraag of op dezelfde fundering ooit terug gebouwd gaat worden hebben wij nog een ander be zwaar tegen deze clausule n.l. dat het veelal een bron van discussie oplevert. Vandaar, ons advies, voorzover u de clausule op uw brandpolis hebt staan deze te laten schrappen. DE L. (Vervolg van pag. 5) Door de Gezondheidsdienst voor Dieren in Zeeland wordt dan ook geadviseerd in deze gebieden het blad zo snel mogelijk na het koppen van de bieten in te kui len en voorts bij het „oppikken" van het blad zoveel mo gelijk grondverontreiniging te voorkomen. Niettemin blijft ook dan voorzichtigheid bij het vervoederen van gekuild bietenblad nog geboden. GOED WERK 5 TA7IJ maakten voorgaande overzicht aan de hand van het gedetailleerde jaarlijkse rapport van de Ge zondheidsdienst voor Dieren omtrent de gevolgen van de fluoruitstoot voor de veehouderij in de kanaalzone en het Sloegebied. Dit rapport geeft een uitstekend over zicht van de opgedane ervaringen in de betrokken ge bieden, alsmede de resultaten van het gepleegde onder zoek. Geconcludeerd moet worden dat tussen landbouw en industrie nu in beide gebieden een duidelijk op de prak tijk ingestelde regeling is tot stand gekomen om de ge volgen van de luchtverontreiniging zoveel mogelijk te beperken en als het kan te voorkomen. Wij dachten dat hier uitstekende voorbeelden liggen hoe men tot een voor alle partijen redelijk bevredigende oplossing kan komen. Het is te hopen dat met name ook de schade aan de gladiolenteelt op korte termijn in dezelfde zin geregeld kan worden. Overigens neemt dit alles natuurlijk niet weg dat er op de bedrijfsvoering van de betreffende veehouderijbedrij ven een zware wissel wordt getrokken. Men blijft immers steeds met een aangepaste bedrijfs voering zitten. Onherroepelijk komt dan ook de vraag naar voren, nu door de uitbreiding van de fabriekscom plexen van Péchiney en waarschijnlijk ook Hoechst de fluoruitstoot naar verwachting nog zal toenemen, of een aantal van de zeer dichtbij gelegen bedrijven uiteinde lijk niet tot een drastische bedrijfsomschakeling genood zaakt zullen worden. Een omschakeling naar b.v. akker bouw, die op zich weer een speciale begeleiding zal vra gen en in feite nu al vraagt. Een omschakeling die daar naast zonder meer door de betreffende industriën finan cieel mogelijk gemaakt moet worden! LUTEIJN. S~iP 20 maart 1.1. is door de regering een belangrijk wets- ontwerp ingediend bij de Tweede Kamer. De rege ring stelt daarbij tul. voor het erfrecht dat wij in het Bur gerlijk Wetboek vinden, gedeeltelijk te wijzigen. In de considerans (de beweegreden) van het ontwerp wordt ge zegd dat deze gedeeltelijke wijziging wenselijk is, „voor uitlopende op de invoering van het bij de wet van 11 sep tember 1969 vastgesltelde Boek 4 van het nieuwe Burger lijk Wetboek". Als men dit leest kan de gedachte opkomen, waarom men nu nog moet vooruitlopen op een regeling die al meer dan 4 jaar geleden in het Staatsblad is afgekondigd. In dat boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek is n.l. een nieuwe regeling van het gehele erfrecht gegeven. De in werkingtreding daarvan moet nog nader bij een invoe ringswet worden geregeld. Deze procedure neemt veel tijd. Van de 8 boeken die het nieuwe B.W. gaat tellen moeten er nog een aantal alle stadia van wetgeving doorlopen. In gevoerd is er op dit moment nog maar één, n.l. het eerste boek. Aan invoering van het tweede dat over rechtsper sonen handelt wordt gewerkt en het duurt dus nog lang voor men aan boek 4 toe is! 7V U zijn er naar de mening van velen enkele zaken die zo urgent zijn dat ze niet kurmen wachten tot men aan volledige invoering van het nieuwe erfrecht toe is. Dat is naar de mening van de regering en van vele an deren, v:aaronder vooral het notariaat, het geval met twee zaken, n.1. de erfrechtelijke positie van natuurlijke kin deren en van de langstlevende echtgenoot. In het thans geldende erfrecht bestaat er een ingrijpend onderscheid tussen wettige en natuurlijke, d.w.z. „onwettige" kinde ren. Dit onderscheid zal als de voorgestelde regeling wet wordt, geheel vervallen. De erfrechtelijke positie van de langstlevende echtgenoot wil de regering ook drastisch wijzigen. Niet ten onrechte, want op dit punt zijn in de loop van de tijd de opvattingen sterk veranderd. Als wij eens even in de jongste geschiedenis terugkijken dan zien wij dat vóór 1923, dus nog maar 50 jaar geleden, de ene echtge noot niet de erfgenaam was van de andere, behalve als hij of zij bij testament als zodanig was benoemd. Vanaf 1923 geldt dat een echtgenoot gelijk staat met een wettig kind van de eerst-overleden echtgenoot. Zijn er geen kinderen dan erft de langstlevende alles. Dat is de wettelijke regel die geldt als er geen testament is, waarbij de erflater anders heeft bepaald. De oude regel van voor 1923 was, toen ze werd opgeheven, al jaren in strijd met de opvattingen over wat de rechten van de langstlevende echtgenoot behoorden te zijn. jN de laatste 30 jaar heeft zich echter een verdergaan- de ontwikkeling voltrokken. Naar de huidige opvat ting heeft de ene echtgenoot tegenover de andere de mo rele plicht er voor te zorgen dat de langstlevende zo goed mogelijk verzorgd is en zijn leven zoveel mogelijk op de oude voet kan voortzetten. Deze morele plicht wordt door de rechter erkend, se dert 30 november 1945. Toen heeft de Hoge Raad beslist dat deze verzorgingsplicht beschouwd moet worden als een natuurlijke verbintenis. Dit betekent dat testamen taire beschikkingen waarbij maatregelen worden genomen om aan deze verzorgingsplicht te voldoen niet door kinde ren aangetast kunnen worden met een beroep op hun legitieme portie. De legitieme portie is een gedeelte van de erfenis die een kind zou hebben gehad als er geen tes tament was. Een erfenis bestaat uit de bezittingen van de erflater verminderd met de schulden. Wat het voldoen aan de ver zorgingsplicht kost is na 30-11-1945 als schuld te beschou wen en de erfgenamen hebben daar dus geen recht op. M EN moet er op letten dat de verzorgingsregeling nu nog bij testament moet worden getroffen. Als men geen testament maakt geldt zonder meer de wet. En dan krijg de langstlevende een kindsdeel van de nalatenschap van de overleden echtgenoot. Bij gemeenschap van goe deren heeft de langstlevende al de helft van het gemeen schappelijk vermogen. De langstlevende krijgt dus van de boedel, het totale vermogen van man en vrouw de helft krachtens huwelijksgoederenrecht en als erfenis een kindsdeel. In het wetsontwerp zijn nu verschillende verzorgings rechten wettelijk geregeld. Voor de langstlevende echt genoot is bepaald dat deze recht heeft op een som ineens, voorzover deze, ook gelet op de leeftijd, nodig is voor een voldoende verzorging. Het is mogelijk dat als gevolg van deze bepaling de gehele nalatenschap aan de langstleven de toekomt. Als in de toekomst dit voorstel wordt aangenomen dan liggen de verzorgingsrechten dus wettelijk vast. Nu nog niet! Regeften bij testament is dus nu nog nodig! Over het wetsontwerp is nog meer te zeggen. Dit willen we vol gende week doen. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 7