Oorzaken van afwijkende vleeskwaliteit varkens Interventie op rundvleesmarkt staat voor de deur het verloop van de eieruitvoer geeft een ontwikkeling te zien, waarbij de Nederlandse export toch wel zeer sterk afhankelijk worden van één afzetmarkt, de Duitse. Steeds duidelijker wordt dat de uitvoermogelijkheden naar Engeland regelmatig kleiner worden door de toenemende produktie aldaar. Volgens de Eggs Authority wordt voor 1974/'75 een uitbreiding van de eierproduktie verwacht van 720 miljoen eieren, wat 5 meer is dan de produktie in 1973/'74. 'Bij het huidige consumptieniveau zal dat beteke nen dat ook de eiproduktenindustrie over meer grondstoffen zal kunnen beschikken en diaarmee een ongunstige invloed kan hebben op de Nederlands export van eiprodukten. De exportmogelijkheden naar Oostenrijk en Zwitserland zullen voor de naaste toekomst waarschijnlijk ook zeer gering zijn. H' LEI verstrekte de volgende gegevens over de eier en slachtpluimveeprijzen voor de producent( af-be- drijf. November 1973 ƒ2,87 (vorig jaar ƒ1,99); december 1973 2,95 (1,86); jaargemiddelde 1973 2,29 (1,82); januari ƒ2,49 (1,73); februari 2,33 (1.73); maart 2,35 (1,97); 9 maart 2,35 (1,97); 11—16 maart ƒ2,34 (2,08). 9 PROEFSCHRIFT OVER STRESSGEVOELIGHEID A AN de Utrechtse universiteit promoveerde tot doc- tor in de diergeneeskunde op 28 maart j.l. drs. A. Th. M. Verdijk, geboren in 1935 te Beugen. Het proef schrift luidt: „Oorzaken van afwijkende vleeskwaliteit bij stressgevoelige varkens". Promotor was prof. dr. J. G. van Logtesteijn, gewoon hoogleraar in de leer der voe dingsmiddelen van dierlijke oorsprong, in het bijzonder de keuring van deze voedingsmiddelen. De heer Verdijk voltooide eind 1962 zijn studie voor dierenarts aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Daarna was hij gedurende anderhalf jaar werkzaam als waarne mend dierenarts. In 1964 trad hij in dienst van het Instituut voor Veeteelt- kundig Onderzoek „Schoonoord" te Zeist. Na eerst nog een jaar werkzaam te zijn geweest bij de Provinciale Ge zondheidsdienst voor Dieren in Noord-Brabant, trad hij in 1969 in dienst bij de Vleeskeuringsdienst en het Open baar Slachthuis te Boxtel. |VE sterke selectie bij het Nederlandse Land-varken op ''economisch gunstige factoren zoals groeisneliheid, voederverbruik en een grote bevleesdheid, heeft geleid tot een varken dat een verminderde weerstand bezit te lgen stressinvloeden. Dit komt in het bijzonder tot uiting (bij slachtvarkens, waarvan enerzijds ongeveer Vz °/o sterft tijdens het transport naar de slachterij (schade ca lil min per jaar) en anderzijds een groot aantal dieren na het slachten een afwijkende vleeskwaliteit bezit (di- rekt aanwijsbare schade 10 min per jaar). Uit het on derzoek, waarbij ca 5.000 NL-varkens van de integratie Asten betrokken waren, bleek dat van 18 °/o van de var kens na het slachten het vlees te bleek van kleur, te vochtig en te slap van structuur was (z.g. PSE pale, soft, exudative vlees). Bovendien was bij 8 °/o van de geslach te varkens de vleesrijping onvoldoende, waardoor vlees ontstond met een abnormaal donkere rode kleur, een te vaste structuur en een pikkerig aspect (z.g. DFD dark, firm, dry vlees). Het PSE-vlees werd frekwenter aange troffen in de carbonaden (18 °/o) dan in de hamspieren. (14 Geiten (vrouwelijke onbevruchte varkens) ble ken vaker een afwijkende vleeskwaliteit te bezitten dan beren (mannelijke varkens) en borgen (gesneden man nelijke varkens), nJ. 17 ten opzichte van 10 HET aantal dieren met PSE-vlees daalde in de winter met 7 »/o en in de zomer met 40 indien de die ren na aankomst op de slachterij igedouched werden met koud water en tenminste twee uur rust kregen. Naar mate de stresstoestand van de varkens bij aankomst ern stiger was, was het effect van de rustperiode groter. Om daarbij het percentage varkens met DFD-varkens zo klein mogelijk te doen zijn, mag de rustperiode ook weer niet te lang zijn. Geadviseerd wordt een twee tot vier uur durende rustperiode tussen de aankomst en het slachten van de varkens. Bij een dergelijke rustperiode was de ongunstige invloed van hoge (buitentemperaturen op de vleeskwaliteit niet meer aantoonbaar. Dit in tegen stelling tot wanneer de varkens meteen na aankomst ge slacht worden. Op dagen met temperaturen (beneden het vriespunt daarentegen was het percentage PSE-dieren beduidend hoger dan met temperaturen boven 0 'graden C. Er kon geen duidelijke samenhang vastgesteld worden tussen de vleeskwaliteit en de spekdikte van de slacht varkens. Daarentegen was de verhouding tussen de vlees kwaliteit en het Slachttype groot. Van de varkens van het slachttype A bezat 20 Vo en van het slachttype B 2,4 PSE-vlees. CONLUSDES: Ca 25 van de NL-varkens wordt geslacht in een stresstoestand. Na het slachten bezit 18 hiervan PSE-vlees en 8 DFD-vlees. Verbetering van de vleeskwaliteit dient in de eerste plaats te geschieden door selectie op vleeskwaliteit (en/of stressgevoeligheid) bin nen het NL-ras; in de tweede plaats door het toepassen van kruisingen van het NL-ras met meer stress-resistentere rassen zoals bijv. het GY-ras. Bij aankomst van de varkens op de slachterij dienen de varkens gedouched te worden met koud water en tenminste twee uur rust te krij gen alvorens ze geslacht worden. De outillage van de stallen en de werkschema's op de slach terijen dienen hierop ingesteld te worden, het geen tot nu toe te weinig het geval is. Ook de aanvoer schema's van de varkens dienen zodanig te zijn dat enerzijds deze rustperiode verstrekt kan worden en anderzijds deze rustperiode ook weer niet te lang is. Bij buitentemperaturen beneden het vriespunt kan eventueel de rust periode achterwege blijven. Het slachtproces dient zo kort mogelijk te zijn, waardoor de afkoeling van het karkas snel kan aanvangen. Verlenging van de tijd tussen het bedwelmen en het openen van de buikholte met vijf minuten geeft een toename van 25 te zien van het aantal dieren met PSE-vlees. Gelten dienen bij voorkeur geslacht te worden op een gewicht kleiner dan 100 kg. Het bepalen van de mate van stressgevoeligheid van groepen slachtvarkeris kan op praktische wijze geschieden door het meten van de rigor- waarde (lijkverstijving) van de hamspieren. Het creatinephosphokinasegehalte in het steek- bloed vormt een betrouwbaar criterium hier voor, maar is op grote schaal moeilijker uit voerbaar. yASJTGESTELD werd dat deze relatie tot stand komt enerzijds door een grotere bevleesdheid van de die ren me( slachttype A ten opzichte van slachttype B (1 a 2 °/o), anderzijds door het feit dat bij stressgevoelige var kens de lijkstijfheid vrijwel direct na het slachten in treedt, waardoor de hammen van deze varkens omvang rijker lijken en dus een gunstiger slachttype beoordeling krijgen. Relaties tussen produktiekenmerken van de mestvar- kens zoals groeisnelheid, leeftijd enz. en de vleeskwali teit bleken niet of nauwelijks aantoonbaar. Wel (bleek bij de gelten met toenemend slachtgewicht de vleeskwali teit slechter te worden, terwijl dit bij de borgen gelijk bleef. Geadviseerd wordt daarom ter vermijding van PSE de vrouwelijke mestvarkens niet zwaarder te laten wor- ten dan honderd kg. Tussen de groepen nakomelingen van de diverse va- derdieren bleken grote verschillen te bestaan. Bij 29 was het percentage nakomelingen met PSE-vlees kleiner- dan 10. Bij 12 was dit percentage hoger dan 20. Ge concludeerd wordt, dat verbetering van de vleeskwaliteit primair gezocht moet worden in selectie binnen het ras. De F 1-kruisingen tussen het Groot Yorkshire en het NL-ras bleken duidelijk een betere vleeskwaliteit en stressweerstanid te bezitten dan raszuivere NL-varkens. Dit kwam onder meer duidelijk tot uiting in de veel gunstiger creatinephosphokinasewaarden in het slacht- bloed van de F 1-kruisingen, zijnde een maat voor de spiercelbeschadiigingen als gevolg van stress. Onder be paalde omstandigheden kan deze enzymewaarde een bruikbaar criterium vormen voor het meten van de stress-gevoeligheid van de mestvarkens. In de week tot 29 maart is die gemiddelde marktprijs voor slachtvee in de EEG als geheel becijferd op 301,75 verge leken met 300,97 voorgaande week. De ƒ301,75 komt overeen met 90,81 van de (nieuwe) oriëntatieprijs die per 1 april is vastgesteld op 331,96 (was 296,53). Indien gedurende een periode van twee aaneen gesloten weken de gemiddelde EG-marktprijs beneden de 93 van de oriëntatieprijs ligt, komt er een z.g. verplichte interventie in de gehele EEG op de markt voor rundvlees. In de week tot 29 maart was de gemiddelde marktprijs in Nederland nog maar slechts 80,7 van de oriëntatieprijs. Inmiddels is de heffing op invoer uit derde landen ver hoogd van 9,64 tot 37,33 per 100 kg op basis van levepd gewicht. 'Deze heffing zal de invoer uit derdie landen uiter aard bemoeilijken doch vooralsnog kan men nauwelijks ver wachten dat dit effect zo groot zal zijn dat daardoor de ge middelde EEG-marktprijs boven de 93 van de oriëntatie prijs zal komen. Anderzijds moet echter warden opgemerkt dat de in het kader van de z.g. Permanente Interventie vastgestelde in terventieprijzen voor le en 2e kw. stieren en le kw. vaar zen ook aanzienlijk zijn verhoogd. Voorts wordt de invoer uit Engeland, Ierland en 'Dene marken weer vergemakkelijkt, doordat per 1 april de rech ten bij invoer uit die landen in de „oude Zes" EEG-landen met 20 worden verlaagd, zulks ingevolge de in de Akte van Toetreding met die landen gemaakte afspraken. In de week tot 29 maart golden de volgende gemiddelde marktprijzen in de EEG. oer 100 k" levend Slachtrunderen Vette kalveren Gemiddelde EEG ƒ301,75 (300,97) 427,27 (431,02) Nederland 268,00 (269,17) 421,65 (429,68) België 309,40 (310,99) ƒ427,14 (onver.) Luxemburg 309,38 (308,37) 446,28 (457,23) Duitsland 279,87 (282,81) 435,62 (434,30) Frankrijk 315,87 (317,00) 472,65 (480,64) Italië 297,77 (309,25) 443,84 (457,52) Engeland 328,22 (308,73) 427,27 (431,02) Ierland 289,79 (292,97) 305,00 (319,64) Export naar Engeland is niet mogelijk wegens invoerbe- perkende maatregelen als gevolg van voorschriften op het gebied van de grondstoffen die verwerkt worden in de veevoeders in de overige lidstaten Uitvoer naar Italië is praktisch onmogelijk, omdat dit land in hoofdzaak een markt is voor vers gevogelte In België, Denemarken, Frankrijk, Nederland en Duits land vindt een voorraadvorming plaats door stagnatie van het verbruik in (Duitsland! Uitvoer uit EEG-landen naar derde landen wordt ernstig bemoeilijkt door het restitutiebeleid van de Europese Commissie. De akties van de gezamenlijke slachterijen om naar derde landen uit te voeren hebben vrijwel geen resultaat, zodat de Nederlandse slachterijen van de noodi een deugd hebben moeten maken door op de binnenlandse markt kuikens af te zetten beneden kostprijs. Gezien de opzet van slachtkui- kenmoederdieren is in de 2de helft van dit jaar met een pro- duktievermindering van slachtkuikens te rekenen. Wat de gevolgen zijn van maatregelen die mogelijkerwijs in de ver schillende lidstaten getroffen worden, is nog moeilijk te overzien. EIERUITVOER EIER- EN SLACHTPLUIMVEEPRUZEN Jaarge- jan. febr. 49 11—16 gemidd. 1974 maart maart Kippen lichte kippen middelzware zware kippen slachtkuiken- moederdieren Kuikens contract, tot 1400 g dagprijzen: geelvlezig witvlezig RESTITUTIEBELEID Per 1 mei zullen de sluisprijzen aanmerkelijk worden ver hoogd en de heffingen ten opzichte van derde landen aan merkelijk verlaagd. De totale bescherming, bestaande uit sluisprijs heffing, voor de pluimveehouderijprodiukten zal, ongeveer gelijk blijven. Wanneer de Europese Commissie het restitutiebeleid voor pluimveehouderijprodukten hand haaft moet er rekening mee gehouden worden dat de resti tuties bij uitvoer naar derde landen praktisch nihil zullen worden. De Commissie voor EEG-aangelegenheden van het Produktschap is tot de conclusie gekomen dat een herziening van de sluisprijzen en heffingen zeer urgent is en alles in het werk gesteld moet worden om te bereiken dat per 1 augustus op zijn" laatst de noodzakelijk geachte wijzigingen worden aangebracht. v. d. W. 1,18 1,27 1,29 1,29 1,27 1,37 1,46 1,49 1,48 1,46 1,62 1,66 1,69 1,70 1,64 1,99 1,99 2,15 2,13 2,99 1,91 1,95 1,96 1,96 1,92 1,96 1,85 2,92 1,96 1,87 1,99 1,88 2,05 1,98 1,90

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 9