De teelt van snijmais Aardappel varia Het vlasareaal 1974 KORTE WENKEN 5 W. LIMBEEK C.R.A. - Tilburg en 10 kg MgO. Op percelen waar jaarlijks grote hoe veelheden organische mest (drijfmest) worden gegeven, is in verband met de nawerking van de mest uit voor gaande jaren het aanbod van stikstof veel groter. Bij de gegeven gemiddelden is voor stikstof een werkings coëfficiënt van 37% aangehouden. Bij jaarlijks gebruik van grote hoeveelheden drijfmest wordt de werkings coëfficiënt ongeveer 55%. Men geeft dan per 10 ton rundveedrijfmest in plaats van 17 kg, 24 kg en per 10 ton varkensdr ij f mest in plaats van 25 kg, 38 kg stikstof. Zoals u ziet een aanmerkelijke verhoging. Snijmais is dankbaar voor een ruime stikstofbemesting, men moet het echter niet gaan overdrijven. sche mest worden gegeven an b.v. 60 ton en meer per ha, is rijenbemesting met fosfaat niet nodig. Wanneer men jaarlijks ruim tot zwaar met organische mest be mest is het wat extreem om te stellen dat rijenbemes ting voor mais noodzakelijk is. Mais heeft een lange (groeiperiode en wanneer bij de oogst geen opbrengstver- schillen naar voren komen', is het niet alleen uit het oogpunt van bemesting, maar ook uit het oogpunt van economie en bodemverontreiniging ongewenst, dat naast zware giften organische mest nog kunstmest fosfaat wordt gegeven. Wanneer weinig of geen organische mest wordt gegeven en bij lage fosfaattoestanden van de grond of op gronden die fosfaat fixeren (vastleggen), dan is rijenbemesting echter wel aan te bevelen. Men kan dan op fosfaat besparen ten opzichte van breed- werpig toedienen. Mais is afkomstig uit Midden-Amerika en van nature aangepast aan hogere temperaturen. Voor een optimale groei heeft het gewas dan ook veel warmte nodig. Door het wat koelere klimaat in ons land wordt de beginont- wikkeling van de mais geremd en dit wordt nog versterkt door ongunstige cultuuromstandigheden. Het gewas laat dit zien door een rood-paarse verkleuring van de bladeren. Zodra de temperatuur wat oploopt en hierdoor de groei- omstandigheden gunstiger worden, is in veel gevallen de rood-paarse verkleuring van de bladeren snel verdwe nen. Is dit niet het geval, dan is het duidelijk dat er een of meerdere oorzaken aanwezig zijn die de groei van de mais belemmeren en om een oplossing vragen. STRUKTUUR EN ONTWATERING Aangezien mais bij ons in een wat ongunstig klimaat moet groeien is het noodzakelijk er voor te zorgen dat de groeiomstandighelden zo gunstig mogelijk zijn. Een goede ontwatering en een goede struktuur van de grond zijn veel belangrijker dan de grondsoort. Zowel op klei als op zand kan goede mais groeien. Koude natte grond is slecht voor al onze kultuurgewassen, maar wel spe ciaal voor mais. Het is dus zaak te zorgen voor een goede ontwatering van de percelen. Verdichte lagen (b.v. ploegzool) onder de bouWvoor mogen niet voorkomen. Bij veel regen kan het overtollige regenwater dan niet snel genoeg worden afgevoerd en naar beneden wegzak ken en heeft piasvorming plaats. Bij storende lagen en verdichting van de ondergrond wordt de mais geremd in de wortelontwi'kkeling, met als gevolg eerder last van droogte. BEMESTING Mais vraagt een goede kalktoestand van de grond. Veel percelen hebben een te lage kalktoestand. Een goede pH-K.Cl. voor mais op zandgrond is 5.0 tot 5.2 en voor rivierklei 6.4. Bij een goede fosfaat-, kali- en mag nesiumtoestand van de grond is het advies en behoefte op zand en rivierklei per ha als volgt: Op zandgrond: 180—200 kg N; 100—140 kg P205; 120 H40 kg K20 en 50 kg MgO. Op rivierklei: 180—200 kg N; 100—140 kg P205 en 80 —100 kg K20. De hoogte van de kunstmestgift zowel voor N, P, K en Mg hangt af van wat men reeds met organische mest heeft gegeven. Per 10 ton drijfmest geeft men gemiddeld de volgende hoeveelheid werkzame bestanddelen. Rund veedrijfmest 17 kg N; 20 kg F205; 50 kg K2Q en 10 kg MgO. Varkensdrijfmest 25 kg N; 45 kg P205; 40 kg K20 ORGANISCHE MEST GEVEN IN MATIGE HOEVEEL HEDEN Organische mest kan op snijmais goed worden benut. Er is echter een groot verschil in hoeveelheid welke nodig is en hoeveelheid welke dikwijls gegeven wordt. Mais kan zware giften (drijfmest) van honderd ton en meer per ha wel verdragen, maar heeft dergelijke gro te giften voor een optimale groei beslist niet nodig. Mais vraagt een ruime fosfaatbemesting. Het bemes tingsadvies is gebaseerd op breedwerpig bemesten met meestal oppervlakkige inwerking. Dit is ook de reden dat het bemestingsadvies voor mais, wat fosfaat betreft, zo hoog is. Als op percelen met een goede tot vrij hoge fosfaattoestand, jaarlijks nog vrij zware giften organi- KALI EN MAGNESIUM Kali en magnesium worden bij bemesting met ruime hoeveelheden organische mest ook voldoende gegeven. Bij enkel bemesten met kunstmest, kan men de reeds eerder genoemde normen hanteren. Op percelen welke ruim met organische mest worden bemest zal als regel alleen "nog een lichte aanvulling met stikstof nodig zijn: voor de rest geeft men met organische mest een volle dige bemesting. Bij het zaaiklaarmaken van de grond, dient vooral gelet te worden op een gelijkmatige bewer kingsdiepte. Deze dient ongeveer gelijk te zijn aan de zaaidiepte namelijk 57 cm. Het zaaiklaar-maken kan het beste gebeuren met een combinatiewerktuig; hier mede kan men de bewerkingsdiepte regelen. Het zaai- bed mag niet te fijn zijn om verstuiving tegen te gaan. ZAAITIJD EN ZAAIDIEPTE De beste zaaitijd ligt tussen 20 april en 1 mei. De gewenste zaaidiepte is 57 cm. Dieper zaaien dan 7 cm geeft een slechtere opkomst en ondieper zaaien dan 5 cm verhoogt de kans op vogelschade. AANTAL PLANTEN PER HA Men moet streven naar 90100.000 planten per ha. Dat wil zeggen dat de machine moet worden afgesteld op 105115.000 korrels per ha. Voor vroege rassen 115.000 en voor latere rassen 105.000 korrels per ha. Het zaaizaad wordt in ha-verpakking afgeleverd, waarop het aantal te verzaaien korrels staat aangegeven. RIJENAFSTAND Snijmais wordt gezaaid op een rijenafstand van 75 cm. De meerrijige oogstmachines zijn n.l. gebouwd voor een rijenafstand van 75 cm. erder moet men zorgen voor rechte rijen. Behalve rechte rijen vooral ook letten op goede aansluiting van de rijen van de verschillende machinegangen. MAATREGELEN TEGEN ZIEKTEN EN PLAGEN Het zaaizaad is bij aflevering ontsmet tegen kiem- sohimmels en meestal ook behandeld tegen vogelschade. Worden ritnaalden verv/acht dan kan men vlak voor het zaaien het zaaizaad nog behandelen met 3 gr lindaan 20 per kg zaad. Mais wijkt op enkele punten af van andere granen, maar bij het toepassen van de juiste teeltmaatregeler kan men ook bij ons goede mais telen. De groothandelsprijzen voor consumptie-aardappelen zijn de laatste maanden op een lager niveau gekomen dan in de herfst voor mogelijk werd gehouden. De ter- mijnmarktnot'eringen voor Bintje 40/opw. voor zaken gedaan op april geven een duidelijk beeld van de hoge verwachtingen die in oktober over de marktsituatie be stonden en de voortdurende prijsdaling die zich daarna heeft voltrokken. Aldus het overzicht van het Produkt- sohap voor Aardappelen betreffende de marktsituatie overigens is het opvallend dat de prijsdaling in de con sumptieprijzen sterk vertraagd doorwerken en de lan delijke detailverkbopprijs voor Bintje in februari nog 41 ct/kg bedroeg. Van oogst 1973 is de export ongeveer 100.000 ton lager dan die van de daaraan voorgaande jaren. De export naar West-Duitsland is vrij regelmatig. Frankrijk heeft de invoer stopgezet, op grond van de min.-prijsregeling. In Engeland bestaat geen behoefte aan import wegens voldoende eigen voorraad. Wel worden in toenemende mate primeurs uit het Middellandse Zeegebied ingevoerd. Over de verdere exportmogelijkheden en de daarmede samenhangende marktsituatie is weinig te voorspellen. In het algemeen kan geconstateerd worden dat in de partnerlanden de vraag en het prijspeil flauw zijn ter wijl de Vraag in derde landen beperkt is. De marktont wikkeling in de komende maanden zal in belangrijke mate bepaal'd worden door de omvang van de aanvoer van nieuwe aardappelen uit de Middellandse Zeelanden en Zuid-Europa. Ook de weersomstandigheden en de groei van de vroege aardappelen in West-Europa vor men een factor van betekenis. Zo is de Westduitse invoer van vroege aardappelen tot de vorige week al ruim 4.000 ton geweest, voorna melijk uit Italië en Spanje. Op 26 maart heeft men de eerste leveringen van Marokko en Egypte ontvangen. Zoals voorheen is de Westduitse mark voor vroege aard appelen overvloedig voorzien. In de afgelopen twee we ken is de prijs daarvoor gedaald en vervolgens enigszins gestabiliseerd. De kwaliteit van de geïmporteerde vroe ge aardappelen wordt zeer goed geacht. In ons land zijn tot 25 maart 135 ton nieuwe aardappelen ingevoerd, voornamelijk uit Italië. De gemiddelde invoerprijs be droeg 85,80 per 100 kg. „Vlasberichten" meldt dat |de ramingen omtrent het vlasareaal 1974 op rond de 58 a 60.000 ha uitkomen. Dat zou in vergelijking met het vorig jaar een areaaluitbrei ding van ca 25 betekenen. Volgens deze verwachtin gen zou relatief de grootste uitbreiding in België plaats vinden n.l. rond 10.000 ha (1973 6644 ha) terwijl ook in Nederland sprake zou zijn van een behoorlijke uit breiding p.l. tot 8.000 ha (1973 5.0000 ha). De uit breiding in Frankrijk van het vlasareaal zou verhou dingsgewijs geringer fcijn en wordt op 10 a 12% ge schat. Overigens wordt de verwachting uitgesproken dat de latere uitzaaidatum een hoge oogstopbrengst niet waarschijnlijk lijkt, zodat de stro- en vezelopbrengst niet in evenredigheid zou stijgen met de areaaluitbrei ding. C.A.R. Zevenbergen Akkerbouw NU DE LOONSPUITERS volop werk hebben en dik wijls overal tegelijk moeten zijn, kunt U van deze men sen niet alles verwachten en zeker geen wonderen. Wan neer U tijdig opgeeft en wanneer en waar gespoten moet worden, kan deze man zijn dagelijkse route zo gunstig mogelijk uitstippelen, dus meer werk leveren en zijn klanten vlugger bedienen. VROEGE AKKERTRIPS kan reeds kort na opkomst schade doen aan gewassen zoals bieten, blauwmaanzaad, erwten of vlas zonder dat U het merkt. Want zeer kleine beestjes lopen niet zo direkt in de gaten. Het is daarom nodig die gewassen regelmatig te kontroleren. Distels, hoefblad of muurpollen kunnen goede aanwijzingen geven of trips al dan niet aanwezig is. VAN ITALIAANS RAAIGRAS geteeld voor de zaad winning kan in het voorjaar nog goed een flinke snede voor voederwinning geoogst worden. Bij een voldoende hoge stikstofgift kan de opbrengst aan het gras wel 3d 40 ton bedragen. Dit voormaaien is niet nadelig voor de zaadopbrengst mits het tijdig gebeurt. Uit proeven is ge bleken dat beslist voor 1 mei het gras eraf moet zijn. BIJ IEDERE GRONDBEWERKING, maar vooral bij die voor de aardappelteelt, dient men er van uit te gaan dat de grond met geen enkel werktuig kan worden ge dwongen. Is de grond nog te nat, dan valt hij niet uiteen maar klit samen tot kluiten. Het resultaat van alle bewer kingen in te natte toestand is minder losse grond, meer kluiten en een vast gereden ondergrond. Dit is funest voor de groei en het oogsten met moderne rooimachines. PERCELEN KLAAR GELEGD om te zaaien of te po ten, dienen zo snel mogelijk ingezaaid of gepoot te wor den want het weer is dikwijls spelbreker bij Uw plannen. Zijn de percelen wat groot van oppervlakte maak dan vooral voor aardappelen slechts een deel van het per ceel klaar en poot dat eerst. Op deze manier kan heel wat struktuurbederf door regen worden voorkomen. Veehouderij DOOR DE WEERSOMSTANDIGHEDEN is het op vele erven slecht gesteld. Rond de kuilen zijn vaak grote mod derpoelen ontstaan. Dit kan zich elke winter herhalen. Bekijk Uw erf eens kritisch en breng een goede verhar ding aan om het voedertransport van kuil naar stal te vergemakkelijken. NIEUW INGEZAAID GRASLAND kan dikioijls in de bovenlaag wat los zijn. Om de groei te stimuleren is het goed bij droge omstandigheden het vast te rijden. NU BIJ DIVERSE fok- en kontroleverenigingen de ver slagen uitkomen is het niet alleen noodzakelijk om de plaats van Uw bedrijf in de vereniging te beoordelen maar ook hoe of de vereniging staat t.o.v. de andere ver enigingen. Naast het gebruik van goed verervende stie ren kan een verbetering ook gezocht worden in een goede voeding.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 5