Akkoord over de landbouwprijzen 1974/75 Nieuwe E.G.-landbouwprijzen 5 E.E.G.-RAAD VAN MINISTERS (LANDBOUW GEMIDDELDE VERHOGING VAN OMSTREEKS 9 zaterdag 23 maart j.l. de derde dag van zijn bijeenkomst heeft de E.E.G.-Raad van Ministers (Landbouw) een akkoord bereikt over het compromis voorstel dat de Europese Commissie staande de verga dering had voorbereid, ter vaststelling van de nieuwe land- en tuinbouwprijzen voor het jaar 1974/'75. Het ge middelde van de verhoging ten opzichte van het jaar 1973/'74 van de prijzen voor produkten, waarvoor een E.E.G.-marktordening geldt, bedraagt omstreeks 9 9r. (In de oorspronkelijke voorstellen van de Europese Commis sie beliep dit gemiddelde 7 7c; het COPA-presidium, waarin de Europese landbouworganisaties samenwerken, had verhogingen tot gemiddeld 12 7c bepleit.) De minister van landbouw en visserij, mr. A. van der Stee, kwalificeerde de uitslag van dit beraad over het prijsbeleid als zeer positief .Hij zei dat nu een verantwoor de verhouding tussen de verhogingen voor de produk ten van de akkerbouw en van de rundveehouderij is be reikt. Voor de Nederlandse producenten acht hij het ni veau van de prijsverhoging alleszins aanvaardbaar. Van grote politieke betekenis noemt de bewindsman dat het Verenigd Koninkrijk zijn plaats als E.E.G.-lid- staat behoudt. De problematiek waarvoor de nieuwe Britse regering zich ziet geplaatst, leek aanvankelijk een zware hypotheek op de beraadslagingen te leggen. Zeer verheugend is, dat voor de noodzakelijke aanpassingen aan het nieuwe E.E.G.-prijsbeleid in goed overleg met de Britse delegatie oplossingen konden worden gevonden. De tijdelijke uitzondering, die dit nieuwe prijsjaar voor het Verenigd Koninkrijk zal gelden, past in het Toe tredingsverdrag dat met dit land is gesloten. HET PRIJSBELEID VOOR 1974/'75 DESLOTEN is de huidige prijzen met de hiernavolgen- u de percentages te verhogen: Richtprijs Interventieprijs Harde tarwe 15 15 Zachte tarwe 6 4 Gerst 5 5 Rogge 6 4 Mais 6,5 6,5 Rijst 6 4 Witte suiker 7 7 Minimum producentenprijs voor suikerbieten 5,5 („vet" en „halfvet") Oriëntatieprijs voor rundvlees 12 Oriëntatieprijs voor kalfsvlees 9 Basisprijs voor varkensvlees 8 Richtprijs voor melk 8 Interventieprijs voor boter 10 Interventieprijs voor mager melkpoeder 19,7 Oriëntatieprijs voor wijn 11 Interventieprijs voor appelen 7 Interventieprijs voor peren 4 Interventieprijs voor andere produkten uit de sector groenten en fruit, waaronder bloemkool en tomaten 10 Prijzen voor olijfolie 0 Verwacht wordt, gezien de marktsituatie, dat de nieuwe landbouwprijzen niet tot extra uitgaven voor het Euro pese Landbouwfonds zullen leiden, zodat geen beroep op aanvullende middelen voor de Gemeenschap zal behoe ven te worden gedaan. MELK- EN ZUIVELPRODUKTEN IN eerdere Raadszitting is besloten, het melkprijsjaar 1974/'75 met terugwerkende kracht op 3 maart j.l. te doen ingaan. Richtprijs melk franco fabriek bij 3,7 vet per 100 kg Wordt 13,41 RE 46,13 Interventieprijs boter per 100 kg Blijft 176 RE 605,44 (Zie verder pag. 4) (Vervolg van le pag.) Dit zullen ze overigens ook hard nodig hebben gezien de gestegen verwerkingskosten. Wanneer we nu zien dat de kostenstijgingen voor gra nen en suikerbieten voor het a.s. seizoen geraamd wor den op zo'n 200 300 gulden per ha, dan betekent dit dat via de prijzen slechts ongeveer de helft wordt goed gemaakt! De rest zou dan uit produktiviteitsstijging moeten ko men, hetgeen een welhaast onmogelijke opgave lijkt. In feite zal de akkerbouw haar inkomen uit deze produkten dan ook netto, in guldens uitgedrukt, zien dalen. Hoe Minister Van der Stee in dit kader van een alleszins aan vaardbare prijsverhoging kan spreken is ons een raad sel. MELK EN VLEES X-JOEWEL de melkveehouderij de 8% richtprijsver hoging zeker nodig zal hebben om aan de forse kostenstijgingen het hoofd te kunnen bieden, komt deze verhoging toch meer overeen met het Nederlandse land- bouwstandpunt. Zeker nu de Ministerraad het plan van Lardinois, om bij eventuele overschotten van boter hef fingen bij de producenten en fabrieken op te leggen, toch wel definitief naar de ijskast heeft verwezen. Het is nu vooral zaak er nauwlettend op toe te zien dat onze regering ook een daadwerkelijke prijsverhoging van de consumptiemelk met 8 mogelijk maakt. Tevens zal daarbij gelijktijdig de minimumverkoopprijs voor consumptiemelk een aanpassing moeten ondergaan. Naast de verhoging van de oriëntatieprijs voor rund vlees is hier vooral van belang het besluit van de Raad om voor 1 juli 1974 een nieuw invoerstelsel voor rund vlees vast te stellen en het interventiesysteem zonodig te wijzigen. Al met al zijn wij van mening dat er wel degelijk sprake is van een verdere verstoring van het prijsevenwicht tus sen akkerbouw- en veehouderijprodukten. TUINBOUW WOOR onze fruitteelt is van belang dat de Raad heeft besloten op korte termijn een nieuwe rooi- regeling voor appelbomen in te stellen. Overigens is hierbij vooral van belang, zoals minister Van der Stee tijdens de persconferentie terecht opmerkte, in welke mate daarvan door landen als Frankrijk, West-Duitsland en Italië gebruik gemaakt zal worden. Immers het produk- tieoverschot binnen de E.G. moet zeker niet direkt in ons land gezocht worden. Dat de landbouwministers ook het energievraagstuk voor de tuinbouw gaan aanpakken is op zich een goede zaak. Wij hopen aileen dat dit geen reden voor onze na tionale overheid zal zijn om in deze voor de tuinbouw zo urgente zaak een afwachtende houding aan te nemen. Als er ergens op korte termijn overheidsdaden noodza kelijk zijn, is het immers wel op het gebied van de be taalbare energievoorziening voor de tuinbouw. Het gaat daarbij niet alleen om stimulering van de omschakeling op aardgas, maar zeker ook om het in de hand houden van de prijzen voor stookolie, H.B.O. etc. NATIONALE MAATREGELEN AL met al prijsbesluiten die weinig perspectief bie- den voor de toekomstige inkomenspositie in de landbouw. Of men moet even optimistisch zijn als minister Van der Stee, die konstateerde dat de boeren het afge lopen jaar over het algemeen een goed jaar hebben ge had en als het weer en de andere omstandigheden mee werken er zeker niet in inkomen op achteruit behoeven te gaan! Wanneer we onder die andere omstandigheden met name de prijsvorming van de vrije produkten rekenen dan is meteen duidelijk dat de basis waarop vooral het ak kerbouwbedrijf steunt er door deze garantieprijsaanpas singen niet hechter op is geworden. Onder andere om standigheden kunnen ook verstaan worden dé overheids maatregelen voor de zelfstandigen op het gebied van kostprijsverhogende belastingen en kostprijsverlagende subsidies. Met name de belastingwetgeving voor zelf standigen werkt in ons land concurrentievervalsend ten opzichte van andere E.G.-lidstaten. Wij denken daarbij aart de recente verhogingen van de vermogensbelasting en de enorme druk van de inkom stenbelasting die het vrijmaken van gelden voor inves teringen wel bijzonder moeilijk maakt. Aan de subsidiekant zijn wij van mening dat onder steuning van beginnende boeren, in navoiging van som mige andere landen, op korte termijn aan de orde gesteld dient te worden. Tenslotte is wel duidelijk dat deze prijsvoorstellen ab soluut geen ruimte vrijlaten voor een afschaffing van de B.T.W.-toeslag. Deze in het kader van de revaluatie verstrekte toeslag zal dan ook na 1 mei onverminderd gehandhaafd dienen te blijven. LUTEIJN. HET feit dat de vrouw voor haar arbeidsinkomen af zonderlijk in de inkomstenbelasting wordt aangesla gen blijft de aandacht vragen. Het is ook een belangrijke bepaling die tot belastingbespariva aanleiding kan zijn. Indien de vrouw werkt in de onderneming van haar man is bepalend voor de aftrek, het aantal uren dat de vrouw in de onderneming van haar man werkt. Het gaat er om te bepalen of zij 2000 uur per jaar werkt; dan is Vi van de winst, echter minimaal 3.188,en ma ximaal f15.940,haar aandeel in die winst; of zij 1000 uren werkt en dan zijn die cijfers Vi deel van de winst, echter minimaal 3.188,en niet meer dan f 9.564. De derde mogelijkheid wordt niet exact met een aantal uren in de wet genoemd, men spreekt van: de aftrek be draagt f 3188,indien gedurende het kalenderjaar in be langrijke mate arbeid wordt verricht. (De genoemde be dragen 3.188,15.940,en f 9.564,zijn de bedragen voor 1973, voor 1974 zijn deze anders). De moeilijkheid zit in het bepalen van het aantal uren dat wordt gewerkt. Er is reeds meerdere rechtspraak over dit punt en een recent geval, handelende over 1971, willen wij hieronder weer gegeven. U ET arrest luidt als volgt: Vast staat dat belanghebbende een landbouwonder neming exploiteert op een boerderij te L. ter grootte van circa 16 ha, hem in eigendom toebehorende en circa twee ha gepachte grond; dat deze grond in 1971 bestond uit grasland, behoudens een klein gedeelte, waarop aardappels werden verbouwd en een 360 m2 grote moestuin; dat de veebezetting in belanghebbendes onderneming in 1971 bestond uit gemiddeld 30 melkkoeien, 1 stier, 26 vaarzen, pinken en kalveren, 105 varkens en 1350 kippen. Het geschil betrof de vraag of belanghebbendes echtge note in het belastingjaar al dan niet in belangrijke mate arbeid heeft verricht in de door belanghebbende gedreven onderneming, zulks in de zin van artikel 54, derde lid, van de Wet zoals die luidde in het jaar 1971. Belangheb bende stelde dat het aantal voor belanghebbendes echtge note met de arbeid in de onderneming gemoeide uren als volgt kan worden geschat (gedeetelijk in afwijking van de opstelling in het beroepschrift en de pleitnota arbeid in de moestuin, behoudens spitten en mesten 100 uur eieren reinigen, schoonmaken van melkgereed- schap 100 uur het verzorgen van koffie en thee voor de werkers op de boerderij en het in verband hiermede afwas sen van vaatwerk 150 uur wassen en herstellen van bedrijfskleding 300 uur incidentele werkzaamheden, zoals afrekenen met afnemers en leveranciers van het bedrijf, eieren rapen, bijspringen bij het melken of het binnen halen van de oogst ingeval van ziekte, verande rende weersomstandigheden en dergelijke Hr Totaal 50 uur 700 uur ET Hof overwoog ten aanzien van het geschil: dat het hof bij de beoordeling van de aard en omvang van de door belanghebbende opgesomde en door de inspectie betwiste werkzaamheden van belanghebben des echtgenote vooropstelt, dat het verzorgen van koffie en thee voor de eigen echtgenoot en zoon, zomede voor een enkel personeelslid, of incidenteel voor een leveran cier of afnemer van het bedrijf, zozeer past in het kader van de normale huishoudelijke bezigheden, dat dit werk in het algemeen niet kan worden aangemerkt als te zijn verricht in de onderneming van de echtgenoot; dat belanghebbende ook een beroep heeft gedaan op de medezeggingschap, welke zijn echtgenote in het be- drijfsgebeuren heeft, het overleg over bedrijfsaangelegen- heden met belanghebbende en het toezicht op al hetgeen omgaat op de boerderij, indien belanghebbende op het land werkt; dat een en ander echter in het algemeen hoofdza- kelijk voortvloeit uit de normale goede verstandhouding tussen echtelieden, waarbij de vrouw niet onkundig blijft van de gang van zaken in het bedrijf en bij min of meer belangrijke beslissingen ook de man zal steunen, terwijl het houden van „toezicht" voor iemand als belanghebben des echtgenote, die als moeder van een gezin van vijf tot het huishouden behorende kinderen vaak thuis zal zijn in verband met de zorg voor het huishouden, veelal geen ex tra werkzaamheden van enige betekenis zal meebrengen; dat belanghebbende, ook niet aannemelijk heeft ge maakt, dat in zijn geval deze werkzaamheden anders dan zeer incidenteel waarbij het Hof denkt aan het bren gen van koffie of thee naar de werkers op het land bij het aardappelen rooien en het hooien, alsmede aan de enkele malen, waarin het houden van toezicht extra werkzaam heden zou hebben kunnen meebrengen waren aan te merken als te zijn verricht in belanghebbendes onderne ming in de zin van artikel 54, derde lid, van de Wet; dat het Hof ex aequo et bono een schatting van de aldus nog wel in aanmerking te nemen werkzaamheden meent te kunnen maken op ongeveer 50 a 100 uur in to taal; dat wel aannemelijk is, dat het wassen en herstel len van bedrijfskleding veelal niet kon geschieden in het kader van de normale huishoudelijke werkzaamheden, omdat deze kleding een speciale behandeling vereist zo als door belanghebbende betoogd; dat het Hof echter met de inspecteur van oordeel is, dat het in dit verband door belanghebbende gesielde aantal uren belangrijk te hoog lijkt te zijn geschal, nu het hier enkel betrof de werkkleding van belanghebbende zelf en één medewerkende zoon, alsmede die welke cle dagloner voor bepaald werk gebruikte; dat daarom niet kan worden aanvaard, dat te dezer zake meer dan circa 150 uur, neerkomende op gemiddeld ongeveer drie .uur per week, in aanmerking komt als werkzaamheden verricht 'in belanghebbendes onderne ming; dat het totaal van de werkzaamheden van belang hebbendes echtgenote in de onderneming derhalve uit komt op 250 uur terzake van de tussen partijen vast staande werkzaamheden plus 50 a 100 plus 150 uur of op minstens 450 en hoogstens 500 uur; dat daarmede naar 's hofs oordeel niet i." voldaan aan de in art. 54, derde lid, van de Wet gestelde eis. dal de echtgenote van de belastingplichtige in belémg rijke mate arbeid verricht in de door hem gedreven onderne ming, zodat de inspecteur terecht geen vermindering overeenkomstig die wetsbepaling heeft verricht. Het Hof was er dus niet van overtuigd, dat in .be langrijke matearbeid werd verricht, zodoend' werd geen aftrek verleend. PAAUWE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 3