Over
krantekoppen
gesproken
MEDEWERKSTER
Rentedragende
studieleningen
via banken
Seizoenhulp
en de sociale verzekering
<{ffr>
Drs. J. DIJKGRAAF,
L.C.C. - Goes.
F)E voorzitter van het L.C.C., de heer ir. A. W. Luit-
jens, bracht in zijn openingswoord voor 'de leden
vergadering, die vorige maand in Zierikzee werd gehou
den onder meer de strukturele opzet van de grotere co-
operatieve verenigingen ter sprake. Hij betoogde, dat
voor belangrijke beslissingen terwille van een slagvaar
dig beleid bestuur en raad van toezicht over grotere be
voegdheden moeten beschikken. Daardoor krijgt de le
denvergadering meer te maken met controle achteraf.
Voor dagblad ,,De Stem" was dit aanleiding om in hel
nummer van 21 februari boven het verslag als kop te
plaatsen: leden van coöperaties raken zeggenschap kwijt.
Zo'n kop is koren op de molen van hen, die al langer
beweren, dat de leden in een coöperatie niets meer te
zeggen hebben!
Krantekoppen dekken beslist niet altijd de lading. Als
een lezer van een krant zich alleen maar beperkt tot het
lezen van koppen zal hij ongetwijfeld een vertekend beeld
van eau oiur\je wei KeujMleiu vuur zien zien. r\opperi neD-
ben bijvoorbeeld meer tot taak om de aandacht te trek
ken dan om de inhoud van het nieuws, verslag of artikel
exact weer te geven. Koppen maken is een vak apart en
elke krant heeft daarover zo de eigen opvattingen. Ver
gelijk bijvoorbeeld maar eens ,,De Telegraaf" met „NRC-
Handelsblad". Welnu ook in het door ons gesignaleerde
geval dekte de kop niet helemaal de lading!
OVERDRACHT BEVOEGDHEDEN
IJET zal duidelijk zijn dat voor belangrijke en tevens
snelle beslissingen de ledenvergadering of leden
raad niet altijd vooraf geraadpleegd kan worden. Voor
vele andere en ook zeer belangrijke beslissingen kan en
moet dit echter wel. Ook in grotere coöperaties. Het lijkt
goed om hierover geen misverstanden te laten bestaan.
Ook weten we, dat sommige leden dit aanvechten even
als buitenstaanders, maar deze laatsten meer uit een
oogpunt van anti-propaganda ten aanzien van de coöpe
ratie! Iedere groeiende organisatie of onderneming heeft
te maken met de noodzaak tot delegeren dat wil zeggen
met het overdragen van bevoegdheden op anderen. De
baas delegeert aan personeelsleden, de direktie aan
medewerkers, raad van toezicht aan bestuur, bestuur aan
direktie en ledenvergadering aan bestuur en direktie. In
een onderneming kan één man op één niveau moeilijk
alle beslissingen nemen en vandaar is delegeren een
zinnige zaak.
Bij het overdragen van beslissingsbevoegdheden moe
ten echter twee dingen bijzonder goed in de gaten ge
houden worden. In de eerste plaats is de vraag: aan wie
wordt er gedelegeerd? Is de man of vrouw of is het be
wuste college capabel genoeg om gedelegeerde beslis
singen te kunnen nemen? Dat geldt met name voor be
stuur en direktie. De ledenvergadering moet weten of
bijvoorbeeld het bestuur goed voor haar taak berekend
is. Het verkiezen van goede bestuursleden door de leden
vergadering is daarom een uiterst belangrijke zaak. Be
stuursleden moeten mensen zijn, waarin de leden volle
dig vertrouwen hebben, want zonder vertrouwen kan geen
enkele onderneming of organisatie goed funktioneren
Bestuur en direktie moeten daarom volledig voor hun
taak berekend zijn, want zij zijn het, die 'direkt of indirekt
gekozen het voor de leden waar moeten maken De
ledenvergadering heeft ten aanzien hiervan dus een zeer
centrale taak.
VERANTWOORDING
£EN andere belangrijke zaak bij het delegeren is de
zogenaamde terugkoppeling. Regelmatig moeten
zij aan wie gedelegeerd is verantwoording afleggen over
het gevoerde (gedelegeerde) beleid. Dan kan dat beleid
beoordeeld worden, eventueel bijgestuurd en in 'n uiterst
negatief geval kan de delegatie teruggenomen worden en
aan anderen overgedragen. Ook de ledenvergadering of
ledenraad heeft uiteraard dit recht,, zodat er in dit geval
eveneens sprake is van een centrale taak.
Wij leven in een tijd van toenemende delegatie (over
dracht van bevoegdheden). Dat komt omdat de ,,span
of control" (het veld 'dat overzien moet worden) te groot
wordt. Er moeten te veel kleine en grote beslissingen
genomen worden om alles in één hand te houden. Daar
door vindt er decentralisatie van bevoegdheden plaats,
hetgeen mede gestimuleerd wordt door de roep om 'de
mocratisering. Maar terugkoppeling blijft noodzakelijk,
zodat ledenvergadering of ledenraad, bestuur en direk
tie van coöperaties elk op hun niveau hun controle op
de delegatie blijven houden! Alle krantekoppen ten spijt!
op doorgaans tenminste twee dagen per week tegen
een bruto vergoeding, die doorgaans over een week
tenminste 2/s deel van het wettelijk minimum loon
bedraagt.
2. Bij ©en arbeidsverhouding aangegaan voor korter dan
één maand is men niet verzekerd.
3. Volgen meerdere arbeidsverhoudingen bij dezelfde
werkgever elkaar met tussenpozen van korter dan een
maand op, dan bestaat alleen dan geen verzekerings
plicht indien de gezamenlijke duur van die arbeids
verhoudingen korter is dan een maand (23 dagen).
Ligt er een periode van langer dan een maand tussen
twee arbeidsverhoudingen dan is het gestelde onder
punt 2 eventueel weer van toepassing.
(Zie verder pagina 16)
Op het kantoor van de ZLM te Goes komt een
plaats vrij voor een
ter assistentie van de redacteur van het wekelijks
verschijnend Land- en Tuinbouwblad.
Leeftijd 18 jaar. Bezit van diploma's Mavo en
machineschrijven strekt tot aanbeveling.
Salariëring volgjens rijksregeling.
Indiensttreding bij voorkeur per 1 mei.
Sollicitaties kunnen onder opgave van referenties
binnen twee weken worden ingezonden aan de
secretaris der ZLM - Grote Markt 28 te Goes.
Meerderjarige studenten tot 36 jaar in het weten
schappelijke onderwijs en hoger beroepsonderwijs kunnen in
aanmerking komen voor een rentedragende studielening, te
sluiten bij een bank. De Staat der Nederlanden staat tegen
over de banken borg voor deze studieleningen. Voor het
studiejaar 1973-1974 is het maximum van de studielening
vastgesteld op 2.800,en het minimum op 500,Voor
het jaar 1974 bedraagt de rente 8
DE BELANGRIJKSTE LENINGVOORWAARDEN
Algemeen. De rentedragende lening zal uitsluitend gelden
voor meerderjarige studenten tot 36 jaar die het Neder
landerschap bezitten, ingezetenen van Nederland zijn en
studeren aan een Nederlandse instelling van wetenschap
pelijk onderwijs of hoger beroepsonderwijs en overigens
niet in aanmerking komen voor een rijksstudietoelage
resp. hun aanspraak hierop niet geldend maken. De faci
liteit van de rentedragende studielening staat derhalve
naast het huidige rijksstudietoelagenstelsel.
Rentepercentage. De door de geldnemer verschuldigde
rente wordt gekoppeld aan de marktrente voor kort
lopende overheidsleningen. Voor het kalenderjaar 1974
is de rente vastgesteld op acht procent. Tijdens de stu
diejaren zgn. opbouwfase van de lening en de daar
op aansluitende wachtperiode van twee jaar zgn. tus
senfase van de lening waarin noch rentebetaling, noch
aflossing op de hoofdsom van de lening zal behoeven
plaats te vinden, wordt de rente jaarlijks vastgesteld.
Aflossing en rentebetaling. Twee jaar na beëindiging van
de studie moet de student beginnen met het aflossen van
de schuld en het betalen van de rente. De duur van het
aflossingstijdvak is afhankelijk van de hoogte van het
opgebouwde bedrag, alsmede van de studie/opleiding
waarvoor de studielening is verstrekt. Vervroegde aflos
sing zonder extra kosten voor de geldnemer is
steeds mogelijk.
Indien de lening is aangegaan door een student weten
schappelijk onderwijs en de schuld:
kleiner is dan 10.000,bedraagt de aflossingster
mijn: 10 jaar;
ligt tussen 10.000,en 20.000,-- bedraagt de af
lossingstermijn: 15 jaar;
groter is dan 20.000,bedraagt de aflossingster
mijn: 20 jaar.
Indien de lening is aangegaan door een student hoger
beroepsonderwijs eri de sohuld:
kleiner is dan 7.500,bedraagt de aflossingster
mijn: 10 jaar;
ligt tussen 7.500,en 15.000,bedraagt de af
lossingstermijn: 15 jaar;
groter is dan 15.000,bedraagt de aflossingster
mijn: 20 jaar.
Bovenstaande bedragen zullen periodiek aangepast wor
den aan de wijzigingen van de binnenlandse waarde van
de geldeenheid. Voor diegenen voor wie de verplichtin
gen uit hoofde van rentebetaling en aflossing gedurende
de eerste twee jaar van de vastgestelde aflossingsperiode
nog te zwaar zijn, bestaat de mogelijkheid om in overleg
met de bank die de lening heeft verstrekt, opschorting
te verkrijgen van de aflossing van het opgebouwde be
drag. In dat geval dient alleen rente over de uitstaande
studieschuld te worden betaald. Bij overlijden of blijven
de invaliditeit van de debiteur zal van geval tot geval
worden bekeken of moet worden overgegaan tot geheel
of gedeeltelijk buiten invordering stellen van de nog
resterende studieschuld.
"J"ER illustratie van de terugbetalingsverplichtingen vol
gen hieronder twee voorbeelden,
a. Een student wetenschappelijk onderwijs leent gedurende
de laatste twee jaren van zijn studie een bedrag van
2.800,per jaar tegen een rente van bijv. 8 Op het
tijdstip van afstuderen bedraagt de studieschuld ca.
6.300,Indien de terugbetaling twee jaar na beëindi
ging van de studie aanvangt de studieschuld is dan
opgelopen tot ca. 7.400,bedraagt het gedurende 10
jaren te betalen bedrag aan rente en aflossing ca.
1.100,Zou deze student per jaar de helft van
2.800,1.400,hebben geleend, dan zou het jaar
lijks terug te betalen bedrag eveneens de helft bedragen
en wel ca. 550,
b. Een student hoger beroepsonderwijs leent gedurende 4
jaren van zijn studie een bedrag van 2.500,per jaar
tegen een rente van bijv. 8 Op 'het tijdstip van afstu
deren bedraagt de studieschuld ca. 12.200,Indien de
terugbetaling twee jaar na beëindiging van de studie aan
vangt de studieschuld is dan opgelopen tot ca.
14.200,bedraagt het gedurende 15 jaren jaarlijks
te betalen bedrag aan rente en aflossing ca. 16.50,
c. Hardheidsregeling. Er zal nog een regeling worden ge
troffen voor geldnemers, die in geval van bijvoorbeeld
werkloosheid of een te gering (aanvangs-)inkomen. (tijde
lijk) niet in staat zijn aan hun verplichtingen wegens
rentebetaling en aflossing te voldoen. Zou na deze perio
de de debiteur nog niet in staat zijn aan zijn normale
verplichtingen jegens de bank te voldoen dan zal een
procedure in gang worden gezet welke uiteindelijk zal
leiden tot overname van de (restant-)schuld door het
Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.
II. AANVRAGEN
De studie/opleiding waarvoor een studielening wordt aan
gevraagd moet van het betreffende studiejaar tenminste 9
maanden in beslag nemen. Wie voor het studiejaar 1973/'74
voor een studielening in aanmerking wenst te komen kan dit
uitsluitend doen door zo spoedig mogelijk, maar in ieder ge
val vóór 1 mei 1974 een aanvraag in te dienen. Aanvraag
formulieren zijn te verkrijgen bij de onderwijsinstelling waar
men studeert. Tevens ontvangen de aanvragers daar een uit
voerige toelichting. Rechtstreekse indiening van de aanvraag
bij de hoofdafdeling Rijksstudietoelagen is niet mogelijk.
Voorlichtingsstaf
M. VERBOON
E.S.V. voorlichting.
A.S.F. - Den Haag
TOT voor kort gold hiervoor de regeling dat men ver-
plicht verzekerd werd nadat gedurende tenminste
een volle kalendermaand was gewerkt en in die periode
gemiddeld per dag tenminste 35 van het minimum
loon was verdiend.
Deze regeling is per 1 januari 1974 vervallen.
Daarvoor in de plaats is een nieuwe regeling gekomen
die voor de beoordeling van de verzekeringsplicht in
grote lijnen de volgende criteria stelt.
1. Om verzekerd te zijn dient de betrokkene bij de be
treffende werkgever persoonlijk arbeid te verrichten
JAARLIJKS worden tijdens de seizoendrukte in de
agrarische sektor scholieren/vakantiewerkers en
zgn. gelegenheidsarbeiders ingeschakeld om te helpen
bij de noodzakelijke werkzaamheden. Een steeds weer
terugkomende vraag is of deze hulpkrachten onder de
sociale verzekeringswetten vallen.
Ter beantwoording van deze vraag dienen deze hulp
krachten in de eerste plaats te worden onderscheiden in
twee categorieën, n.l. zij, die tot de werkgever in een
dienstbetrekking (loondienstverhouding) staan en de
overigen.
Wordt in een dienstbetrekking gewerkt dan is men
zonder meer verplicht verzekerd.
Volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Be
roep kan niet van een dienstbetrekking worden gespro
ken, indien de gelegenheidswerker volkomen vrij is in
het bepalen van de tijdstippen van komen op en gaan
van het werk en ook vrij is om in het geheel niet op het
werk te verschijnen.
Ook degenen echter die niet in dienstbetrekking werk
zaam zijn kunnen dus onder bepaalde omstandigheden
als verplicht verzekerde worden aangemerkt.