De Bintje
in de branding
UIT DE
PRAKTIJK
Bezint eer ge begint en ga niet
Door later begin meer animo voor vloeibare kunstmest toediening
af op hetgeen buurman doet
6
Graag wil ik middels dit artikel de bijzondere aan
dacht vragen voor het zo algemeen gebruik van het ras
Bintje bij onze consumptieteelt. Gaan we wel de goede
richting uit? Wat zijn de motieven die een rol kunnen
spelen bij het gebruik van een bepaald ras? Moeten we
niet eens op een andere denklijn geplaatst worden? En
met „we" bedoel ik allen, die werken in de aardappel
keten van rassenproducent tot aan de aardappelconsu
ment.
Een veelheid van rassen staan ons in de sector aard
appelen ten dienste. Waarschijnlijk veel te veel. Misschien
zouden we het met de helft ook wel kunnen doen. Het
instandhouden en vermeerderen van meer dan 100 ras
sen kost in het totaal gezien, veel te veel.
De gemiddelde pootgoedproduktie is ongeveer 200 ha
per ras. Maar dat gemiddelde komt heel anders te lig
gen wanneer we er enkele van onze meest betekenende
rassen uitlichten, die samen de helft van de oppervlakte
pootaardappelen beslaan. De stamselectie, de geschei
den bewaring, het sorteren in de vele maten en de ver
zending ervan staan bij bo'n utigebreid rassenpakket een
verdergaande specialisatie toch wel in de weg.
HET RASSENPAKKET VOOR DE EXPORT
Als exporteur van pootaardappelen over de hele aard
bodem hebben we in Nederland meer rassen nodig dan
alleen voor onze eigen bestemmingsteelt. Met onze spe
cifieke rassen voor specifieke bestemmingen hebben we
onze exportpositie opgebouwd. Maar ik vraag me toch
wel af of dit grote aantal niet wat teveel van het goede
is. Moet er niet wat meer samenspel zijn? Om onze
grote pootgoedproduktie" te behouden, moeten we dan
niet wat kritischer zijn op al die kleine rassen?
En het gaat maar steeds door. Met voortvarendheid
komen er rassen van de lopende band", terwijl in veel
trager tempo de oude rassen verdwijnen. Als we kosten
willen besparen en daar zijn we immers op een aantal
plaatsen in de pootgoedsector mee bezig, dan zal er toch
eens een extra kritisch oog geworpen moeten worden
op die grote veelheid van rassen.
Een veelheid van rassen die mede tot stand gekomen
is door prachtig werk van de pootaardappelexporteurs.
En nogmaals moet dan ook gezegd worden dat onze na
tionale exportpositie mede daaraan te danken is! Maar
ik dacht dat „een knuppel in het hoenderhok gooien" wel
Het voorjaarsachtige weer van deze winter laat ook
op WALCHEREN zijn sporen na. Bomen en struiken
laten al een sterke knopontwikkeling zien en sommige
beginnen al aai dig uit te lopen. Ook het grasland heeft
een prachtig groene kleur en er is al enige grasgroei.
Wanneer we de natuur zo bekijken dan is deze een
maand vóór. We wanen ons wat dit betreft eerder in
eind maart dan eind februari!
Met de toestand van de grond en de struktuur liggen
we echter beslist niet vóór! Vooral de wat laat geploeg
de bietenpercelen laten bepaald nog geen aantrekkelijk
beeld zien en vooral de ondergrond is niet in al te
beste doen. Door de flinke regenval in deze maand en
het uitblijven van een vorstperiode is de natuurlijke
struktuurverbetering tot op heden achterwege geble
ven. Het ziet er dus in de bouwvoor, waar na de kieming
toch de belangrijkste wortel vorming moet plaats vin
den, nog niet zo rooskleurig uit. Voor een goede en
vlotte opkomst is mede van belang een goed zaaibed
(35 cm en loskruim). Hiermee zijn we er echter nog
niet. Ook het hieronder liggende zogenaamde wortelbed
dient in goede konditie te zijn en ook zoveel mogelijk te
worden gehouden. Daarom geen grond gaan bewerken
als we al een goed zaaibed kunnen maken, maar ons
eens goed is om de aandacht te krijgen. Unze situatie
in de pootgoedsector, met z'n bijzonder hoge kosten, is
vandaag een andere dan enkele jaren geleden.
Aan de ene kant een prachtig uitgangspunt door hoge
kwaliteit, waardoor grote belangstelling in binnen- en
buitenland. Maar aan de andere kant een wat weifelen
de houding van de producenten in verband met groie
risico's en sterk stijgende kosten. Bij het handhaven van
onze positie, bij het bestrijden van de kosten behoort het
op de juiste wijze beheren van het rassenpakket.
De Nederlandse kwekersbond heeft op basis van vrij
willigheid al veel bereikt. Ik vraag hiervoor haar bijzon
dere aandacht!
DE FABRIEKS- EN CONSUMPTIEAARDAPPELSECTOR
Bij het onder de loupe nemen van de binnenlandse
bestemmingsteelt, kunnen we constateren dat onze fa
brieksaardappelsector over een goed en gespreid rassen-
pakket beschikt. Enkele kwekers hebben daar gericht
aandacht aan geschonken en zijn daar goed in geslaagd.
De producent kan bewust een keuze maken uit enkele
nog goede „gewone" rassen en uit een beperkt aantal
A.M.-rassen, zelfs met verschillende physio's. Een vrij
ideale situatie. Niet teveel rassen bij de instandhouding
en toch voldoende spreiding om bij het uitvallen van één
of meerdere rassen, om welke reden dan ook, terug te
vallen op voldoende andere.
En de consumptiesector? De oppervlakte van z.g.n.
„tyische binnenlandse" consumptierassen loopt ziender
ogen lerug. Onze Rode Star en Eigenheimer gaan zo
langzamerhand en steeds meer naar de delicatesse za
ken toe. Dat betekent tevens dat in deze catagorie, in
deze markt, slechts plaats is voor een kleine hoeveel
heid, geteeld door een beperkt aantal producenten.
Zo langzamerhand is het ras Bintje 50.000 ha) het
consumptieras van Nederland geworden. Eigenlijk nog
steeds bijzonder, dat dit oude ras zich zo door alle tij
den heen heeft kunnen handhaven! 't Is een wonder te
noemen dat dit ras een antwoord kon geven aan de mo
derne vormen waarin de consumptieaardappel bij de con
sument gebracht wordt.
We hebben met de Bintje leren leven en werken onder
vele omstandigheden. Wij kennen om zo te zeggen, het
ras door en door! We hebben er ook veel voor over! Er
zijn zelfs „kwaliteitslaboratoria" voor ingericht. Jammer
dat nog steeds niet naar kwaliteit wordt uitbetaald; dan
zou een blijvend effect kunnen uitgaan van het daarin
geïnvesteerde kapitaal! En hoewel onze kwekers meer
dan 100 rassen op de markt gebracht hebben zijn ze er
tot op heden niet in geslaagd om een redelijk ras naast
de Bintje te plaatsen.
Ik heb wel eens eerder gezegd: men moet van goede
huize zijn om een „Bintje vervanger" te kweken en van
betekenis in het verkeer te brengen. Ik zou er nu toch
eens speciaal op willen wijzen dat dit een bijzonder ge
vaarlijke situatie is. We zullen er met z'n allen aan moe
ten werken om één of enkele rassen van betekenis naast
de Bintje te plaataen. We weten maar al te goed dat dit
erg moeilijk is omdat de toestand zo ideaal lijkt. In de
eerste plaats ideaal omdat wij Nederlanders de enigen
zijn die zo bijzonder goed Bintje kunnen telen en mede
daardoor misschien lastige concurrenten van het lijf kun
nen houden. Voorts ideaal omdat we in onze hele ge-
dachtenwereld zo op die Bintje zijn ingesteld. De over
schakeling op een ander ras zou wel eens een revolutie
kunnen inhouden bij teelt, bewaring, transport, be- en
verwerking.
Maar als je de Bintje ziet liggen, telkenjare weer op
Moderne laadapparatuur maakt het bij Van Tuijl te Ga
meren mogelijk zonder veel personeel de grote trailer
combinaties te laden die voor het aardappeltransport
worden ingezet.
nieuw, als standaardras tussen aankomende zaailingen
of klonen, dan moet je vaak onbegrijpelijk de schouders
ophalen. Zo slecht komt deze standaard veelal voor "den
dag, althans op de proefvelden.
CONCURRENTIEPOSITIE HANDHAVEN
Het zou ons vooral dit jaar wel gepast hebben om een
iets grover groeiend ras te hebben. In „phytophtora"-
jaren vraagt de bescherming niet alleen veel tijd en geld
maar ze vormt ook een bedreiging voor het milieu met
het gebruik van vele, in ieder geval voor de toekomst
vreemde stoffen. In jaren waarin zo af en toe een stil
stand tijdens de groei, gevolgd door een snelle groei
periode, optreedt, geven voorts wonderlijke vormen vaak
aanleiding tot veel uitval.
Het noodzakelijk opwarmen vóór bewerking en het
toch nog veel optreden van blauw zijn ook factoren die
aan de negatieve zijde van de balans van het ras Bintje
staan. Ik dacht dat het toch een uitdaging moet zijn voor
de Nederlandse kweker en handelaar om voor de Neder
landse producenten en verwerkers een paar rassen „neer
te leggen" waardoor we wat veiliger de toekomst ingaan.
Veiliger, om onze concurrentiepositie die zo zeer door
anderen benijd wordt te handhaven en verder uit te bou
wen.
We zaten een aantal jaren in de lift door de storm
achtige ontwikkeling van de industrieën. De industrieën
gaan wel door, maar onze teeltoppervlakte lijkt naar een
maximum te gaan. In deze „consolidatie" zullen we toch
kosten- en concurrentiefactoren moeten opvangen. En
dan zouden enkele nieuwe, nog betere rassen, mogelijk
met ,,A.M.-kwaliteit" wel eens nieuwe perspectieven kun
nen bieden. Een strikt zakelijke aanpak kan slechts lei
den naas het gestelde doel!
Resumerend vraag ik dus bijzondere aandacht voor
ons rassenpakket. Misschien wat te veel rassen bij onze
export, een matige commercialisatie in de fabriekssector
en een wankele voorziening in de consumptie-sector!
A. VERMEER - Swifterbant.
Wij schrijven 25 februari en het zag er op SCHOUWEN -
DUIVELAND niet naar uit dat er vóór maart nog noe
menswaard veldwerk verricht kon worden. De hoop d^t
we in februari over een (nacht-) vorst konden begin
nen met kunstmeststrooien is verkeken. Evenwel kan in
maart ons nog voor verrassingen zorgen. Ondanks dat,
ziet het er toch paar uit, dat we dit voorjaar te maken
krijgen met een in het algemeen ongunstige struktuur
van de grond. Al is het bovenop straks dan wel wat
„grijs", onderin zal het wel tegenvallen! Het gevolg
hiervan zal dan ook zijn, dat de leuze: „Geduld is een
schone zaak", dit voorjaar van zeer grote betekenis zal
worden. Dit geldt niet alleen t.a.v. kunstmeststrooien,
-spuiten, maar ook t.a.v. het zaaien, poten, vooral met
het oog op het mogelijk optreden van zoutschade. Of dit
geduld opgebracht kan worden, hangt mede af van de
instelling van de ondernemer, maar wellicht helpt de
ook afvragen of het dieper gelegen wortelbed een der
gelijke bewerking al toelaat, zonder dat hieraan teveel
schade wordt toegebracht. Denk aan sporenschade! De
weersomstandigheden in het verdere verloop van de
groeiperiode spelen hierbij ook een belangrijke rol. Een
feit is dat bij wat ongunstige weersomstandigheden,
hetzij overvloedig vocht of te weinig vocht, de planten
hiertegen meer weerstand hebben bij een goede bewor-
teling in een gunstig wortelbed. Waarmee we maar wil
len zeggen dat we vooral dit voorjaar veel geduld zul
len moeten opbrengen om in de grond zo gunstig moge
lijke kondities voor een vlotte groei van de gewassen
te behouden. Met het voorgaande in het achterhoofd kan
dit misschien een bijdrage zijn om het spreekwoord in
toepassing te brengen: „Bezint eer gij begint"! (en ga
niet enkel op de buurman af.)
Het vergaderseizoen nadert weer zijn einde. Op veler
lei terrein is weer getracht de praktijk wat te bieden
voor het a.s. oogstjaar of langere termijn. Ieder van on
ze ondernemers zal voor zichzelf moeten uitmaken wat
van het gebodene toepasbaar is op 't bedrijf. Vastgesteld
mag worden dat de belangstelling voor diverse verga
deringen redelijk tot zeer goed was en beter dan voor
gaande jaren. Dat is een verheugende ontwikkeling.
natuur ook wel een beetje mee. Vast staat praktisch al,
dat naast voorzichtig begin een oppervlakkige bewer
king de voorkeur verdient en het blijft gewenst te stre
ven naar zo weinig mogelijk bewerkingen. Ook aan de
diepte bij het zaaien en poten (de afstelling) zal dit voor
jaar een grotere betekenis gegeven moeten worden.
Stemmen uit de praktijk wijzen er op, dat er meer
animo is voor toepassing van kunstmest in vloeibare
vorm (t.w. N en N P). Er zijn momenteel vier grote
machines hiervoor geschikt aanwezig. Hoe later
een begin gemaakt kan worden met de werkzaamheden
op het land, des te eerder zal er naar onze mening nei
ging ontstaan tot genoemde toepassing.
De voor- en nadelen zijn reeds voldoende besproken
op voorlichtingsbijeenkomsten. Toch zijn enkele opmer
kingen hier nog wel op zijn plaats. Op niet kalkhouden-
de grond is de werking van opgeloste N gemiddeld ge
lijk aan die van KA.S. Op oude kalkhoudende grond
is de gemiddelde werkingscoëfficient t.o.v. K.A.S. 90%,
wanneer men zich baseert op de opbrengst. Afgaande
op verschillen in stand van het gewas deed de N-oplos-
sinig 't nog slechter. De oorzaak moet gezocht worden
in de component Ureum. Dit element heeft een wat
wisselvallige werking. Bij nat donker weer na de be
mesting is de werking het beste. Droog en schraal weer
na de toediening kan grote verliezen veroorzaken. Al
deze narigheden zijn in hoofdzaak te verhelpen door de
meststof direkt na het spuiten in te werken. De mest
stof heeft een verzurende werking, maar op de meeste
gronden is echter een ruime buffer in de vorm van kalk
in de grond aanwezig. Vloeibare meststoffen liefst ner
gens mee mengen!
Bij de suikerbietenteelt heeft toepassing van Temik
ook grotere belangstelling. Dit granulaat ter bestrijding
van bodeminsecten en 1ste generatie van de bietenvlieg
in hoeveelheden van 610 kg/ha direkt bij 't zaad. Te
vens als bestrijding van aaltjes dan 25 kg/ha naast de
zaaivoor (vanwege mogelijke invloed op kiemkracht
van het zaad). Afdraaien van de granulaatstrooier is
gewenst.
Ten aanzien van het 't bouwplan kan nog opgemerkt
worden, dat er een lichte uitbreiding komt van het
erwten-, vlas- en uienareaal. Snijmais-areaal ondergaat
zelfs een sterke uitbreiding en korrelmais een sterke
inkrimping!