Arbeidsongeschiktheids
verzekering (A.O.V.)
u
mag
't
zeggen!
3
£1
7 ONDER er al te veel ruchtbaarheid aan te geven
zijn de tarieven voor de vrijwillige arbeidsonge
schiktheidsverzekering (A.O.V.) met ingang van 15 fe
bruari 1974 vrij drastisch verhoogd en wel met goedkeu
ring van de Minister van Economische Zaken. Zoals
reeds gesteld treedt deze verhoging als het ware met
stille trom in werking! Zulks in tegenstelling tot de ver
hogingen in de autobranche en ziektekosten-sector! Toch
zijn de verhogingen in de A.O.V.-sfeer niet mis te ver
staan.
Dat er weinig over is gepubliceerd in dag- en vak
bladen komt waarschijnlijk omdat de A.O.V. slechts voor
een beperkte groep uit onze samenleving van toepassing
is n.l. de zelfstandige ondernemers! En van laatstge
noemde groep hebben er nog geen 50% een A.O.V.
verzekering lopende.
Drs. J. DIJKGRAAF,
L.C.C. - Goes.
\A7E zijn de laatste tijd in deze rubriek nogal eens de
niet-materiële toer opgegaan met woorden als
naastenliefde, medemenselijkheid, ethiek en dergelijke.
Een beetje wonderlijk eigenlijk in een blad als dit, dat
qua doelstelling iedere week „bol" staat van econo
mische en technische problemen, waarmee onze land
en tuinbouwers worstelen. Worstelen om een rechtvaar
dig deel van de koek, dat nationaal inkomen heet, te be
machtigen. Zo schrijft ondergetekende als het ware over
zaken, die in feite in een geheel andere wereld thuis
horen dan de wereld, waarin dit blad zï?h beweegt.
Sommigen zullen zich hieraan ergeren, terwijl anderen
de afwisseling, die dit veroorzaakt wellicht een beetje
kunnen waarderen. Niet alleen onder boeren en tuinders
maar ook onder vele andere lezers. En dat zijn er nogal
wat!
Vandaar, dat wij voor onze ondernemers dan wel deze
verhoging voor het voetlicht brengen. Voor nieuwe pos
ten zijn de verhoogde tarieven per 15 februari 1974 van
kracht. Voor lopende A.O.V.'s gaat de verhoging in per
eerstvolgende prolongatiedatum, aanvangende 1 juni
1974. Althans, zo ligt de situatie bij de particuliere ver
zekeraars.
WAT DOEN WIJ
T JITERAARD is er nog een andere reden waarom wij
op de verhoging van de A.O.V.-tarieven wijzen. U
zult zich n.l. ogenblikkelijk afvragen wat doet onze eigen
O.V.M. van de ZLM met haar A.O.V.-tarieven. Welnu,
daar wilden we het juist over hebben.
Onze prolongatiedatum ligt n.l. op 1 januari 1974. Zij,
die bij ons een A.O.V. lopende hebben ontvingen reeds
in december 1973 de prolongatienota 1974. Daarin komt
dan ook geen wijziging voor 1 januari 1975! Maar ook
voor de nieuwe posten blijven wij onze huidige tarieven
handhaven. U weet, dat wij per 1 januari 1973 Landbouw
Risico hebben geliquideerd en de lopende verzekeringen
hebben opgedeeld onder de 5 samenwerkende O.V.M 'e
Met deze opdeling werd beoogd de veel te hoge on
kosten aanzienlijk te drukken. Welnu, daarin zijn we ten
volle geslaagd. Onze filosofie was en is, dat hoe lager
de kosten zijn hoe meer premie er beschikbaar komt
voor schadeuitkering!
HET EERSTE RESULTAAT
I_J OEWEL wij nog niet beschikken over alle gegevens
van de 5 O.V.M.'s met betrekking tot de geza
menlijke poolschade van de medische varia, waaronder
de A.O.V., lijkt het erop, dat ons eerste boekjaar 1973
er gunstig uit zal zien. Zoals reeds gesteld mede door
de Knappe verlaging van de onkosten.
Waar wij nu al jaren aan werken is een A.O.V.-premie
te kunnen offreren welke gunstig afsteekt, evenals de
O.V.M.-tarieven, bij andere maatschappijen.
Het niet meedoen aan de A.O.V.-premieverhoging per
15 februari 1974 is al een zeer belangrijke stap in de
goede richting. Of wij per prolongatie 1975 niets doen
staat op dit moment nog niet vast. Is ook te verweg om
daarover nu reeds een uitspraak te doen!
WAT ZIJN DE VERSCHILLEN
A LS wij zo'n ophef maken over een eerste belang-
rijke stap wilt u uiteraard meteen weten wat scheelt
mij dat in de portemonnaie. Hieronder dan een vergelij
king van de premies.
A.O.V. GELIJKBLIJVEND TOT 60 JAAR
UITGANGSPUNTEN
NATUURLIJK is het geenszins de bedoeling daarmee
dit blad op een andere formule te brengen. Boven
dien behoort dat ook helemaal niet tot de bevoegdheden
van uw schrijver. Maar wel is hierbij sprake van een
algemener wordend verschijnsel. Namelijk van een ver
menging van het materiële met niet-stoffelijke uitgangs
punten. Dit verschijnsel bespeuren we allerwege in
nieuws- en massamedia, in het gedrukte en gesproken
woord. Ook hier is sprake van vervagende grenzen, van
een zekere integratie, die niet alleen maar beperkt blijft
tot enkele „stichtelijke" stukjes bij nadering van christe
lijke feestdagen. Het verschijnsel is ons inziens wel te
verklaren. We leven nu eenmaal in een tijd, die sterk
gekenmerkt wordt in een zich verdiepen in de fundamen
tele uitgangspunten van het menselijk bestaan. En dat
heus niet alleen onder de jongeren. Wij vinden dit een
duidelijk winstpunt. Voorheen hebben we teveel zaken
gescheiden gehouden, die in werkelijkheid niet te schei
den zijn. Het gaat om het gehele mens zijn, waarvan het
economische een zeer belangrijk aspect is, maar beslist
niet het enige. Bovendien liggen achter ons handelen
diepere drijfveren, die onafscheidelijk verbonden zijn met
onze levensopvattingen en wat dies meer zij. En juist die
diepere achtergronden zijn in het geding en deze vragen
om wat graafwerk.
ACHTERGRONDEN
XTU moeten we uiteraard wel proberen de bijzaken
van de hoofdzaken te onderscheiden, want anders
lopen we al gauw vast in allerlei kleinigheden. Detaillis-
Onze tarieven
Nieuwe tarieven
particuliere mijen
Aanvangs-
leeftijd
Wachttijd Wachttijd
14 dagen 1 maand 14 dagen 1 maand
16 t/m 25
26 t/m 30
31 t/m 35
36 t/m 40
41 t/m 45
46 t/m 50
f 71.-
77,—
84.—
90,—
98,—
99,—
f 67.-
73.—
80,—
86,—
93,—
94,—
f 80.-
87,-
95,-
..111.-
128.-
142,-
f 73,-
80-
88,-
103,-
i1u,-
131,-
(Zie verder paf. 4.)
ten zijn er genoeg in de wereld! Nee het gaat ons in
ziens om de hoofdlijnen van ons bestaan en de rest is
als het ware een invuloefening. Binnen een gegeven
struktuur (hoofdlijnen) zullen we het bestaan van alle
dag met elkaar waar moeten maken. Maar op die hoofd
lijnen zullen we ons dan wel uit en ter na moeten blij
ven bezinnen. Dat is voorwaar in onze roerige maat
schappij geen kleinigheid. Waar staan anderen en waar
staan wij. Economisch, sociaal, cultureel, levensbeschou
welijk en ga zo maar door. Met zonodig vechten vóór el
kaar.
COÖPERATIE - GROEPSBEHARTIGEND
UET lijkt allemaal zo tegenstrijdig met wat we door
gaans in dit blad aan het doen zijn. Het lijkt ook
in tegenspraak met onze coöperatieve aktiviteiten. Hoe
wel we in dit laatste geval meer als groep gezamenlijk
trachten op te trekken. Coöperatie is wat minder indi
vidualistisch en wat meer groepsbehartigend ingesteld.
Dat betekent al meer rekening houden met andere col
lega's. Daardoor houdt de coöperatie een moderne taak
in de geest van met en voor elkaar met democratische
inspraakmethoden. Ook van deze invalshoek uit gezien
is coöperatie nog zo gek niet. Daarom durven we wel
wat buiten het hoofdthema van dit blad te blijven schrij
ven. Coöperatie en boeren en tuinders horen bij elkaar.
De doorwerking daarvan moet zeer zakelijk blijven, maar
geeft tevens de gelegenheid andere levenswaarden in
het beeld te houden. Als het U verveelt kunt U het zeg
gen. Zo niet dan zullen we blijven proberen de harde
zakelijkheid te temperen, met de diepere achtergronden
van ons mens-zijn zowel in ons beroep als daarbuiten!
iP 16 januari van dit jaar heeft.de staatssecretaris!
van onderwijs en wetenschappen aan de Tweede
Kamer een nota aangeboden over een nieuw stelsel van
studiefinanciering. Deze nota is bedoeld als een discussie
stuk over een vraagstuk dat in bepaalde kring de gemoe
deren al een hele tijd bezig houdt. Die bepaalde kring is
die van studerenden en hun ouders en een aantal mensen
die met onderwijs te maken hebben. Speciaal degenen die
te maken hebben met het wetenschappelijk en het hoger
beroepsonderwijs. Het vraagstuk is, in welke mate en op
welke manier de overheid aan studerenden financiële
tegemoetkomingen zal verlenen in de studiekosten.
De huidige regelingen op dit gebied gaan uit van de
opvatting dat studie van kinderen in de eerste plaats een
zaak van de ouders is. Zij zijn het die, als het hen finan
cieel mogelijk is, de studiekosten van hun kinderen voor
■hun rekening dienen te nemen. Alleen als dit niet moge
lijk is dient de overheid bij te springen en er voor te zor
gen dat iemand niet door financiële omstandigheden be
lemmerd wordt in de mogelijkheid om zich door studie
te ontwikkelen en te bekwamen voor een beroep. Zo
nodig krijgt een student dus aanvullende geldelijke hulp.
T'jITGAANDE van deze opvatting wordt op grond van
verschillende regelingen aan ouders en eventueel
aan kinderen studiesteun verleent.
Voor de ouders is er in de eerste plaats een regeling op
het fiscale vlak n.l. in de vorm van kinderaftrek voor
studerende kinderen van 16 tot 27 jaar voor loon- of in
komstenbelasting en vermogensbelasting.
De ouders krijgen deze aftrek, als zij in de studiekos
ten van kinderen, die meer dan de helft van hun tijd aan
studie besteden, als zij in belangrijke mate aan de kosten
van studie en levensonderhoud bijdragen.
Dat betekent voor 1973 minstens f26,per week
(f1352,per jaaren voor 1974 f29,per week
f 1508,per jaar). De kinderaftrek wordt verdubbeld
als de ouders het kind grotendeels onderhouden en ver
drievoudigd als de ouders meer dan 90 van deze kosten
betalen en het kind uitwonend is.
In de tweede plaats krijgen de ouders kinderbijslag
waarbij in dezelfde omstandigheden het kind ook voor
2 of 3 geteld wordt. Vanaf 1973 wordt van de kinderbij
slag geen loon- of inkomstenbelasting meer betaald. Het
bruto-bedrag daarvan is dus tegelijk het netto-bedrag.
A LS het inkomen van de ouders zodanig is dat zij
niet in staat geacht moeten worden de studiekosten
te betalen of die maar gedeeltelijk kunnen betalen, krijgt
de student financiële hulp in de vorm van een renteloos
voorschot en een beurs. De grootte van het bedrag wordt
bepaald aan de hand van normen die elk jaar opnieuw
worden vastgesteld en waarbij inkomen van de ouders,
het aantal kinderen te hunnen laste en ook eventuele
eigen inkomsten van de student een rol spelen.
Behalve deze individuele bijdragen zijn er voor stude
renden aan universiteiten en hogescholen nog collectieve
voorzieningen in de vorm van goedkope maaltijden, huis
vesting en sport.
T)IT totale systeem heeft verschillende bezwaren.
Naar de tegenwoordige maatschappelijke opvattin
gen is het niet juist studiesteun aan oudere studenten
te laten lopen via de ouders. Deze tegemoetkoming in de
vorm van kinderaftrek en kinderbijslag wordt genoten
onafhankelijk van studieresultaten. De werking van de
regeling voor de studiebeurzen en voorschotten is tame
lijk willekeurig.
In de nota wordt nu een ander systeem ontwikkeld.
Kinderaftrek en kinderbijslag zouden in dit systeem ver
vallen. De ouders zouden dus geen bijdrage in de studie
kosten meer krijgen. In plaats daarvan zou aan elke stu
dent een basis-studietoelage worden verstrekt. De hoogte
daarvan zou worden bepaald op de bedragen die ongeveer
gelijk zijn aan het voordeel dat nu uit kinderbijslag en
kinderaftrek wordt genoten.
lTUDENTEN van wie de ouders minder draagkrach-
tig zijn zouden een extra beurs ontvangen. Voor die
extra-beurs zou gelden dat het maximum van basisbeurs
en extrabeurs zou moeten liggen op de maximale hoogte
van de huidige beurs plutf 50 van het renteloos voor
schot. Dit laatste zou als zodanig verdwijnen. Als een
student meent meer nodig te hebben dan basisbeurs en
extrabeurs zou de gelegenheid openstaan een studielening
af te sluiten met garantie van de staat. Déze lening zou
bij een bank gesloten moeten worden en rentedragend
zijn.
De totale studiesteun die de overheid verleent ligt nu
in de orde van 625 miljoen gulden per jaar. Aan uitbrei
ding van de studiesteun kan niet worden gedacht. Con
creet uit te werken regelingen zullen niet tot gevolg mo
gen hebben dat de staat daar meer aan ten koste moet
leggen. In de totale onderwijskosten zou elke student
een bijdrage moeten leveren, een soort collegegeld dus die
op f 500,wordt gesteld.
PR zijn verschillende uitwerkingen van dit stelsel
mogelijk. De regeling geeft de voorkeur aan het
volgende systeem:
Voor uitwonende student:
Een basisbeurs van f 3M0,min f 500,
onderwijsbijdrage is f 2.500,
Maximumbeurs f 5.500,min f 500,is f 5.000,
Voor thuiswonende studenten:
Een basisbeurs van f 2.200,min f 500,is f 1.700,
Maximumbeurs van f 4.000,min f 500,is f 3.500,—
De maximale beurs zou verkregen kunnen worden bij
een ouderlijk inkomen van 1 Va x het minimumloon. Niet
meer dan de basisbeurs zou worden betaald bij een in
komen van 2Vz x het minimumloon. Tussen deze bedragen
zou een korting toegepast worden van 16 van het meer
dere boven 1 Va van het minimumlloon.
De genoemde nota is nog maar een distcussiestuk. Wij
maken er hier melding van omdat er onder de lezers van
het land- en tuinbouwblad een aantal zijn die met deze
zaken te maken hebben. Het is goed van nieuwe plannen
kennis te nemen, ook al kan er nog van alles mee gebeu
ren.
PAAUWE.