KNLC <sfe> v Prijsbeleid en grondpolitiek Boer moet weten waar hij aan toe is! {Vervolg van eerste paging slotconclusie 3 IN VER. ADERING HOOFDBESTUUR BESPROKEN' Het hoofdbestuur van het KNLC had op 5 februari j.l. weer een omvangrijke agenda door te werken. Een hoofdpunt vormde uiteraard de prijzenronde, die in Brussel weer aan de gang is. Maar sommige beleids voornemens van de Nederlandse regering, nog eens weer gebleken bij de jongste behandeling van de landbouw begroting, vroegen ook aandacht. Wat dit laatste betreft had het hoofdbestuur het moei lijk met de blokkade van begrotingsposten, met name waar die rechtstreeks de werkzaamheden van de land- bouwcommissies dreigen te schaden. Dat is het geval bij de subsidiëring van de voorlichting vanwege de organi saties. De afspraak was dat bij afbraak van de agrarisch- sociale voorlichting er een aantal extra plaatsen van eco- nomisch-spciale voorlichters zou komen. Het hoofdbe stuur was er niet gerust op dat een soepele aanpassing en ombouw van de organisatievoorlichting, volgens de gemaakte afspraak, niet zou worden belemmerd door de blokkade van voorlichtingssubsidies; het vroeg in dit verband van wat overeengekomen is. In de sociale sector stond het hoofdbestuur weer stil bij de toekomstige structuur van de ziektekostenverzeke ring. Zonder direct de opvatting van de afdeling Sociale Aangelegenheden geheel te delen, dat de z.g. blauwdruk van de ziektekostenverzekeraars de voorkeur moet heb ben boven de volksverzekering, vond het hoofdbestuur hernieuwd overleg hierover met de beide andere C.L.O. wel gewenst. Overigens zou de verschijning van het (voor)ontwerp van wet moeten worden afgewacht. ORGANISATIE Het hoofdbestuur had in deze vergadering een aantal (voordrachten voor) benoemingen te doen. De heer W. J. Lokhorst te Deil heeft wegens zijn benoeming tot voorzitter van Cebeco-Handelsraad een aantal KNLC- vertegenwoordigingen opgegeven. Nu werd in zijn plaats tot lid van de Landelijke Raad voor Bedrijfsontwikke ling aangewezen de heer ir D. Luteyn te Goes. De beide andere KNLC-leden van deze Raad zijn de heren T. Meijer en J. L. Nysingh. De heer Meijer gaat de vacature vervullen in het bestuur van het O. en S.-fonds, waar overigens de heer D. J. Jonkhans zitting blijft houden. Voor herbenoeming voor de komende zittingsperiode als lid van de Sociaal-Economische Raad was mr Kuyl- man, wegens zijn aanstaande pensionering, niet meer be schikbaar. Tot lid werd benoemd drs N. A. Vaandrager, thans plv. lid, met als plaatsvervanger de heer J. J. Bieunisse te Oosterhout (Gld). Ook was aan de orde de benoeming van bestuursleden van het Landbouwschap, waarbij het hoofdbestuur snel besloot tot handhaving van de thans zitting hebbende personen: ir C. S. Knott- nerus te Steenbergen (plv. H. P. H. Waalkens te Emmel- oord); G. W. Bos te Warffum (plv. D. Bakker te Z. O. Beemster); T. Meijer Jzn te Ruigezpnd (plv. D. J. Jonk hans te Hardenberg); A. van Leeuwen te Delfgauw (plv. H. J. Roerink te Enschede); W. J. Lokhorst te Deil (plv. D. van Nijhuis te Putten). Een ander organisatorisch punt vormde de regeling van de werkbezoeken. Dit jaar gaat het dagelijks be stuur op werkbezoek bij de O.L.M., het U.L.G., de Gro ninger Maatschappij van Landbouw en de ZLM; het hoofdbestuur gaat zijn jaarlijkse vergadering met ex cursie houden bij de L.M.IJ. EEG PRIJSBELEID 1974/75 Het hoofdbestuur besprak uitvoerig de stand van za ken bij de in Brussel weer begonnen prijzenronde. Men stelde vast dat de door de Commissie gedane voorstellen totaal onvoldoende rekening houden met de kostenstij ging waarmede de landbouw nu en in de toekomst te maken heeft. Sommige onderdelen van de Commissie voorstellen passeerden wel de revue, maar het hoofdbe stuur vond het gewenst om zich voor het moment tot de hoofdzaken te bepalen. De aanpak en het standpunt van het C.O.P.A. werden ■graag onderschreven. Met name waar tegenover de Com missie-benadering van de gemiddelde kostenstijging van de laatste vier jaar wordt gesteld dat de voor 1974/75 verwachte kostensituatie de grondslag moet zijn. Met instemming werd overigens vastgesteld dat mede op ba sis van berekeningen overleg wordt gevoerd en dat voor al ook de C.O.P.A.-berekening in de Ministerraad en ad viserende lichamen de aandacht heeft getrokken. Het hoofdbestuur stemde er mee in dat het C.O.P.A. zijn prijzenstandpunt nog eens bevestigde en dat zijn voor mannen dit nog eens met nadruk aan diverse landbouw ministers gaan voorleggen. Wat de bijkomstige Commis sievoorstellen betreft, overgenomen uit het befaamde memorandum, vindt het hoofdbestuur het, met het C.O. P.A., onjuist dat metheden van marktbeleid (b.v. bij granen) worden verzwakt of opgeheven en aparte finan ciële medeverantwoordelijkheid (b.v. heffingen op melk) wordt ingevoerd en zodoende het inkomensbeleid wordt ondergraven. (Zie verder pag. 4.) stelling in deze zaak loslaat, zal in de praktijk blijken dat de financiële konsekwenties van de tegengestelde standpunten meestal geen grote verschillen te zien zul- ;en geven. Overigens is een interdepartementale werkgroep (Landbouw, Justitie en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) met een studie over deze hele problematiek bezig. Wat de blokkering van 15 miljoen gulden op de ruil- verkavelingsuitgave betreft was de heer Van der Stee van mening dat dit in elk geval geen blijvende beper king betekent voor uit te voeren werken. Het gaat hier slechts om de dit jaar noodzakelijke bezuinigingen op alle belangrijke overheidsinvesteringen. Bepaald optimis tisch was minister Van der Stee over de te verwachten uitslagen van de stemmingen over ruilverkavelingen on der de nieuwe procedure. Zeker nu gebleken is dat alle het afgelopen jaar gestemde ruilverkavelingen ook on der "de nieuwe procedure positief zouden zijn uitgeval len. Wel gaf da minister toe dat de grotere aandacht die de natuurbescherming vraagt en ook krijgt een zekere vertragingsfaktor bij de uitvoering der ruilverkavelingen betekent. SUBSIDIEREGELING EN BELASTING C")P een vraag of de minister bereid is het rente- subsidiebeleid voor de akkerbouw op korte ter mijn meer ruimte te geven, nu het aantal aanvragen en toewijzingen nihil is, konstateerde ook minister Van der Stee dat het akkerbouwbedrijf helaas niet zo gemakke- ijk aan het complex voorwaarden dat de regeling stelt, oldoet. De hoofdoorzaak daarvan is gelegen in het aan- toonbaar maken, dat het paritair inkomen van de akker bouwer gelegen is beneden de voorgestelde norm van ƒ23.400,gezien het geringere aantal uren per vol waardige arbeidskracht dat hij op zijn bedrijf in tegenstel ling tot de veehouder werkt. Aangezien de rentesubsidie regeling een Europese regeling is, zal ik zeker niet daar op korte termijn verbetering voor de Nederlandse akker bouwer in aan kunnen brengen, aldus de heer Van der Stee. Als in Brussel zich het gelegen tijdstip voordoet, zal deze zaak evenwel mijn volle aandacht verkrijgen. Aangaande het in de praktijk niet funktioneren van de omschakelingsregeling voor de glastuinbouw in de bui tengebieden zoals Zeeland en Noord-Brabant, merkte de minister het volgende op: De grens van 1500 gulden, die gasbedrijven maximaal in rekening mogen brengen, is indertijd gesteld teneinde de aansluitingskosten voor de glastuinders zo laag mo gelijk te houden. Momenteel worden de verschillende buitengebieden (aan de hand van enquêtes over ligging en aansluitingsmogelijkheden van glastuinbouwbedrijven) met de betrokken gasdistributiemaatschappijen doorge nomen in verband met calculaties en offertes voor aan sluiting. Voor zover na onderzoek blijkt dat de calculaties met recht het bedrag van 1500 gulden overschrijden, kan ont heffing worden verleend. De realisatie van de aanslui- tingsregeling zal echter zoveel mogelijk binnen de met distributiebedrijven gemaakte afspraken moeten plaats vinden. Dit betekent dus niet dat in gevallen, waarbij door lig ging of bijzondere omstandigheden een collectieve aan pak voor de aansluiting niet kan worden gerealiseerd, van de ontheffingsmogelijkheid geen gebruik zal gemaakt worden. Tot zover de belangrijkste passages uit het vraagge sprek met minister Van der Stee. "UI OEWEL men zich in een kort vraaggesprek na tuurlijk altijd tot de grote lijnen van een beperkt aantal onderwerpen moet beperken, is onze eerste in druk toch dat de Minister er in nauwelijks drie maanden in geslaagd is zich de ingewikkelde agrarische proble matiek goed eigen te maken. Dat bleek trouwens ook al duidelijk bij de behandeling van de landbouwbegroting in de 2e kamer, waar dan nog de extra moeilijkheid bij kwam dat deze begroting door z'n voorganger was op gesteld. Een conclusie die uit dit vraaggesprek toch ook wel gedestilleerd kan worden is dat Minister Van der Stee duidelijk de noodzaak van een evenwichtige prijsontwik keling tussen de verschillende sektoren, met name ak kerbouw en veehouderij, voor ogen staat. Wij hopen dot dit bij de komende Brusselse prijsonderhandelingen zal leiden tot een wat duidelijker benadrukken van de akker- bouwbelangen van Nederlandse zijde, dan in het verle den wel eens het geval is geweest. Belangrijk, en ook aansluitend bij de gedachten die in onze kring daarover levén, vinden wij de uitspraak van de Minister dat het onaanvaardbaar is dat de boer lang in het onzekere verkeert in verband met opgelegde of op te leggen beperkingen van het grondgebruik. En dat tegenover iedere beperking reële vergoedingen voor ge leden schade dienen te staan! De grote vraag is natuurlijk hoe deze ons aanspre kende stellingname zo snel mogelijk op aanvaardbare wijze in praktijk gebracht kan worden. Wij denken in "dit kader niet alleen aan de problemen in ruilverkavelings- gebieden, maar zeker ook in gebieden die geconfron teerd worden met beperkingen die b.v. uit gemeentelijke bestemmingsplannen voortvloeien. Al met al ligt er ook voor deze landbouwminister nog heel wat belangrijk werk te wachten. Wij zien de eerste concrete resultaten van dit werk met belangstelling tegemoet! LUTEIJN. IX 11)70 zijn de bepalingen in de gemeentewet over gemeentelijke belastingen ingrijpend veranderd. Tot «n toe hebt n daar niet veel van gemerkt. U krijgt als u eigenaar bent van een onroerend goed van de gemeente jaarlijks een aanslag in de straat- en rioolbelasting die de eigenschap heeft jaarlijks iets hoger te worden. Dat is uiets bijzonders. Integendeel het zon gek zijn als een belasting lager werd! Wie gebruiker is van een woning krijgt ieder jaar een aanslag Personele belasting. De op brengst daarvan is voor het grootste gedeelte voor de ge meente. ook al wordt ze door het Rijk geïnd. In deze situatie is in enkele gemeenten in Nederland, nu al verandering gekomen. Dit als gevolg van de wijzi gingen die in 1970 in de gemeentewet zijn aangebracht. In verreweg de meeste gemeenten is er nog niets veran derd. maar staan wel wijzigingen op stapel. Voor 1 janua ri 1979 moeten alle gemeenten hun verordeningen op dit punt hebben aangepast. Waarom waren wijzigingen nodig en wat houden ze in? OOR de oorlog hadden de gemeenten een eigen be lastinggebied dat hen, zij in beperkte mate, de gelegen heid gaf een eigen belastingpolitiek(je) te voeren, afhan kelijk van de financiële omstandigheden van de gemeente. In de loop van de tijd werd dit gebied door het Rijk steeds meer ingeperkt. Na de oorlog was er eigenlijk maar heel weinig over. De gemeente moest grotendeels leven van uitkeringen van het Rijk. De financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten was een moeilijke zaak. In 1960 kwam tot stand de Finan- ciële-Verhoudingswet 1960. Krachtens deze wet krijgen de gemeenten uitkeringen van het Rijk. De hoogte van de uitkeringen wordt bepaald volgens regels die alleen voor deskundigen op dit gebied dus ook niet voor ons duidelijk zijn. De afhankelijkheid van de gemeenten van het Rijk bleef bestaan. Men meende toch het gemeentelijk belastinggebied te moeten verruimen. De bedoeling daarvan was in de eer ste plaats het rechtstreeks financieel belang van de inge zetenen bij het gemeentelijk beleid te versterken. Dat be tekent in gewoner Nederlands, dat het Rijk de gemeente naren meer wilde laten betalen. Verder wilde het Rijk door die verruiming de gemeen tebestuurders een aansporing geven om bij het doen van uitgaven nut en offer nauwgezet tegen elkaar af te we gen. Zo staat het in de memorie van toelichting bij het oorspronkelijke wetsontwerp. Blijkbaar was men van me ning dat het spreekwoord dat het gemakkelijk riemen snijden is van andersmans leer ook hier opgaat. Of dat zo is valt buiten onze beoordeling! TF/ AT is nu het belangrijkste verschil tussen de oude en nieuwe regeling? Dat is dat een aantal belastingen verdwijnen. Dat zijn ten eerste de twee belastingen die door het Rijk worden geheven, n.l. de Grondbelasting en de Personele belasting. Verder verdwijnen in de gemeentelijke sfeer o.a. de straat- en rioolbelasting, en de vermakelijkheidsbelasting. De laatste voor het grootste deel. De voornaamste belasting die hiervoor in de plaats komt is de gemeentelijke onroerend goed belasting. Deze belasting wordt geheven van de feitelijke gebruikers van het onroerend goed dat binnen de gemeente ligt en van de eigenaar of anderen als die krachtens een zakelijk recht (b.v. vruchtgebruik) het genot hebben van een onroerend goed gelegen binnen de gemeente. Er zijn dus eigenlijk twee onroerend goed belastingen. Eén van de gebruikers en één van de eigenaren enz. Als men zowel gebruiker als eigenaar is moet men beide betalen. Van cle belasting is uitgezonderd cultuurgrond die voor de land- of bosbouw wordt gebruikt. w AT de grondslag van de belasting betreft hebben de gemeenten de keuze tussen twee systemen. Ze kunnen de belasting heffen over de waarde van het onroerend goed. Maar ze mogen die ook heffen over de oppervlakte van het onroerend goed. Per gemeente mag er maar één grondslag gekozen worden. Wat de oppervlakte betreft bepaalt de wet dat daarop vermeningvuldigingscijfers moeten worden toegepast voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik om op die manier rekening te houden met verschillen in waarde in het economisch verkeer. In een uitvoeringsbesluit zijn t.a.v. beide grondslagen nadere regels gesteld. Als elke gemeente afzonderlijk een verordening onroe rend goed belasting zou moeten ontwerpen zou dat voor kleinere gemeenten een werk zijn dat ze bezwaarlijk aan konden, terwijl er allerlei verschillen zouden zijn die het voor de Kroon niet gemakkelijk zouden maken op tijd die verordeningen te beoordelen. Daarom heeft de vereniging van Nederlandse gemeen tenmodel-verordeningen gemaakt. Eén met de WAARDE als grondslag en één met de OPPERVLAKTE als grond slag. Het tweede model is nogal wat ingewikkelder dan het eerste. Welk systeem de meerderheid van de gemeen ten zal kiezen moet nog worden afgewacht. Ook wat het meer gaat kosten! Dat het duurder wordt staat vast. Maar van wat geldt dit tegenwoordig niet! PA AU WE

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 3