Centrale opfok
van jongvee
in Noord-Brabant
Sterk gewijzigde structuur
in de rundveehouderij
11
BEGELEIDING VAN VRAAG EN AANBOD
C.R.A. - Eindhoven
Ing. H. H. VAN LIER
TN de afgelopen twee jaren is een duidelijke ver
betering te constateren van het inkomen op de
melkveebedrijven. Vooral door een aanmerkelijk hogere
melkprijs en een gemiddeld veel hogere opbrengst van
vlees via de uitstoot van nuchtere kalveren en koeien.
Ook de vergroting van de omvang van de melkveestapel
heeft een gunstige invloed gehad op de opbrengsten.
Hierdoor kon de kostenstijging op de bedrijven ruim
schoots worden opgevangen.
Op de bedrijven die in de afgelopen jaren niet meer
uitgebreid en geïnvesteerd hebben, dus met lage kosten
werkten, is het resultaat eveneens beter geworden. De
vraag is echter of in de toekomst bij een te geringe om
vang de kostenstijging wel wordt goedgemaakt door
betere prijzen.
Op een groot aantal bedrijven is de omvang reeds zo
danig dat van een economische produktie gesproken
kan worden. Op de meeste bedrijven met melkvee zal
echter in de naaste toekomst nog geïnvesteerd moeten
worden om de omvang op een voldoende peil te bren
gen. In Oost-Brabant heeft nog 47 van de bedrijven
minder dan 20 melkkoeien.
Dit zal nog worden gestimuleerd door de uitbreiding
van de rijdende melkontvangst. Hierbij moet de melk op
de boerderij in een koeltank worden bewaard. Daarvoor
wordt wel een hogere melkprijs verkregen, doch bij een
omvang van globaal minder dan 40 50 koeien wordt
ook deze investering niet helemaal beloond. Dit is bo
vendien het geval met andere investeringen zoals een
nieuwe stal, melkleiding en verdere mechanisatie van het
bedrijf.
Op vele bedrijven is de oppervlakte te klein om dit
aantal melkkoeien te kunnen houden. Temeer als ook
het jongvee op het eigen bedrijf wordt opgefokt. Hier
voor is 25 30 van het grasland nodig. Daarom zal
bij het doen van investeringen een verantwoorde keuze
gemaakt moeten worden. Wanneer de mogelijkheden om
voldoende melkkoeien te houden beperkt zijn verdient
het overweging om het jongvee af te stoten en te laten
opfokken.
OPGEDANE ERVARING MET CENTRALE OPFOK
KA ET de centrale opfok van jongvee is nu zeven jaar
ervaring opgedaan. De omvang van deze specia
lisatie in Noord-Brabant omvat momenteel 50 opfok-
bedrijven met een bezetting van 5000 of ruim 100 stuks
jongvee per bedrijf en 230 melkveebedrijven met
10.000 melkkoeien.
De deelname neemt nog steeds geleidelijk toe ook in
andere provincies. De bedrijfsresultaten op deelnemen
de melkveebedrijven zijn duidelijk hoger ten opzichte van
de bedrijven die het jongvee zelf opfokken. Deze vorm
van specialisatie blijft grote economische voordelen
geven, vooral voor de bedrijven waar de omvang van de
melkveestapel anders te klein blijft.
GEMENGD BEDRIJF ZAL ZICH
HANDHAVEN
In de rundveehouderij heeft zich de laatste jaren een ver
snelde wijziging in de structuur voorgedaan, aldus ir. M. P.
de Jong, adj.-directeur van het Proefstation voor de Rund
veehouderij te Wagening. Op de CLO-dagen die onlangs
in Utrecht werden gehouden gaf hij een kort overzicht van
de .wijzigingen die zich hebben voltrokken. In de periode
1966/'73 is de melkveestapel met ongeveer 20 toegenomen
terwijl het aantal bedrijven met 30 daalde. Dat betekent
dat in die periode 1 op de 3 bedrijven met het houden van
melkvee is gestopt. De gemiddelde bezetting steeg in die
periode van 12 tot 21 melkkoeien per bedrijf.
Vooral in de categorie grotere melkveebedrijven is de uit
breiding groot geweest. In 1966 waren er op 6 van alle
'bedrijven 30 of meer melkkoeien aanwezig; in 1972 was dat
reeds op 19 van alle bedrijven en ir. De Jong meende diat
dit nu reeds op ongeveer 30 van alle bedrijven het geval
zal zijn. In 1966 werd ongeveer 18 van de totale veestapel
aangetroffen op bedrijven met meer dan 30 koeien, in 1972
was dit percentage reeds 60 Dezelfde tendens is op te
merken bij de groep van bedrijven met 50 en meer melk
koeien: in 1966: 700 bedrijven met 2 van de melkveestapel,
nu naar schatting 6000 a 7000 bedrijven met ongeveer 20
van de melkveestapel.
Ook de resultaten op de opfokbedrijven zijn gemid
deld goed te noemen. De kwaliteit van de opfok is in
het algemeen duidelijk beter dan op de bedrijven die het
jongvee zelf verzorgen. De afkalf leeftijd van de vaarzen
ligt op 2 jaar1 maand. Vooral door de betere ge
zondheid van de dieren wordt een goede groei verkre-
Individuele voeding in de eerste weken bevordert de
gezondheid.
Bij specialisatie aangepaste gebouweninrichting.
gen. Ook de uitval is bijzonder laag. In 1973 bedroeg
de uitval op de Brabantse bedrijven 1,3%, waarvan
0,7 door sterfte. Hierdoor wordt de opfok ook goed
koper.
De economische resultaten van de opfokbedrijven zijn
bij de huidige dagvergoeding goed te noemen. Bij een
omvang van 160 dieren kan onder gunstige bedrijfs
omstandigheden een arbeidsinkomen worden behaald
van 30.000 bij een normaal graslandgebruik op 25
ha.
DICHTERE BEZETTING
Ir. De Jong herinnerde aan zijn twee jaar geleden gedane
naar voren gebrachte mening dat in Nederland op de be
staande oppervlakte grasland inclusief voedergewassen een
aantal van 2,3 tot 2,5 miljoen melkkoeien zouden kunnen
worden gehouden. Hij meende toen dat dit aantal in een
periode van 5 10 jaar bereikt zou kunnen worden. Gezien
de ontwikkelingen van de laatste jaren zal dit aantal echter
binnen zeer korte tijd bereikt worden.
Steed's meer veehouders staan voor de beslissing om in
grijpende veranderingen aan te brengen in hun bedrijfsomzet
of geleidelijk te stoppen met het bedrijf. Deze beslissing
wordt hen afgedwongen door veranderingen in de prijsver
houdingen met betrekkelijk uitermate sterk gestegen ar
beidskosten en de mogelijkheden die nieuwe technische ont
wikkelingen hen te bieden hebben.
Hij noemde in dit verband de technologische vooruitgang
op het gebied van het melken, de veeverzorging, het uitmes
ten en de voederwinning. Daarnaast is er de veel lossere
binding tussen de hoeveelheid eigen grond en het aantal
stuks vee. Dit oefent een grote invloed uit op de toekom
stige ontwikkelingen!
ZUIVELINDUSTRIE
Een grote rol spelen ook de ontwikkelingen in de zuivel
industrie, evenals de prijsverhoudingen tussen voer en melk
en voer en vlees. De verwerkende en toeleverende indus-
triën kunnen een grote rol spelen bij het ontwikkelingspro
ces in de rundveehouderij met allerlei vormen van toeslagen,
kwantumkortingen, contracten, eisen ten aanzien van het
produkt e.d., zoala dat ook te zien is in de ontwikkeling van
de varkens- en pluimveehouderij.
ARBEIDSPRESTATIE
De arbeidsprestatie kan door allerlei technieken worden
opgevoerd. Ir. De Jong maakte in dit verband melding van
UITGAVEN RUIMSCHOOTS GOEDGEMAAKT
gIJ een hogere veebezetting en aankoop van veel
meer krachtvoer, wordt het inkomen per dier la
ger. De dagvergoeding wordt 2x per jaar aangepast, aan
de prijsontwikkeling voor melk en vlees. Momenteel is
de vergoeding ƒ1,99 per dier per dag.
Dit betekent een flinke uitgavepost voor het melkvee
bedrijf, die echter ruimschoots wordt goedgemaakt door
de opbrengst van meer melkkoeien, terwijl de bedrijfs
voering eenvoudiger wordt. Ondanks enig verloop bij
de deelnemers meestal als gevolg van gewijzigde be
drijfsomstandigheden profiteren steeds meer bedrijven
van deze voordelen.
Voor bedrijven die geen perspectief hebben in de
melkveehouderij, is de opfok van jongvee voor derden
een reële mogelijkheid om een goed inkomen te beha
len. Bij een omvang van minder dan bijv. 150 dieren,
kan eventueel zonder bezwaar een veredelingstak aan
gehouden worden om zodoende toch een volledig inko
men te verkrijgen.
VRAAG EN AANBOD
T")E huidige opfokbedrijven zijn in het algemeen goed
bezet, uitgezonderd enkele bedrijven, waaronder
die pas sinds kort gestart zijn. Op menig bedrijf is de
bezetting voor een optimale bedrijfsvoering zelfs te hoog.
Vooral door de toename van de melkveestapel op de
deelnemende bedrijven. Het is blijkbaar moeilijk om van
opfokker te veranderen als er prettige contacten zijn en
goede resultaten behaald worden.
Toch is een te zware bezetting per ha niet vrij van
risico's voor de technische en economische resultaten.
Er is daarom nog behoefte aan meer opfokbedrijven, bo
vendien is er een permanente vraag van melkveehouders
die jongvee willen afstoten.
Ook zijn er een aantal geïnteresseerden om te gaan
beginnen met de opfok voor derden. Vooral de onder
linge afstand en het feit dat men elkaar (nog) niet kent
zijn voor een aantal aspirantdeelnemers een hindernis
voor een eventuele deelname.
BEMIDDELINGSCOMMISSIE
T_T IERAAN kan wel iets gedaan worden Er is een com
missie voor begeleiding van de centrale opfok van
jongvee in Noord-Brabant, die zich bezig houdt om deze
specialisatie zo goed mogelijk te laten verlopen. De com
missie bestaat uit 3 vertegenwoordigers van de opfok-
kers en 3 inzenders-melkveehouders en laat zich advi
seren door de consulentschappen voor de rundveenou-
derij en de Gezondheidsdienst voor Dieren. Het-secreta
riaat is gevestigd bij de heer H. Baltussen, Peelstraat 9
te Wanroy, tel. 088591319.
Wanneer eventuele belangstellenden er niet in slagen
om via individuele contacten afspraken te maken dan is
de commissie gaarne bereid, om hierin te bemiddelen.
Daarvoor is het in ieders belang, dat de candidaat-
deelnemers zich hieromtrent opgeven bij het secretariaat.
Hierdoor wordt een nader inzicht verkregen in de be
hoefte tot deelname waarna de adressen van de belang
hebbenden kunnen worden uitgewisseld. Tevens kunnen
zonodig eventuele adviezen worden gegeven betreffende
de werkwijze enz.
In het verleden is duidelijk gebleken dat na de start
van een opfokbedrijf met een of meer deelnemers, er
vrij vlug een voldoende aanbod kwam uit de omgeving
voor een volledige bezetting op het bedrijf.
Er zijn thans reeds een aantal adressen bekend bij de
commissie van candidaat-deelnemers van beide belan
gengroepen. Door deze bemiddeling kan de deelname
verder worden gestimuleerd, waardoor een bijdrage wordt
geleverd aan een verbetering van de bedrijfsresultaten
in de rundveehouderij.
De ligboxenstal is een omwenteling voor het melkveebedrijf.
de ligboxenstal en vooral de doorloopmelkstal, die een om
wenteling op het melkveebedrijf hebben teweeg gebracht.
Het aantal ligboxenstallen ontwikkelde zich als volgt: 1964:
9; 1969: 330; 1973: 4550; 1973 naar raming 6200. Dat be
tekent dat nu reeds 15 tot 20% van de melkveestapel in
ligboxenstallen is gehuisvest.
Een echt gespecialiseerd melkbedrijf, waarbij alle werk-
(Zie verder pag. 12)