Studiedag 1974 in teken van de kwaliteits aspecten consumptieaardappel De positie van de Nederlandse aardappelteelt in West-Europa 12 C.AJI. - Goes IN ,,De Prins van Oranje" te Goes werd op 18 januari A j.l. de jaarlijkse studiedag gehouden. Deze dag werd als gewoonlijk georganiseerd door de Federatie van de Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting op de Zeeuwse Eilanden in samenwerking met het C.A.R. te Goes. Deze keer was het thema van de studiedag: ,,De aardappel en zijn kwaliteit". Voorzitter, de heer J. A. Fri- derichs, kon in zijn openingswoord ca. 200 belangstellen den welkom heten. Hij schetste in korte trekken de geschiedenis van de aardappel, die door de Spanjaarden in hun veroveringstijd vanuit Zuid-Amerika naar Europa werd meegebracht. Dat deze plant zo'n belangrijk volksvoedsel werd in tal van Europese landen, dat bijv. Ierland in hongersnood kwam te verkeren toen de oogst daar medio de vorige eeuw door de gevreesde aardappelziekte bijna geheel verloren ging. Dat er t.a.v. dit gewas zeer veel onderzoek is ver richt op het gebied van het kweken van nieuwe rassen, de selectie, teeltmethoden en de ziektebestrijding. En tenslotte hoopte hij dat we in het kader van de E.E.G. ook zullen kunnen komen tot een goede prijs voor dit voor de boer belangrijke produkt. De indeling van de dag bestond uit vier inleidingen en een forumdiscussie. In het forum namen naast de in leiders ook de heren J. Kodde en ir. L. Th. J. M. de Wit plaats van wie de laatste als voorzitter. Nederland heeft als de grootste aardappelexporteur van Europa, van oogst 1972 bijna één miljoen ton consumptie aardappelen geëxporteerd. Dit komt overeen met 45 van de totale produktie, waarmee het grote belang van een goe de exportmogelijkheid is aangegeven. Sterke punten hierbij zijn kostprijs en kwaliteit, maar het toont tevens onze af hankelijkheid van anderen. Eén van de andere landen, onze belangrijke afnemer West-Duitsland, heeft zelf ook een be langrijke aardappelteelt. Een belangrijke ontwikkeling sinds 1960 is die toename van industriële verwerking van aardappelen van minder dan 1 in 1960 tot ca, 5 in 1972. 2. Aardappelsituatie per land aFrankrijk. Areaal 350.000 ha aardappelen, overwegend Bintje. Teelt gedeeltelijk geconcentreerd in gebieden met vrij gunstige groeiomstandiigheden en met een gunstige bedrijfsstructuur. Onze grootste concurrent op de Duitse markt: in 1971 600.000 ton. De kwaliteit krijgt ook hier langzamerhand meer aan dacht. b. West-Duitsland. Areaal ca. 500.000 ha, met veel rassen, waarvan Grata, Maritta en Hansa van belang zijn. De teelt vindt hoofdzakelijk plaats op kleinere bedrijven. Er worden veel voeraardappelen geteeld. Aan verbetering van kwaliteit wordt gewerkt, maar deze staat nu nog niet op een hoog peil. In 1972 is gestart met een kwaliteitsmerk voor klein-verpakking. c. Groot-Brittannië. Met een gemiddelde oppervlakte van 5 ha per bedrijf vindt de teelt hier verhoudingsgewijs in grote eenheden plaats, zodat de voorwaarden voor een lage kostprijs aanwezig zijn. Hier staat tegenover dat de grond vaak minder ideaal is: bewerkbaarheid en stenen. De kwaliteit van de Engelse aardappelen is over het alge meen matig, hetgeen waarschijnlijk mede het gevolg is van het garantie prijssysteem via de Potatoe Marketing Board. Engeland heeft hoofdzakelijk witvlezige rassen, maar er komt voor het geelvlezige ras Désiree meer belangstel ling. d. Denemarken is, na de hiervoor genoemde 3 landen met een grote aardappelteelt, een klein land met een weinig betekenende export. Het kwaliteitsniveau is laag. e. Nederland tenslotte heeft zijn grote export te danken aan o.a.: de vrij lage kostprijs een voorsprong in kwaliteit t.o.v, de omgevende lan den een goed geoutilleerd handels- en exportapparaat. De lage kostprijs in ons land is vooral het gevolg van het hoge opbrengstniveau (in 1972 gem. 37.5 ton/ha tegen 26.5 ton/ha in de gehele E.E.G.)Een zwak punt is de minder gunstige bedrijfsstructuur (relatief kleine bedrij ven hoge kosten per ha). In kleigebieden is wel een ontwikkeling naar grotere eenheden bij de teelt; ca. 40 van de produktie vindt plaats op bedrijven met meer dan 10 ha aardappelen. Door relatief goede bewaarcapaciteit wordt de kwaliteit mede gunstig beïnvloed. Voor het behalen van een goed bedrijfsresultaat is de Nederlandse akkerbouwer veel sterker afhankelijk van de aardappel dan zijn collega in de overige E.E.G.-landen. Het areaal aardappelen in van het bouwland: Nederland (kleigebieden) ca. 18 Gehele E.E.G. 5 3. Toekomst In de naaste toekomst mogen we verwachten dat: a. het areaal aardappelen in de E.E.G. verder zal dalen door: sanering teelt (inkrimping van het areaal voeraard appelen); voortgaande teruggang in consumptie, maar wellicht •stabilisatie hiervan over enkele jaren; stijging opbrengstniveau zal tot inkrimping nood zaken. Bij kleinverpakking wordt de uitwendige kwaliteit zichtbaar. 4. Wat kan Nederland doen? Zowel prijs als kwaliteit zullen concurrerend moeten zijn t.o.v. buitenland. Dit betekent: - zo laag mogelijke kostprijs, door een rationele teelt en hoge opbrengsten per ha; aan de kwaliteit zal veel meer aandacht besteed moeten worden. Organisatorisch zullen teler en handelaar meer kwaliteits bewust moeten worden, waarbij het telen naar bestemming sterkere begeleiding van de teelt en toenemende bindingen tussen telers en afzetorganisaties belangrijke zaken zijn. Ook onderzoek op kwaliteit in de regionale kwaliteitslabo ratoria kan hierbij niet gemist worden. Uitbetaling naar kwaliteit is een volgende stap in de goe de richting, waarbij naar verwachting premies een groter effect zullen sorteren dan kortingen. De technische kant van de kwaliteitsverbetering is te be ïnvloeden door: gebruik van gezond1 pootgoedl; juiste bemesting (hoge kaliigiften en niet te zware stik stofgiften) juiste grondbewerking en ziektebestrijding. Alleen op deze wijze zal de Nederlandse aardappelteelt haar huidige, internationaal gezien lang niet slechte, positie DOOR IR. C. D. VAN LOON, MEDEWERKER PROEFSTATION VOOR DE AKKERBOUW TE WAGENINGEN Een gezond gewas heeft als basis gezond pootgoed. 4-rijige pootmachine met gemeenschappelijke voorraadbak, die via een hydraulische kraan wordt gevuld. 1. Ontwikkeling in de E.E.G. Algemeen is in de laatste 10 jaren een sterke daling van het aardappelareaal in de gehele E.E.G. opgetreden; van ruim 3 miljoen ha in 1960 tot ruim 1.5 miljoen ha in 1972. Alleen Nederland vormde hierop een uitzondering met een geringe stijging van het areaal. Deze teruggang in het bui tenland is grotendeels een gevolg van: inkrimping voeraardappelteelt; daling consumptie van 1960 tot 1970 met ca. 10 het geen door de bevolkingstoename neerkomt op 20 per hoofd van de bevolking; gestegen opbrengstniveau per ha; ca. 35 Globaal kan de bestemming van de aardappelen in de E.E.G. als volgt worden aangegeven: verse consumptie en consumptieprodukten 50 pootgoed 10 y zetmeel (alcoholindustrie) ia y veevoer iï b. hogere kwaliteitseisen zullen gelden, enerzijds door toe nemende industriële verwerking, anderzijds door zwaar dere eisen voor verse consumptieaardappelen (klein-ver pakking). Bij een vrije markt voor de gehele E.E.G. zit Nederland niet ongunstig, maar van gebieden in 'Noord-Frankrijk, mid den Engeland en in mindere mate in Duitsland, kunnen we flinke concurrentie verwachten. Engeland is waarschijnlijk tot 1978 geen concurrent door zijn gesloten en beschermde markt. Bij de vorming van een gemeenschappelijke E.E.G.- n^geling voor marktordening is voor Nederland het behoud van een open markt bijzonder belangrijk. Verder zal men binnen de E.E.G. ook de ontwikkelingen in Polen nauwlet tend dienen te volgen. De aardappelproduktie is in dit land groter dan in de gehele E.E.G. en ter verkrijging van harde valuta probeert men op de westerse markten binnen te drin gen. kunnen behouden. Telers en handel zullen gezamenlijk moe ten proberen het kwaliteitsniveau nog verder omhoog te brengen met het oog op een produkt in overeenstemming met de verlangens van de consument. Als hieraan wordt vol daan zal ook in de toekomst voor de vakbekwame Zeeuwse boer een rendabele teelt mogelijk zijn. 5. Discussie In de discussie kwam naar voren dat 'net Potatoe Marke ting Board-systeem, dat in Engeland gqldt, maar liever niet in de E.E.G. moet worden overgenomen. Omdat op onze be drijven soms wel 20 25 van de oppervlakte 'beteeld wordt met aardappelen zou deze regeling slechts voor een klein gedeelte gelden. Hoeveel de kostprijs van de aardappelen in Nederland t.o.v. dtie bij onze E.E.G.-partners lager zou zijn is moei lijk vast. te stellen. Er zijn zeker bedrijven in Frankrijk en Engeland, die qua opbrengstcapaciteit alleen al de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 12