Wat kunnen we leren uit de oliecrisis voor de varkenshouderij? KORTE WENKEN clo-instituut voor de veevoeding □E SCHOTHORST Wel of geen ureum in rundvee voeder A? G. VAN GORP, Redrijfstakdeskundige, C.V.P. TILBURG Toen oc.;i aar.ial weken geleden de eerste berichten over beperking van olietoevoer binnenkwamen, realiseer den wij ons in eerste instantie niet wat dit allemaal kon betekenen. Na enkele dagen werd onze afhankelijkheid, door maat regelen welk. ver buiten onze grenzen genomen werden, erg duidelijk. Als wc de zaken op dit moment eens wat nader bekij ken kunnen wij gelukkig constateren, dat het blijkt wat mee te vallen. Maaruit het gehele gebeuren heeft iedereen toch wel wat kunnen leren! Varkenshouders bijvoorbeeld kunnen zich de volgen de vragen gaan stellen: 1) Wat zullen de gevolgen zijn van de huidige crisis? 2) Kunnen wij ons bedrijf aanpassen waardoor wij min der afhankelijk zijn? 3) Zijn er meer zaken dan de energie welke plotseling moeilijkheden kunnen veroorzaken, als men niet tij dig maatregelen neemt? 1. GEVOLGEN VAN DE HUIDIGE CRISIS a) Te grote beperking van ver warning en ventilatie zal op vele bedrijven de technische resultaten ongunstig beïnvloeden. b) Een aantal kosten zullen stijgen door stijging van de olieprodukten o.a. verwarming, elektriciteit en vervoer van biggen. c) De voerprijzen zullen stijgen door hogere verwer- kings- en transportkosten. d) De prijzen van de slachtvarkens zullen lager zijn, omdat de verwerkings- en transportkosten voor de verwerkende industrie 'hoger zijn. Naast deze extra kostenstijging zal de varkenshoude rij ook de normale jaarlijkse kostenstijging nog te ver werken krijgen. De kostprijs zal hierdoor aanmerkelijk gaan stijgen! 2. MINDER AFHANKELIJK ZIJN a) Door het aantal aanwezige zeugen en/of mestvar- kens beter te verzorgen inplaats van verder uit te breiden, kan men op een aantal bedrijven hetzelf de arbeidsinkomen behalen en is men minder af hankelijk. b) Bij uitbreiding moet men overwegen of een bedrijfs- opzet waarbij men minder afhankelijk is van ver warming en ventilatie (minder roosters, minder batterijen, natuurlijke ventilatie, gebruik van stro) geen voorkeur moet hebben. c) Gesloten bedrijf (minder transport). d) Aanschaf van dure veel energie verbruikende ma chines voor het voeren en het uitmesten als: ver- Vanger van arbeidskrachten zal kritisch bekeken moeten worden. e) Voor bestaande bedrijven kan door nestverwarming inplaats van .ruimteverwarming mogelijk ook wat besparen. f) Door extra aandacht te besteden aan het afstellen van ventilatoren en verwarmingselementen kan mo gelijk ook wel bespaard worden. g) Voor een aantal stallen zal men door een betere isolatie, de verwarmingskos'ten nog 'kunnen ver lagen. Goed afstellen van de ventilatoren bespaard energie. 3. ANDERE OORZAKEN WELKE PLOTSELING MOEILIJKHEDEN KUNNEN VEROORZAKEN a) Begin 1973 ontstond eir plotseling grote schaarste aan eiwit. De visvangst was slecht en de Soya werd schaars. b) De graanoverschotten zijn zeer sterk ingekrompen. De gevolgen waren sterke stijging van de voerprij zen, wat sterk kostprijsverhogend gewerkt heeft. Een boycot van de E.E.G. met als wapen de vee voeder zou zeer zwaar aankomen in de veredeling. c) Besmettelijke veeziekten een H.C.B.-affairé kunnen de varkenshouderij in zeer korte tijd in grote moeilijkheden brengen. d) In eigen land zou men kunnen denken aan de ge volgen van een staking in de veevoedersektor. e) Het probleem van de mest, met de stank welke voor een aantal mensen erg hinderlijk is en de bodem verontreiniging waarover zeer veel te doen is. Denkt u zich eens in dat het verboden zou worden om mest uit te rijden als men deze niet direct onderbrengt? Uitrijden op grasland is dan onmogelijk! Als de hoeveelheid fosfor en koper welke op de grond gebracht mag worden gebaseerd zou gaan worden op een onttrekking van deze stoffen door de gewassen, zou de hoeveelheid aan te wenden drijfmest wel eens gehal veerd kunnen worden. We zullen met lkaar maar ho pen dat het ook met deze dingen allemaal wel mee zal vallen, maar het is toch wel nodig ons eens te realise ren wat er allemaal kan gebeuren. Het behoeft helemaal niet in te houden, dat wij ons bang moeten maken voor de varkenshouderij. Dit alles overdenkende zouden we tot de volgende conclusies kunnen komen: Door de oliecrisis zijn wij geconfronteerd met een aantal beperkingen, welke we ons bijna niet meer voor konden stellen. In een noodsituatie worden de wetten goed opge volgd. Door gezamenlijk problemen aan te pakken kan er veel worden bereikt. Onze afhankelijkheid van anderen is zeer groot. Iedereen heeft ervaren dat er wat bezuinigd kan worden zonder dat men er direct nadelige gevolgen van ondervindt. Probeer deze bezuiniging ook eens toe te passen in de varkenshouderij. Onbeperkt gebruik van energie roept problemen op. Onbeperkte uitbreiding in de varkenshouderij zal dit ook doen! Door gezamenlijke aanpak van ziektenkundige pro blemen en van problemen welke met hinderwet en bodemverontreiniging te maken hebben kan men ernstige moeilijkheden voorkomen. Door een effectieve aanwending van de produktie- middelen kan men de kostprijs mogelijk op een peil houden waarmede men de buitenlandse concurrentie 'het hoofd kan bieden. C.A.R. - Zevenbergen VEEHOUDERIJ i IN DEZE TIJD worden veel kalveren geboren, maar er sterven er veel in de eerste levensweek. Behandel de pas geboren kalveren zorgvuldig! Ontsmetten van de navel is een eerste vereiste. Geef direkt het kalf wat biest. Dit 5 a 6 raac.l per dag herhalen. Door vele malen kleine hoe veelheden biest te verstrekken kan het kuif veel anti stoffen opbouwen. VEEL KALVEREN worden dood of zeer zwak geboren. Een pas geboren kalf moet in een tochtvrije ruimte wor den gestald. Temperaturen van 15° C is de eerste da gen gewenst. Dikwijls ziet men de pasgeboren kalveren vastgebonden achter de koeien op de mestgang. Dit is geen plaats voor de jonge kalveren, het besmettingsge vaar is te groot! DOOR ALLE GEBOREN VAARSKALVEREN aan te houden is er meestal meer jongvee op het bedrijf aanwe zig dan voor vervanging van melkkoeien noodzakelijk is. De winstgevendheid van melkvee is belangrijk beter dan van jongvee. Er moet dan ook gestreefd worden om door goede selektie niet meer jongvee aan te houden dan dringend nodig is. Ir. LJ. Tj. BAKKER - Hoogland Het is gebleken, dat diverse particuliere mengvoeder- fabrikanten er toe over zijn gegaan ureum te verwer ken in het rundveevoeder A of standaardvoeder, dit uiteraard onder de druk van de hoge prijzen van de eiwitrijke grondstoffen. Als men 2 ureum verwerkt, kan men het rundveevoer A momenteel aanbieden voor een prijs, die ongeveer 5 per 100 kg lager ligt. Inplaats van 125 al30 g. verteerbaar ruw eiwit van natuurlijke oorsprong per kg voer, komt er dan maar ongeveer 85 g. vire per kg in voor en de toegevoegde ureum moet dan. het eiwittekort overbruggen. Nu wordt algemeen aanvaard, dat tenminste aan twee voorwaarden moet worden voldaan voor een redelijke benutting van de ureum, te weten: er moet een voldoende hoeveelheid gemakkelijk be schikbaar komende koolhydraten in het rantsoen aanwezig zijn. In de praktijk komt dat er bij ons op neer, dat het rantsoen flink wat zetmeel moet bevat ten. Aan deze voorwaarde wordt in het algemeen al leen voldaan, als een belangrijk deel van het ruw voer uit silage van voldoende afgerijpte snijmais be staat (minstens 15 kg snijmaissilage); er moet sprake zijn van een ernstige eiwit-armoede van het totale rantsoen. Pas als de eiwitvoorziening ligt op ongeveer deel van de behoefte of lager, mag men verwachten, dat toegevoegd ureum een wezenlijke bijdrage in de eiwitvoorziening gaat leveren. Een eenvoudige berekening leert ons, dat op de bedrijven met overwegend graslandprodukten in het ruwvoerpakket een eiwittekort van deze grootte nauwelijks of niet kan ontstaan! Wij gaan om de zaak voor ureum zo gunstig mogelijk voor te stellen bij onze berekening u t van een gras- landprodukt, hetzij hooi of kuilvoer, met de wijde ZW/ vre-ver'houding van 6 1. In het merendeel van de ge vallen zal die verhouding deze winter 4 1 a 5 1 be dragen. Verder gaan wij uit van een betrekkelijk lage droge stof-opname uit het ruwvoer van 8 kg per dier per dag, zoals ook past bij de bedoelde matige kwaliteit van het ruwvoer. En tenslotte verwerken wij ook nog 1 kg ge droogde pulp in het rantsoen. In 99 van de 100 gevallen zal men hiervoor een eiwitrijker produkt als gedroogd gras, mineralenbrok etc. kiezen. Voor twee koeien, met een dagelijkse produktie van 10 resp. 20 kg melk per dag komen wij dan tot de vol gende rantsoenen, waarbij alleen het vre van natuurlijke oorsprong in het A-voer (85 g/kg in aanmerking wordt genomen. g ZW g vre 5700 1000 2880 480 670 48 2178 280 5728 808 De voorziening met eiwit uit natuurlijke produkten ligt hier op ongeveer 81 van de C.V.B.-norm. koe van 550 kg 1. g. met 20 kg melk - (4%) per dier per dag, behoefte g ZW g vre (CVB-normen) 8600 1630 ruwvoeder en pulp als hierboven 3550 528 7,7 kg A-voer (ZW 660, vre 85 g/kg) 5082 654 8632 1182 De voorziening met eiv/it uit natuurlijke produkten ligt hier op ongeveer 73 van de C.V.B.-norm. In de praktijk, waarin men niet te maken heeft met onze uitgangspunten, die zeer gunstig voor de ureum- verwerking gekozen zijn, komt men in het algemeen ruim boven 80 van de eiwitnorm met het natuurlijk eiwit. Hier komt nog bij, dat de voordroogkuilen of an dere graskuilen tegenwoordig op vele bedrijven een be langrijke plaats in.het ruwvoerpakket innemen. Deze be- vattenvatten een aanzienlijk percentage z.g. niet-eiwit- stikstof. Deze verbindingen maken de kans op efficiënte benutting van de ureum nog kleiner. Als de ureum slechts wordt benut, betekent de verwerking ervan in de prak tijk alleen maar een extra belasting van de lever en de nieren. Het Centraal Veevoeder Bureau heeft dan ook in de vorige winter na een uitvoerig overleg, waaraan wij on ze bijdrage hebben geleverd en waarbij ook vertegen woordigers van de particuliere mengvoederindustrie aanwezig waren, het volgende standpunt ingenomen en gepubliceerd: „Ondermeer op grond van desbetreffende proefresulta- ten kwam deze Commissie tot de conclusie dat deze niet- eiwit-stikstofverbindingen (waar onder ureum) in krachtvoeders voor rundvee, geen wezenlijke bijdrage leveren tot de eiwitvoorziening van de koe, wanneer deze kraehtvoeders worden gebruikt als aanvulling op basisrantsoenen bestaande uit 8 a 10 kg ds uit relatief eiwitrijke ruw voeders als hooi en kuilgras." Het is duidelijk, dat de verwerking van ureum in het krachtvoer voor de bedrijven, waar het ruwvoer hoofd zakelijk uit graslandprodukten bestaat, verwerpelijk is, en wij adviseren zowel de veehouders als de voorlich ters in de 'desbetreffende gebieden: Let op uw zaak en kijk niet alleen naar de kg-prijs van het voer! koe van 550 kg 1. g. met 10 kg melk (4%) per dag, behoefte (CVB-normen) 8 kg ds uit ruwvoer (ZW 360 g, vre 60 g/kg ds) 1 kg pulp 3,3 kg A-voer (ZW 660, vre 85 g/kg)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1974 | | pagina 9